Dik Geurts Ivar 10 H2O, Store Guide

Lees en bewaar dit document zorgvuldig
Please read and retain this document carefully
Dieses Dokument sorgfältig durchlesen und gut aufbewahren
Lisez et conservez soigneusement cette notice
INSTALLATIEHANDLEIDING NL/BE
INSTRUCTIONS FOR INSTALLATION GB/IE
INSTALLATIONSVORSCHRIFT DE/AT/BE/LU/CH
INSTRUCTIONS D’ INSTALLATION FR/BE/LU/CH
Ivar 10 H2O, Store
89000216.00

Plak hier uw typeplaatje.
Adhere your data plate here.
Hier das Typenschild einfügen.
Collez ici votre plaque signalétique.

3
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
INHOUD
1. Inleiding
2. EC Conformiteitsverklaring
3. Veiligheid
3.1 Algemeen
3.2 Voorschriften
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies bij installatie
3.4 Veiligheidsvoorschriften H2O
3.4.1 Thermische veiligheidsklep
3.4.2 De werking van de thermische veiligheidsklep
3.4.3 Overdrukventiel
3.4.4 Ontluchting
3.4.5 Droogkookbeveiliging
4. Uitpakken
5. Installatie
5.1 Voorbereiding op de installatie
5.1.1 Voorschriften
5.1.2 Rookgaskanaal
5.1.3 Landspecifieke installatie-eisen
5.1.4 Buitenluchtaansluiting
5.1.5 Aandachtspunten ten behoeve van de installatie
5.2 Voorzieningen ten behoeve van het cv-systeem
5.3 Plaatsen van de haard
5.4 Retourtemperatuurbewaking in de branderkamer
5.5 Afronden van de installatie
6. Oplevering
7. Onderhoud
8. Storingen
9. Toestelspecifieke informatie
9.1 Luchtschuif en rookgasafvoer
9.1.1 Luchtschuif
9.1.2 Rookgasafvoer
9.2 Binnenbekleding
9.2.1 Vermiculiet
9.2.2 Vlamkeerplaat
9.3 Afstellen deur / Vervangen deurafdichting
9.4 Aanvullende installatie-instructies per toestel
9.4.1 Ivar 10 H2O
9.4.1.1 Buitenluchtaansluiting
9.4.1.2 (De)monteren ruiten in deur
9.4.1.3 Vervangen deurafdichting
Bijlage 1: Meegeleverde onderdelen
Bijlage 2: Technische gegevens
NL

4
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
1. Inleiding
Als fabrikant van houtgestookte verwarmingstoestellen ontwikkelt en produceert DRU Verwarming producten
volgens de hoogst mogelijke kwaliteits-, prestatie- en veiligheidseisen. Deze houtgestookte Dik Geurts haarden zijn
voorzien van een CE-merk, dat alleen gevoerd mag worden voor haarden, die voldoen aan de essentiële eisen uit
de Europese Bouwproductenrichtlijn, waaronder eisen voor veiligheid, milieu en energiegebruik.
Bij de haard worden een installatiehandleiding en een gebruikershandleiding geleverd. Als installateur dient u
erkend en vakbekwaam te zijn op het gebied van houtgestookte toestellen en cv-installaties. De
installatiehandleiding geeft u informatie, die u nodig heeft om de haard zo te installeren, dat deze goed en veilig
functioneert.
Deze handleiding schenkt aandacht aan de installatie van de haard en de daarbij geldende voorschriften. Daarnaast
treft u technische gegevens van de haard aan. De afbeeldingen vindt u achterin dit boekje in de bijlage.
U dient de installatiehandleiding volledig en zorgvuldig te lezen en te gebruiken, alvorens u de haard installeert.
Neem bij vragen of twijfel altijd contact op met uw leverancier.
De gebruikershandleiding geeft u informatie, die u nodig hebt om het toestel goed en veilig te laten functioneren.
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig alvorens de haard in gebruik te nemen.
In de handleidingen worden de volgende markeringen gebruikt om belangrijke informatie aan te geven:
Ø
Uit te voeren acties
!Tip
Suggesties en adviezen
!Let op
Deze instructies zijn noodzakelijk ter voorkoming van mogelijke problemen bij installatie en/of gebruik.
!LET OP
Deze instructies zijn noodzakelijk ter voorkoming van brand, persoonlijk letsel of andere ernstige schades.
Na oplevering dient u de gebruikershandleiding én deze installatiehandleiding te overhandigen aan de gebruiker.
De gebruiker dient de gebruikershandleiding en de installatiehandleiding zorgvuldig te bewaren.
NL

5
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
2. EC Conformiteitsverklaring
De ondergetekende, vertegenwoordiger van:
Fabrikant:
DRU Verwarming BV
Postbus 1021
NL-6920 BA Duiven
Ratio 8, NL-6921 RW Duiven
Verklaart hiermee dat het door DRU uitgebrachte houtgestookte verwarmingstoestel door zijn ontwerp en
bouwwijze voldoet aan de essentiële eisen van de Bouwproductenrichtlijn en dat ze geproduceerd en verdeeld
wordt volgens de eisen van het Belgisch koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot regeling van de minimale eisen
van rendement en emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten voor vaste
brandstoffen.
Kenmerkende producteigenschappen / technische gegevens staan in Bijlage 1, Tabel 2 achterin de handleiding.
Door bedrijfsinterne maatregelen is gewaarborgd dat seriematig geproduceerde haarden aan de essentiële eisen
van de van kracht zijnde EG-richtlijnen en de daarvan afgeleide normen voldoen. Deze verklaring verliest haar
geldigheid als zonder schriftelijke toestemming van DRU wijzigingen aan het toestel worden aangebracht.
Product:
Type:
EC-richtlijnen
Toegepaste geharmoniseerde normen:
Notified body:
Houtgestookt sfeerverwarmingstoestel
Ivar 10 H2O, Store
EC-305/2011
NEN-EN-13240, NEN-EN-13240/A2
SGS Nederland B.V. Reg. nr. 0608
R.P. Zantinge, Managing director
Duiven, 01-09-2020
NL

6
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
3. Veiligheid
3.1 Algemeen
!LET OP
• Leest u dit hoofdstuk over veiligheid zorgvuldig door voordat u begint met installatie of onderhoud.
• Houdt u zich aan de algemeen geldende voorschriften en de voorzorgsmaatregelen/veiligheidsinstructies in
deze handleiding.
3.2 Voorschriften
Installeer het toestel volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies bij installatie
Volg de onderstaande voorzorgsmaatregelen/veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op:
Ø
Installeer en onderhoud de haard alleen als u een vakbekwame installateur op het gebied van houtgestookte
toestellen bent.
Ø
Plaats de haard alleen in een ruimte, waarbij de locatie, de bouwtechnische constructie en de activiteit in deze
ruimte geen gevaar opleveren door het branden van de haard.
Ø
Plaats de haard afhankelijk van het type ophanging op een vloer, tegen een wand of aan een plafond met
voldoende draagkracht.
Ø
Houd rekening met eventuele brandbare schouwbalken boven de haard. Verwijder deze of breng volgens de
bouwrichtlijnen voldoende niet-brandbaar isolatiemateriaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 aan.
Ø
Breng, indien u nog andere brandbare materialen aantreft, volgens de bouwrichtlijnen voldoende niet-brandbaar
isolatiemateriaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 aan.
Ø
Houd bij het plaatsen van een vrijstaande haard rekening met de minimaal vereiste ruimte van de haard tot een
niet-brandbare wand. Deze afstand bedraagt 50 mm.
Ø
Gebruik kachelpijpmateriaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-2 T600.
Ø
Houd bij het plaatsen van de haard en/of de kachelpijpen rekening met de minimale afstand tot brandbare
objecten en materialen (zie Bijlage 1, Tabel 2 èn het typeplaatje voorin deze installatiehandleiding).
Ø
Plaats, in geval van een brandbare vloer, een beschermende vloerplaat (zie hoofdstuk 5.4).
Ø
Dek een vrijstaande haard niet af en/of pak deze niet in met een isolatiedeken of enig ander materiaal.
Ø
Sluit de haard aan op een geschikt rookgaskanaal.
Ø
Verwijder de eventueel aanwezige afsluitklep of schuif in het rookgaskanaal van de bestaande openhaard.
Ø
Laat het rookgaskanaal vooraf inspecteren en reinigen door een erkend schoorsteenveegbedrijf.
Ø
Breng zelf geen wijzigingen aan de haard aan.
Ø
Gebruik uitsluitend originele onderdelen ter vervanging.
Ø
Zorg voor voldoende ventilatie in de opstellingsruimte, plaats zonodig een extra luchttoevoeropening.
Ø
Zorg ervoor dat er nooit onderdruk in de opstellingsruimte optreedt. Sluit, indien van toepassing, de
buitenluchtaansluiting aan en haal daarmee de verbrandingslucht direct van buiten de woning.
NL

7
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
3.4 Veiligheidsvoorschriften H2O
Bij de installatie van een Dik Geurts haard met H 2O warmtewisselaar zijn de volgende zaken essentieel:
Let op!
Installatie zonder de meegeleverde veiligheden is niet toegestaan.
Een haard van Dik Geurts wordt altijd geleverd met de onderstaande veiligheden:
• Veiligheidswarmtewisselaar (warmtewisselaar met ingebouwde koelspiraal);
• Thermische veiligheidsklep, met vloeistofgevulde voeler en capillaire leiding;
• Overdrukventiel, 3 bar
Let op!
Controleer of deze, voor de installatie noodzakelijke, veiligheden aanwezig zijn en begin pas daarna met de
installatie!
• Het in bedrijf nemen van de haard zonder de zekerheid, dat alle veiligheidscomponenten optimaal
geïnstalleerd zijn, is niet toegestaan.
• Zorg voor een goede voorziening voor ontluchting van de meegeleverde warmtewisselaar.
• Alle veiligheidscomponenten moeten na installatie goed bereikbaar zijn voor controle- en servicedoeleinden.
• Alle gebruikte componenten voor de waterzijdige installatie moeten minimaal bestendig zijn tegen
temperaturen van 110 °C.
• Alle geïnstalleerde componenten, die geen deel uitmaken van de levering door Dik Geurts, moeten
aanwijsbaar geschikt zijn voor toepassing in cv-systemen.
• Bij de eerste ingebruikname van de haard dienen alle stappen van de bedieningshandleiding te worden
gerespecteerd.
• De gebruiker dient duidelijk geïnstrueerd te worden over de werking en het onderhoud van de installatie.
• Adviseer de gebruiker jaarlijks een afspraak te maken voor controle en onderhoud.
• De elektrische aansluiting dient volgens de plaatselijk geldende norm te worden te worden gerealiseerd.
Let op!
Wanneer de installatie niet aan deze punten voldoet, vervalt elke vorm van productgarantie.
3.4.1 Thermische veiligheidsklep
Het toestel wordt volgens de norm EN 12828 beveiligd tegen een te hoge watertemperatuur. Hiertoe is een
thermische veiligheidsklep meegeleverd.
Let op!
De capillaire leiding van de thermische veiligheidsklep mag nooit op enige manier geknikt worden, ingekort
worden of beschadigd raken.
Let op!
De veiligheidsklep is uitgevoerd met een zeer dunne en kwetsbare capillaire leiding. Deze heeft als functie de druk,
die opgebouwd wordt in de voeler, over te brengen naar de klep. Wanneer de klep door beschadiging lekt, is de
werking niet meer gegarandeerd en dient de klep te worden vervangen.
Let op!
De thermische veiligheidsklep dient op een ‘koele’ plaats (< 50 °C) te worden gemonteerd en altijd goed
toegankelijk te zijn.
Let op!
Een waterdruk tussen de 1.5 en 2.0 bar moet gegarandeerd zijn.
Let op!
Wanneer de waterdruk niet gegarandeerd is, mag installatie alleen plaatsvinden op een open expansiesysteem.
Let op!
De uitmonding van de overstortleiding moet zo worden gemonteerd, dat er geen gevaar voor de gebruiker kan
ontstaan. Bij het in werking treden van deze veiligheid, stroomt water van ongeveer 100 °C uit de afvoerleiding. Het
aansluiten van een thermische veiligheidsklep is schematisch weergegeven (zie bijlage 2 afb. 2).
Let op!
Zorg ervoor dat de uitmonding van de afvoerleiding van de thermische veiligheidsklep op doorstroming en
lekkage te controleren is.
Let op!
De aansluitleiding voor de thermische veiligheidsklep moet vorstvrij worden aangelegd. Bevriezing moet te allen
tijde worden voorkomen.
NL

8
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
3.4.2 De werking van de thermische veiligheidsklep.
De thermische veiligheidsklep is een op koud leidingwater werkende veiligheid. Wanneer de temperatuur aan de
voeler van de klep te hoog wordt, opent de klep. In dat geval wordt koud leidingwater door de koelspiraal gestuurd
om de overtollige warmte af te voeren. Vermenging van leidingwater en water uit het verwarmingssysteem is
hierbij uitgesloten, omdat de koelspiraal gescheiden is van de cv-ketel.
De veiligheidsklep opent bij 95 °C (+/-3 °C) en zorgt ervoor dat de temperatuur van de cv-ketel onder de 110 °C
blijft.
3.4.3 Overdrukventiel
Overdruk is schadelijk voor het toestel en componenten. Om overdruk te voorkomen, is bij het toestel een
overdrukventiel meegeleverd.
Let op!
Het overdrukventiel moet altijd worden geïnstalleerd! Zonder deze klep kan een veilige werking van het systeem
niet worden gegarandeerd. Houd voor een veilige en correcte werking van het overdrukventiel rekening met het
volgende:
Ø
Sluit het overdrukventiel aan op de haard;
Ø
Gebruik hiervoor een leiding met een minimale diameter van ½”;
Ø
Afsluiters en weerstanden in de leiding zijn niet toegestaan;
Ø
Plaats het overdrukventiel maximaal 1 meter van het toestel.
!Tip
Het meegeleverde overdrukventiel heeft een maximale werkdruk van 3bar.
Let op!
De leiding van het overdrukventiel naar de afvoer moet aan onderstaande eisen voldoen.
Bij een leiding met een maximale lengte van 2 meter geldt dat:
• het maximale aantal bochten in deze leiding 2 is;
• de minimale diameter van deze leiding is ½” is;
• deze vrij is van afsluiters en weerstanden.
Bij een leiding met een maximale lengte van 4 meter geldt dat:
• het maximale aantal bochten in deze leiding 3 is;
• de diameter van deze leiding is ¾” is;
• deze vrij is van afsluiters en weerstanden.
Indien dit ventiel vervangen moet worden, dient een klep met exact dezelfde specificaties te worden gemonteerd.
Monteer de afblaasleiding van het overdrukventiel buiten het directe bereik van personen. Ten behoeve van
periodieke tests dient het overdrukventiel gemonteerd te worden op een toegankelijke plek.
NL

9
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
3.4.4 Ontluchting
Een goede ontluchting is van groot belang voor de werking van het systeem. Ga voor een goede ontluchting als
volgt te werk:
Bovenaan, op de achterzijde van het toestel, bevindt zich een binnendraad sok waarin de ontluchtingsinrichting
gemonteerd dient te worden (zie bijlage 2, afbeelding 1, G);
• Voorzie het systeem in de aanvoer en retour van ontluchtingsmogelijkheden.
• Wanneer lucht zich ophoopt in het systeem, kan de pomp het cv-water niet goed transporteren. De
temperatuurbeveiliging kan dan, vanwege te hoge temperaturen, in werking treden, voordat het toestel warm
water aan het systeem afgeeft.
3.4.5 Droogkookbeveiliging
Let op!
In een half met water gevulde haard, kan er stoomvorming optreden. Dit kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden.
De kans op stoomvorming ontstaat wanneer radiatoren, buffervaten of andere, met water gevulde, elementen
binnen het systeem zich onder het niveau van de haard bevinden. Zorg te allen tijde voor een ontlucht systeem
met een juiste waterdruk.
NL

NL
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
4. Uitpakken
Schenk aandacht aan de onderstaande punten bij het uitpakken:
Ø
Controleer het toestel met toebehoren op (transport)schade.
Ø
Installeer nóóit een beschadigde haard!
Ø
Neem, indien nodig, contact op met uw leverancier.
Let op!
Houd plastic zakken bij kinderen vandaan.
Ø
In Bijlage 1, Tabel 1, staat vermeld over welke onderdelen u na het uitpakken dient te beschikken.
Ø
Om transporttechnische redenen ligt de vlamkeerplaat bij sommige toestellen op de bodem van de haard. Voor het
plaatsen van deze vlamkeerplaat verwijzen we, indien van toepassing, naar hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke
informatie'.
Ø
Door het transport kunnen onderdelen verschoven zijn. Controleer de positie van de keerplaat en
binnenbekledingsplaten.
Ø
Controleer vóór plaatsing de werking van de luchtschuif, de deursluiting en het eventuele draaimechanisme. Voor
het monteren/demonteren van deze onderdelen verwijzen we, indien van toepassing, naar hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie'.
Ø
Verwijder het eventueel achtergebleven straalgrit uit de luchtschuif.
Ø
Neem, indien nodig, contact op met uw leverancier.
Ø
Voer de verpakking af via de reguliere weg.
10

11
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5. Installatie
5.1 Voorbereidingen op de installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en veilige installatie van het toestel.
5.1.1 Voorschriften
Ø
Installeer de haard volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Ø
Houdt u zich aan de instructies zoals vermeld in deze handleiding.
Ø
DRU Verwarming geeft geen garantie op de installatie en het onderhoud van de haard en is niet verantwoordelijk
voor eventueel hierdoor ontstane gevolgschade.
5.1.2 Rookgaskanaal
Voor het rookgaskanaal gelden de volgende eisen:
Ø
Het rookgaskanaal moet van tevoren geïnspecteerd worden door een specialist.
Ø
Het rookgaskanaal dient geschikt te zijn voor het stoken van een houtgestookt toestel.
Ø
De haard dient te worden aangesloten op een enkel, ongedeeld rookgaskanaal.
Ø
Het rookgaskanaal dient schoon en lekdicht te zijn.
Ø
Gebruik voor het rookgaskanaal materiaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-1 T450.
Ø
Gebruik voor de kachelpijp materiaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-2 T600.
Ø
De versleping in het rookgaskanaal mag maximaal 1,5 meter bedragen met een minimale hoek van 45 graden
vanuit het horizontale vlak, mits de trek in het kanaal niet te laag is.
Ø
Bij gebruik van een achteraansluiting op de haard mag het horizontale deel van het rookgaskanaal maximaal 500
mm bedragen.
Ø
Bij gebruik van de achteraansluiting van de haard op een verticaal rookgaskanaal dient een T-stuk met roetzak te
worden toegepast.
Ø
De diameter van het rookgaskanaal moet minimaal gelijk zijn aan de diameter van de rookgasafvoer van de haard.
Ø
De trek van het rookgaskanaal moet minimaal 12 Pascal zijn.
Ø
Plaats eventueel een rookgasventilator indien er te weinig trek is of er onderdruk in de opstelruimte ontstaat door
mechanische ventilatie in de woning.
Ø
In een (te) sterk trekkend kanaal (30 - 40 Pa) dient zonodig een rookgasklep worden aangebracht. Hiermee kan de
trek worden geregeld. Uw toestel kan uitgevoerd zijn met een "remkap" om een eventuele hoge trek te remmen
(zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Maak bij het plaatsen van een flexibele pijp altijd gebruik van de dubbelwandige rvs-uitvoering met een “gladde”
binnenzijde.
Ø
Om roestvorming en beschadiging van de binnenbekleding van de haard door vocht te beperken, dient bovenop
het rookgaskanaal een regenkap geplaatst te worden.
Ø
Het rookgaskanaal dient zelfdragend te zijn en mag niet op de haard rusten.
5.1.3 Landspecifieke installatie-eisen
Ø
Installeer het toestel volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
NL

12
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.1.4 Buitenluchtaansluiting
Sommige haarden kunnen worden voorzien van een buitenluchtaansluiting. Voor een optimale werking van het
toestel dient in geval van een buitenluchtaansluiting met de volgende punten rekening te worden gehouden:
• De doorlaat van de buitenluchtaansluiting en eventueel de doorlaat van een rooster mag niet kleiner zijn dan
doorlaat van de buitenluchtaansluiting op de haard.
• Zorg ervoor dat er max. 4 pascal onderdruk ontstaat in de verbrandingsluchttoevoerleiding. Indien er een
hogere onderdruk ontstaat, zal de haard niet goed functioneren en kunnen er (hete) rookgassen terugstromen
in de toevoerleiding.
• Vermijd het plaatsen van de buitenluchttoevoer in een onderdruk gebied aan de buitenkant van het huis.
Plaats, indien mogelijk, een toevoerleiding met T-stuk naar 2 zijdes van het huis.
• De verbrandingsluchttoevoerleiding mag niet hoger als de onderkant van de haard geplaatst worden, dit om
het terugstromen van rookgassen te voorkomen.
• De verbrandingsluchttoevoerleiding die op de haard wordt aangesloten wordt dient van onbrandbaar
materiaal te zijn.
• De haard functioneert goed met een flexibele pijp van max. 11 mtr. en 4 bochten. Bij langere lengtes of meer
bochten is het raadzaam om een pijp met een grotere diameter (100-125mm) te plaatsen.
• Indien een kruipruimte goed belucht wordt met open roosters mag hier de verbrandingslucht vandaan
gehaald worden. Indien er geen goede beluchting in de kruipruimte is dan kunnen hier schadelijke
radongassen aangezogen worden, dit is niet toegestaan volgens de nationale regels. Nadere informatie over
de buitenluchtaansluiting vindt u, indien van toepassing, in hoofdstuk 9 ‘Toestelspecifieke informatie’.
NL

13
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.1.5 Aandachtspunten t.b.v. plaatsing
!Let op
• Breng zelf geen wijzigingen aan de haard aan.
• Gebruik schone stoffen handschoenen, vermijd vingerafdrukken op de haard en kachelpijpen.
• Plaats de haard afhankelijk van het type ophanging op een vloer, tegen een wand of aan een plafond met
voldoende draagkracht.
• Plaats, in geval van een brandbare vloer, een brandwerende vloerplaat. De vloerplaat van niet-brandbaar
materiaal dient minimaal 300 mm voor de haard uit te steken en minimaal 300 mm breder te zijn dan de
haard.
Controleer deze afstanden, voor plaatsing, aan de hand van de geldende nationale/lokale wetgeving.
!Tip
Een vloerplaat beschermt tegen gloeiende asdeeltjes en voorkomt het vuil worden van bijvoorbeeld een marmeren
of plavuizen vloer. Daarom adviseren wij het gebruik van een brandwerende vloerplaat ook bij plaatsing van
toestellen aan de wand of aan het plafond.
Ø
Controleer op de maatschets van de haard welke diameter kachelpijp u nodig heeft (zie Bijlage 1, tabel 2).
Ø
Gebruik een kachelpijp, die minimaal voldoet aan de normen, zoals vastgelegd in EN 1856-2 T600.
Ø
Plaats de kachelpijpen zodanig, dat nooit een brandgevaarlijke situatie kan ontstaan.
Ø
Houd bij het plaatsen van een vrijstaande haard rekening met de minimaal vereiste ruimte van de haard tot een
niet-brandbare wand. Deze afstand bedraagt 50 mm.
Ø
Houdt bij het plaatsen van de haard en/of de kachelpijpen rekening met de minimale afstand tot brandbare
objecten en materialen zoals aangegeven in Bijlage 1, tabel 2;
Ø
Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een eventuele wand achter de boezem te voorkomen.
Dit geldt ook voor materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden.
Ø
Houdt u zich aan de eisen met betrekking tot het rookgaskanaal, zoals beschreven in paragraaf 5.2.
Voor eventuele toestelspecifieke aanwijzingen verwijzen we naar hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'.
NL

14
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.2 Voorzieningen ten behoeve van het cv-systeem
• Voor het plaatsen van een vrijstaande haard met directe warmte èn warm water als output, dienen de
volgende voorzieningen, op de plaats van de haard, aanwezig te zijn:
• Een waterleidingaansluiting ten behoeve van de veiligheidswarmtewisselaar;
• Een aansluiting op de waterafvoer of riolering ten behoeve van de veiligheidswarmtewisselaar en het
overdrukventiel.
• Een aanvoer en retour van het cv-systeem;
• Een mogelijke elektriciteitsaansluiting bij gebruik van de pomp (deze pomp is een essentieel onderdeel van
het systeem, maar wordt niet meegeleverd!).
Let op!
Houd rekening met een temperatuur van 100 °C in het afvoersysteem.
5.3 Plaatsen van de haard
Het plaatsen van de vrijstaande haard gebeurt als volgt:
Ø
Bepaal de plaats van de haard. De afmetingen van het toestel zijn weergegeven in Bijlage 2, afb 1.
Ø
Voor eventuele toestelspecifieke aanwijzingen verwijzen we naar hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'.
Ø
Zorg ervoor dat er geen brandbare materialen aanwezig zijn.
Ø
Plaats, indien van toepassing, de vloerplaat.
Ø
Zet de haard op een deken of een stuk karton (in verband met een mogelijke beschadiging van de vloer) en daarna
op de gewenste plek.
Ø
Sluit de haard aan op het rookgaskanaal. Volg hierbij de aanwijzingen van de leverancier van het
rookgasafvoersysteem. Gebruik kachelpijpmateriaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-2 T600.
Ø
Verschuif de haard indien nodig en kantel deze iets zodat de deken of het karton weggehaald kan worden.
Ø
Voor de afronding van de installatie verwijzen we naar paragraaf 5.7.
5.4 Retourtemperatuurbewaking in de branderkamer.
Om te voorkomen dat de warmtewisselaar te veel vervuild is het belangrijk de haard zo snel mogelijk boven de
condensatietemperatuur van de rookgassen te brengen en te houden. Dit dient te gebeuren door middel van een
retourtemperatuurbewaking welke ervoor zorgt dat de retourtemperatuur naar de haard niet onder de 60°C komt.
Een pompunit is bij Dik Geurts verkrijgbaar. Het toepassen van een dergelijk systeem is verplicht om de goede
werking van dit product te garanderen. In bijlage 2, afbeelding 2 is een voorbeeld installatieschema afgebeeld.
De verschillende componenten in dit schema zijn:
a) Retourtemperatuurbewaking (pompunit),
b) Expansievat,
c) Ontluchter,
d) Overdrukventiel(3bar),
e) Thermische veiligheidsklep,
f) Watertoevoer,
g) Circulatiepomp cv-systeem.
NL

15
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.5 Afronden van de installatie
Ø
Controleer of er geen gruis, stof of andere materialen in de boezem achterblijven die voor stankoverlast kunnen
zorgen.
Ø
Gebruik schone stoffen handschoenen en vermijd vingerafdrukken op de haard en kachelpijpen.
Ø
Controleer of de binnenbekleding en de keerplaten goed geplaatst zijn in de haard (zie, indien van toepassing,
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'). Verbeter zonodig de positie van deze platen.
Ø
Controleer of de gaten van de secundaire beluchting in de achterplaat recht voor de sparingen in de
binnenbekleding zitten.
Ø
Reinig de haard met een zachte doek en controleer deze op beschadigingen. Spuit de haard eventueel bij met de
meegeleverde spuitbus. Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing op het etiket. Controleer altijd eerst de kleur op een
stuk wit papier of karton voordat u de haard bijwerkt.
Lees eerst de gebruikershandleiding aandachtig door, voordat de haard in gebruik wordt genomen. Voor het
aansteken en stoken van de haard verwijzen wij naar de gebruikershandleiding.
NL

16
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
6. Oplevering
Ø
U dient de gebruiker vertrouwd te maken met de haard. U dient haar/hem onder meer te instrueren over de
ingebruikname, het stoken en het onderhoud van de haard.
Ø
Wijs er bij ingebruikname op, dat
• Na een verbouwing of bij nieuwbouw alle bouwmaterialen goed moeten opdrogen i.v.m. het aanhangen van
stof (o.a. rookdeeltjes) aan vochtige oppervlakten;
• Bij de eerste keer stoken het mogelijk is dat vluchtige componenten uitdampen uit bijvoorbeeld de lak van het
toestel;
• Bij de eerste keer stoken de ruimte goed geventileerd moet worden.
Ø
Wijs op de noodzaak om het rookgaskanaal minstens één keer per jaar door een specialist te laten inspecteren en
reinigen.
Ø
Wijs de gebruiker op de noodzaak de warmtewisselaar te reinigen (zie de gebruikershandleiding, hoofdstuk 4.6).
Ø
Overhandig de gebruiker de gebruikershandleiding én de installatiehandleiding (de installatiehandleiding dient
bijn het toestel bewaard te blijven).
7. Onderhoud
In de Gebruikershandleiding wordt een aantal tips/instructies gegeven voor het onderhoud van de haard. Tevens is
vermeld hoe een aantal onderdelen vervangen kan worden.
8. Storingen
In de Gebruikershandleiding staat een tabel met een overzicht van storingen die kunnen optreden, de mogelijke
oorzaak en de oplossing.
NL

17
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9. Toestelspecifieke informatie
Let op!
• De toestelspecifieke instructies, zoals beschreven in dit hoofdstuk, gaan boven de instructies in de overige
hoofdstukken! Houd bij twijfel de instructies in hoofdstuk 9 aan of neem contact op met uw leverancier.
9.1 Luchtschuif en rookgasafvoer
9.1.1 Luchtschuif
Controleer bij installatie en onderhoud van het toestel de werking van de luchtschuif (zie Bijlage 2, afb. 6). De
mogelijkheid bestaat, dat tijdens transport staalgrit in de luchtschuif is gekomen. Indien de luchtschuif niet soepel
loopt, moet deze worden gereinigd. Hiertoe dient de luchtschuif te worden gedemonteerd. De luchtschuif is
verend opgehangen door middel van een bout en een veer, die zich onder de afdekplaat bevinden.
Ga bij het demonteren van de luchtschuif als volgt te werk (zie Bijlage 2, afb. 6):
!Let op
Indien een buitenluchtaansluiting is gemonteerd, dient deze eerst verwijderd te worden, voordat de luchtschuif
gedemonteerd kan worden (voor het verwijderen van de buitenluchtaansluiting: zie hoofdstuk 9.4).
Ø
Verwijder de vermiculietplaten van de bodem (zie hoofdstuk 9.2.1).
Ø
Verwijder daarna het vierkante plaatje, dat in een uitsparing onder de vermiculiet bodemplaten ligt.
Ø
Draai de inbusbout los met de inbussleutel.
Let op!
Zodra de bout is losgedraaid, valt de luchtschuif naar beneden. Vang de luchtschuif op!
Ø
Controleer de luchtschuif en reinig deze indien nodig.
Voor het terugplaatsen van de luchtschuif dienen de acties zoals beschreven bij het demonteren in omgekeerde
volgorde te worden uitgevoerd.
9.1.2 Rookgasafvoer
De rookgasafvoer heeft een aansluiting met een diameter van 150 mm. De aansluiting kan worden gerealiseerd
met een vaste pijp van 150 mm.
9.2 Binnenbekleding
9.2.1 Vermiculiet
De vermiculietplaten bij de haard bevinden zich op de bodem en tegen de achterwand en zijwanden van het
toestel (zie Bijlage 2, afb. 5).
In de volgende situaties dienen de vermiculietplaten te worden uitgenomen:
• Bij het demonteren van de luchtschuif (zie hoofdstuk 9.1.1).
• Bij vervanging van de vermiculietplaten.
De bodemplaten worden hierbij als eerste uitgenomen en de achterplaten als laatste. Het inleggen van de
vermiculietplaten geschiedt in omgekeerde volgorde.
!Let op
Zorg ervoor dat de vermiculietplaten weer in de oorspronkelijke positie worden teruggeplaatst! Zo dient de
achterplaat met de kleine, niet verzonken, gaten zichtbaar naar voren te worden geplaatst.
NL

18
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.2.2 Vlamkeerplaat
Bij levering ligt de vlamkeerplaat (zie Bijlage 2, afb. 4, stap 1) bovenin het toestel.
Bij onderhoud aan het toestel dient de vlamkeerplaat te worden uitgenomen.
Ga hierbij als volgt te werk:
Ø
Pak de vlamkeerplaat vast en duw de rechterzijde omhoog.
Ø
Schuif de vlamkeerplaat over de richel naar rechts.
Ø
Laat de linkerzijde van de vlamkeerplaat zakken en neem de vlamkeerplaat uit.
Het plaatsen van de vlamkeerplaat geschiedt in omgekeerde volgorde.
!Let op
Het rvs-profiel dient aan de voorzijde geplaatst te worden met de schroefkoppen naar de bovenzijde gericht
(zie Bijlage 2, afb. 4, stap 1).
9.3 Afstellen deur / Vervangen deurafdichting
Controleer bij installatie of onderhoud het sluiten van de deur.
Ga hierbij als volgt te werk:
Ø
Controleer de afdichting van de deur door een vel papier tussen de deur en de haard te plaatsen. Na het sluiten van
de deur mag het vel papier er niet makkelijk uitgetrokken kunnen worden. Controleer de haard rondom.
Bij onvoldoende aansluiten (kieren) dient de deurafdichting te worden vervangen. Zie hiervoor paragraaf 9.4.1.3
9.4 Aanvullende installatie-instructies per toestel
9.4.1 Ivar 10 H2O
Ga bij het aansluiten van de haard als volgt te werk (voor een tekening van de aansluitingen zie bijlage 2,
afbeelding 1):
• Sluit de thermische veiligheidsklep aan op de aanvoer (E) van de koelspiraal. Zorg dat de pijl op de
veiligheidsklep richting de aansluiting van de koelspiraal wijst.
• Sluit de afvoer van de koelspiraal (B) aan op de waterafvoer of riolering;
• Plaats de dompelhuls voor de voeler van de thermische veiligheidsklep in de watermantel. Schuif de voeler
van de thermische veiligheidsklep (C) in de zojuist aangebrachte dompelhuls. Borg de voeler met de schroef
die in de dompelhuls zit. Sluit de retour van het te verwarmen CV-water aan op de 3/4’’ sok; deze bevindt zich
aan de onderzijde van de watermantel (F). Sluit de aanvoer van het verwarmde CV-water aan op de sok aan de
bovenzijde van de watermantel (A). Aansluiting D kan worden gebruikt voor een temperatuur sensor. Een 1/2"
einddop is meegeleverd indien deze niet wordt gebruikt.
NL

19
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.4.1.1 Buitenluchtaansluiting
Voor deze toestellen is als accessoire een buitenluchtaansluiting verkrijgbaar. Montage geschiedt altijd aan de
onderzijde van het toestel. De aansluiting is zowel via de achter- als onderzijde mogelijk.
!Let op
Indien u een RS toestel installeert, is de buitenluchtaansluiting bij levering al voorgemonteerd. Volg dan de stappen
zoals beschreven onder het kopje 'Buitenluchtaansluiting voorgemonteerd'.
Buitenluchtaansluiting niet voorgemonteerd:
Ga bij het aansluiten van de buitenluchtaansluiting als volgt te werk (zie Bijlage 2, afb. 7, 8.1 en 8.2):
Ø
Draai de 8, op de buitenluchtaansluiting, voorgemonteerde bouten los.
Ø
Plaats de buitenluchtaansluiting tegen de plaat, die zich aan de onderzijde van het toestel bevindt.
Ø
Schroef de 8 bouten weer vast.
Ø
Monteer de luchtschuif door middel van de twee inbusbouten.
Maak nu een keuze voor achter- of de onderaansluiting.
Bij een achteraansluiting (zie Bijlage 2, afb. 8.1):
Ø
Schroef de bak ten behoeve van de achteraansluiting met 4 bouten vast.
Ø
Sluit de flexibele slang aan op de ronde ‘pijpmond’ van bovengenoemde bak. De flexibele slang kan alleen van de
achterzijde worden aangevoerd.
Let op!
De ronde pijpmond ten behoeve van de onderaansluiting is niet nodig bij de installatie en dient verantwoord te
worden afgevoerd.
Bij een onderaansluiting (zie Bijlage 2, afb. 8.2):
Ø
Monteer de meegeleverde ronde pijpmond met behulp van 4 bouten.
Ø
Sluit de flexibele slang (Ø 80 mm) aan op deze pijpmond.
Let op!
De bak met ronde pijpmond ten behoeve van de achteraansluiting is niet nodig bij de installatie en dient
verantwoord te worden afgevoerd.
Buitenluchtaansluiting voorgemonteerd:
Ø
Sluit de flexibele slang (Ø 80 mm) aan op ronde 'pijpmond' van de buitenluchtaansluiting.
!let op
Bij een RS toestel is sprake van een volledig gesloten syteem. Zorg hierbij altijd voor een luchtdichte aansluiting van
de flexibele slang op de ronde 'pijpmond' door toepassing van hittebestendige kit.
Volg voor het demonteren van de buitenluchtaansluiting bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde.
NL

20
Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.4.1.2 (De)monteren ruiten in deur
!Let op
• Voorkom beschadiging bij het verwijderen/plaatsen van de ruit.
• Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de ruit(en) omdat deze inbranden.
!Tip
Gebruik bij vingerafdrukken op de ruit(en) de meegeleverde ruitenreiniger.
Voor het verwijderen en daarna weer monteren van de ruit in de deur volgt u onderstaande aanwijzingen (zie
Bijlage 2, afb. 9).
!Let op
Het is van belang dat zowel de volgorde als de orientatie van beide ruiten en het ruitframe op de zelfde wijze
worden gemonteerd als deze zijn gedemonteerd. De binnenste ruit beschikt over een IR-Coating welke aan de
binnenzijde van het toestel geplaatst moet worden.
Demonteren ruiten in deur:
Ø
Open de deur.
Ø
Til de deur eruit door deze naar boven te schuiven.
Ø
Leg de deur op een vlakke ondergrond.
Ø
Draai de 6 boutjes, die de glasstrips vasthouden, los.
Ø
Til de ruiten en het tussenframe eruit.
Monteren ruiten in deur:
Ø
Monteer de ruit en plaats de deur weer terug door de stappen genoemd bij het demonteren van de ruit in
omgekeerde volgorde uit te voeren.
!Let op
• Draai de bouten niet te vast ter voorkoming van afbreken en/of doldraaien: vast=vast.
• Plaats de ruit (inclusief nieuwe ruitafdichting) met het logo rechtsonder.
9.4.1.3 Vervangen deurafdichting
Ga voor het vervangen van de deurafdichting als volgt te werk (zie bijlage 2, afbeelding 10):
Ø
Verwijder de deurafdichting door deze uit het geïntegreerde gootje te halen.
Ø
Verwijder overtollige kitresten uit het gootje van de deurafdichting.
Ø
Breng met hittebestendig kit een nieuwe laag kit aan in het gootje.
Ø
Plaats de nieuwe deurafdichting.
!Let op
Afdichting bij een RS toestel regelmatig controleren, indien nodig vervangen om RS te waarborgen.
NL
Table of contents
Languages:
Popular Ventilation Hood manuals by other brands

Maytag
Maytag 99043751D Installation instructions and use and care guide

Gaggenau
Gaggenau VL 410 instruction manual

Faber
Faber IN-NOVA SMART X A120 instruction manual

Electrolux
Electrolux EFI 60011 user manual

Novy
Novy 7921400 Installation and operating instructions

Gorenje
Gorenje DC 9645 X Installation, maintenance and usage