
F207678R01
Werking van de Twin elektrische vatpomp (fig. D & E)
Het hart van de vatpomp wordt gevormd door een elektrisch aangedreven
pompunit (31) die bestaat uit een 5-tal radiaal geplaatste vaste cilinders (43).
Een elektromotor (38) drijft, via een mechanische overbrenging (45) een as (42)
aan met een daarop bevestigd excentriek (52). Dit excentriek beweegt de vijf
zuigers (44) heen en weer, die het vet via de vetkanalen (47 en 50) naar het vet-
smeersysteem pompen. Behalve het excentriek drijft dezelfde as een roerwerk
(53) aan dat zich onder de pompunit bevindt. Het vet wordt hiermee door de zeef
(54) naar boven gestuwd. Tussen de vetkanalen (47 en 50) bevindt zich een
druk-overstortklep (51), die ervoor zorgt dat de vetdruk de 250 bar niet over-
schrijdt.
Boven het vet bevindt zich een volgzuiger (41). Als het vetniveau daalt, zakt de
volgzuiger mee onder invloed van zijn eigen gewicht. De volgzuiger sluit de toe-
treding van lucht en condensatiewater uit en voorkomt daarmee:
• Oxidatie van het vet.
• Vermenging van het vet met condensatiewater.
• Verzeping van het vet.
De minimumniveauschakelaar (49) bewaakt het vetniveau in het vat. Bereikt het
vet het minimale niveau, dan meldt de minimumniveauschakelaar dat aan de
besturingseenheid.
Werking van de Twin-3 device (fig. A, E & F)
In de Twin-3 device (11) bevindt zich een elektronische besturingseenheid (55)
en een 5/2-weg ventiel (60). Aan het begin van een smeercyclus start de
besturingseenheid de pomp. Het vet wordt uit het vat via het 5/2-weg ventiel
naar het hoofdleidingkanaal gepompt. De stand van dit 5/2-weg ventiel bepaald
naar welk primaire vetleiding (8 of 9) het wordt gepompt. Tijdens deze
zogenaamde pompfase neemt de vetdruk in de primaire vetleiding toe. In een
doseurblok (7) is een vetdrukschakelaar (5) gemonteerd, die een signaal aan de
besturingseenheid geeft als een vooraf ingestelde vetdruk waarde is bereikt. De
pomp stopt, maar de primaire vetleiding blijft door het 5/2-weg ventiel wel op
druk. De periode dat de primaire vetleiding nog op druk wordt gehouden, is een
instelbaar percentage van de periode waarin is gepompt; dit noemen we de
'nasmeerfase'.
Aan het einde van deze 'nasmeerfase' wordt het 5/2-weg ventiel geopend. Het
vet kan uit de primaire vetleiding terugstromen naar het vat, waardoor de druk
zal afbouwen 'drukafbouwfase' De resterende tijd van deze cyclus wordt
gebruikt voor een 'pauzefase' tussen twee cycli. Pas daarna volgt een volgende
cyclus, maar nu in de andere primaire vetleiding.
GEBRUIKSAANWIJZING