MW MACH RVP165 User manual

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
MACH
HANDLEIDING - MODE D’EMPLOI - MANUAL
RVP165 (754720004)
Verfpistoolreiniger
Nettoyeur de pistolets à peinture
Spray-gun washer
P.02 Gelieve te lezen en voor later gebruik bewaren
P.15 Veuillez lire et conserver pour consultation ultérieure
P.28 Please read and keep for future reference
FR
EN
NL
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
2
NL
MACH
Voorwoord
Deze handleiding omvat alle instructies voor de installatie, het gebruik en het onderhoud van de verfpistoolreiniger. Deze
handleiding is een onderdeel van de machine. Bewaar en houd deze in goede staat, zodat u ze op elk ogenblik kunt
raadplegen indien nodig, gedurende de levensduur van de machine.
De goede werking, de veiligheid, het economische gebruik en de lange levensduur van de reiniger zijn aan het naleven van de
instructies van deze handleiding onderworpen.
GEVAAR
Deze handleiding moet gelezen en perfect begrepen worden voor de installatie, het gebruik
of het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden op de machine. De reiniger mag enkel
voor de reiniging van spuitpistolen of kleine onderdelen met behulp van water of waterbasis
oplosmiddelen met specieke kenmerken gebruikt worden. De reiniger mag enkel gebruikt
worden voor het doel waarvoor deze ontworpen en gebouwd werd. Elk ander gebruik word
als oneigenlijk gebruik beschouwd en is daarom streng verboden. De fabrikant wijst elke
verantwoordelijkheid af voor schade aan mensen, dieren of voorwerpen als gevolg van een
oneigenlijk gebruik van de machine, door nalatigheid of het niet naleven van de instructies in
deze handleiding.
Inhoud
1 Toepassingsgebied.............................................................................................................................3
1.1 Toepasselijk gebruik ............................................................................................................................................3
1.2 Oneigenlijk gebruik.............................................................................................................................................3
1.3 Blootstelling gebied .............................................................................................................................................3
1.4 Reinigingsmiddelen .............................................................................................................................................4
1.5 Verboden reinigingsmiddelen................................................................................................................................4
2 Omschrijving van de machine ............................................................................................................4
2.1 Technische specicaties........................................................................................................................................7
2.2 Gevaar- en waarschuwingsbordjes op de machine ..................................................................................................7
3 Algemene veiligheidsvoorschriften en ongevallenpreventie ................................................................8
3.1 Niveaus van gevaar.............................................................................................................................................8
3.2 Kledij.................................................................................................................................................................9
3.3 Ecologie en vervuiling ..........................................................................................................................................9
3.4 Normen voor veilig gebruik ..................................................................................................................................9
3.5 Ontmantelen en verwijderen ...............................................................................................................................10
4 Installatie.........................................................................................................................................10
4.1 Controle voor de ingebruikname .........................................................................................................................10
4.2 Installatie..........................................................................................................................................................11
5 Voorbereiding van de reiniger .........................................................................................................12
5.1 Zone A ............................................................................................................................................................12
5.2 Zone B.............................................................................................................................................................12
6 Gebruik ........................................................................................................................................... 12
6.1 Manuele reiniging in zone A ..............................................................................................................................12
6.2 Manuele reiniging in zone B...............................................................................................................................12
6.3 Kleurtest ...........................................................................................................................................................13
6.4 Scheiding en verwijdering van de verf in zone A...................................................................................................13
6.5 Scheiding en verwijdering van de verf in zone B ...................................................................................................13
7 Onderhoud en periodieke controles .................................................................................................. 13
7.2 De vernevelaar reinigen......................................................................................................................................14
7.1 Problemen met de membraanpomp......................................................................................................................14
8 EG conformiteitsverklaring...............................................................................................................41
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
3
NL MACH
1 Toepassingsgebied
1.1 Toepasselijk gebruik
De reiniger, vaak door carrosserieherstellers gebruikt, is een machine die uitsluitend ontworpen werd voor de reiniging
van spuitpistolen en hun eigen accessoires en containers zoals verfblikken, potjes voor de voorbereiding van verf, lters en
mengstokken. De reiniger kan ook gebruikt worden voor de reiniging van kleine mechanische onderdelen die door olie en
smeermiddelen vervuild zijn. De afmetingen van de te wassen voorwerpen mogen niet groter zijn dan 300 x 120 x 2 mm, en
het gewicht ervan mag niet groter zijn dan 3 kg.
De reiniger werd ontworpen en gebouwd om een hoog beschermingsniveau te garanderen, en voor een effectieve werking in
overeenstemming met de vastgestelde operationele parameters voor de groep II, categorie 2 G in de aanwezigheid van een
explosieve atmosfeer veroorzaakt door gassen, dampen of nevels, overeenkomstig de richtlijn 94/9/EG (ATEX).
De veiligheidsinrichtingen die voor de vervaardiging van de reiniger gebruikt worden, zorgen voor het vereiste
beschermingsniveau, ook bij terugkerende afwijkingen of storingen van de machine, omdat ze in acht genomen werden.
De reiniger is dus in staat te werken in omgevingen waar de sfeer potentieel explosief is. Deze omgevingen behoren tot de
volgende gevarenzone (Richtlijn 1999/92/EG):
• Zone 1: Een omgeving waarin - tijdens normale werkactiviteiten - af en toe een explosieve atmosfeer is te verwachten, dat
uit een samenstelling van lucht en brandbare stoffen in de vorm van gassen, dampen of nevels bestaat.
De machine kan altijd gebruikt worden in omgevingen met een lager explosiegevaar, zoals in zone 2.
1.2 Oneigenlijk gebruik
Vanwege de aard van de constructie kan deze reiniger verkeerd gebruikt worden. Het oneigenlijk gebruik zijn de toepassingen
die, volgens de evaluaties van de fabrikant, gevaarlijk voor de gezondheid van mensen of dieren kunnen zijn, of die de
machine kunnen beschadigen. Voor informatie vindt u hieronder een reeks voorbeelden van oneigenlijk gebruik, die niet
exhaustief is maar wel redelijk voorzienbaar:
• Water met het oplosmiddel tijdens de reiniging mengen.
• Wassen en ontvetten van voorwerpen die met levensmiddelen in aanraking kunnen komen.
• Bewerken of natmaken van gloeiende metaaldelen.
• Dieren wassen.
• Persoonlijke voorwerpen wassen.
• Vuur maken in de verfpistoolreiniger.
• Kunststof onderdelen met oplosmiddelen reinigen.
• De verfpistoolreiniger gebruiken in een omgeving waar ontplofngsgevaar door gassen, dampen, nevel of mist kan
ontstaan, geclassiceerd <Zone 0> in overeenstemming met de richtlijn 1999/92/EG.
• De verfpistoolreiniger gebruiken in een omgeving waar ontvlambare lucht en stof aanwezig zijn.
GEVAAR
De verfpistoolreiniger mag enkel gebruikt worden voor het doel waarvoor deze ontworpen en
gebouwd werd. Elk ander gebruik word als oneigenlijk gebruik beschouwd en is daarom streng
verboden. De fabrikant wijst elke verantwoordelijkheid af voor schade aan mensen, dieren of
voorwerpen als gevolg van een oneigenlijk gebruik van de machine, door nalatigheid of het niet
naleven van de instructies in deze handleiding.
1.3 Blootstelling gebied
Wanneer oplosmiddelen en ontvlambare producten tijdens de reiniging gebruikt worden, genereert de reiniger om zich
heen een sfeer dat explosief kan worden, wegens het mengsel van brandbare dampen in de gebruikte producten en in
de omringende lucht. Op de afbeelding 3 worden de blootstelling gebieden aangegeven, met de aanwezigheid van
een explosieve atmosfeer en in gemiddelde ventilatie omstandigheden. Gewoonlijk mogen binnen die gebieden gewone
apparaten niet gebruikt worden. Wanneer het in dergelijke gebieden gewerkt moet worden, is het verplicht dat alle machines
en apparatuur over de vereiste niveaus van bescherming van de specieke kenmerken van de richtlijn 94/9/EG (ATEX)
beschikken, en meer precies:
• In zone 1 en in het bijzonder binnen het gebied dat binnen 1 meter van de machine ligt, moeten alle apparaten aan de
apparaatgroep II, categorie 2 G (gas) voldoen.
• In zone 2 en in het bijzonder binnen het gebied dat tussen 1 en 2 meter van de machine ligt, moeten alle apparaten aan
de apparaatgroep II, categorie 3 G (gas) voldoen.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
4
NL
MACH
1.4 Reinigingsmiddelen
Voor de reiniging van verfpistolen en hun accessoires, moet u de volgende reinigingsmiddelen gebruiken:
ZONE A: Vloeibaar wasmiddel op waterbasis met een pH tussen 6,5 en 12. Afwezigheid van brandbare stoffen of minder
dan 8 %.
ZONE B: Een mengsel van oplosmiddelen gebruiken, die vaak door carrosserieherstellers gebruikt worden, en die de
volgende componenten bevatten:
• Oplosmiddel, methylacetaat, carbinol, cyanide methyleenchloride, propyl, dichloroethyleen, hexaan, isopropanol, M.E.K.
(methylethylketon), methylacetaat, propyleen.
• Terpentine oplosmiddel op basis van koolwaterstof, gasolie, kerosine.
Deze producten moeten aan de vereisten tegen milieuvervuiling voldoen, in overeenstemming met de geldende wetgeving in
het land waar de machine gebruikt wordt.
1.5 Verboden reinigingsmiddelen
Het gebruik van producten die niet door de fabrikant aangeraden worden, is een risico voor de gezondheid en de veiligheid
tijdens het werk met het apparaat, en kan schade aan de reiniger veroorzaken. Daarvoor is het raadzaam geen producten te
gebruiken, die niet expliciet in deze handleiding vermeld worden. Heironder vindt u een lijst producten, die gewoonlijk in de
carrosserie werkplaatsen gebruikt worden, maar die niet met de verfpistoolreiniger gebruikt mogen worden:
• Benzine en zijn derivaten,
• Oplosmiddelen op basis van aceton en derivaten,
• Ethylalcohol en andere primaire alcoholen,
• Niet brandbare maar gezondheidsgevaarlijke oplosmiddelen (chloride of uoratomen oplosmiddelen), zoals bijvoorbeeld
trichloormethaan, trichloorethaan, methyleenchloride, freon, tetrachloorkoolstof, perchloorethyleen, chlorothene,
trichloorethyleen, enz.
GEVAAR
Het is verboden water en oplosmiddel te mengen.
GEVAAR
Het gebruik van oplosmiddel op basis van giftige stoffen zoals thinner chloriden, uor atomen
of andere gehalogeneerde koolwaterstoffen is streng verboden. Het wordt aanbevolen om de
door de fabrikant gespeciceerde producten te gebruiken. De fabrikant is niet aansprakelijk voor
schade aan mensen of dieren na het gebruik van ongeschikte producten.
2 Omschrijving van de machine
• In de zone A, voor reiniging met water, een borstel (afb.1, 36Z) die het vuile water door middel van de pomp (afb.1, 32)
in de tank (afb.1, W2) neemt, een vernevelaar (afb.1, 22) die het schone water in de tank (afb.1, 53) neemt, een borstel
(afb.1, W36) die aan de hydraulische uitrusting van het bedrijf aangesloten is, een rooster (afb.1, W6C) om de te wassen
onderdelen op te zetten en te laten druppelen, een opvangbak (afb.1, W2) voor vuil water, binnen, een inrichting voor de
mengsel met de stollingspoeder (afb.1, W35), een kraan (afb.1, W30) voor de afvoer van het gestolde water in de lter
afb.1, W50) en een opvangbak (afb.1, W53) voor schoon water.
LAVEUR PULVERISATEUR MINI SUPER 160
1.2.3 ZONE D’INFLUENCE
Lorsque durant le lavage sont utilisés des diluants et des produits généralement inflammables, le Lave-
pistolets génère autour de lui une atmosphère pouvant être explosive en raison du mélange des vapeurs
inflammables contenues dans les produits utilisés et l’air environnant. Sur le schéma (fig. XZ), ont été
indiquées les zones d’influence en présence d’une atmosphère explosive et dans des conditions de
ventilation moyenne. Habituellement, à l’intérieur de telles zones, les appareils normaux de travail ne
peuvent pas être utilisés. Devant nécessairement travailler à l’intérieur de telles zones, il est obligatoire
que les machines et tous les appareils qui y seront placés ou qui s’y trouveront aient les niveaux de
protection et les caractéristiques spécifiques exigés par la directive 94/9/CE (Atex) et plus précisément:
•En Zone 1 et plus particulièrement à l’intérieur de la zone qui se trouve à moins de 1 mètre de
l’appareil, tous les équipements doivent être conformes au
groupe d’appareils II –catégorie 2 G (gaz).
•En Zone 2 et plus particulièrement à l’intérieur de la zone
qui est située entre 1 mètre et 2 mètres de l’appareil, tous
les équipements doivent être conformes au groupe
d’appareils II –catégorie 3 G (gaz).
L’utilisateur, aux termes de la Directive 1999/92/CE, a
l’obligation de garantir le respect des limites de la zone de
danger définie par le schéma et de procéder à la classification
en zone du milieu de travail où pourraient être présentes des
atmosphères explosives.
1.2.4 PRODUITS POUR LE LAVAGE
Pour le lavage des pistolets-pulvérisateurs et de leurs accessoires, il convient d’utiliser:
un mélange de diluants de lavage habituellement utilisés par les carrossiers pour les objets souillés de
peinture à base de diluant et qui contiennent normalement:
•dissolvant, acétate de méthyle, carbinol, cyanure de méthylène, chlorure de propyle, dichloroétylène, hexane,
isopropanol, M.E.K. (méthyle éthyle cétone), méthyle acétate, propylène.
•diluant à la térébenthine minérale à base d’hydrocarbures, gasoil, kérosène.
•liquide détergent à base d’eau. Dans ce cas, le mélange doit avoir les caractéristiques suivantes: un pH
compris entre 6,5 et 12; absence de composants inflammables ou en pourcentage inférieur à 8%.
Ces produits pour le lavage doivent respecter les prescriptions contre la pollution environnementale conformément
aux lois en vigueur dans l’état où est utilisé le Lave-pistolets.
Figure XZ
4
Afbeelding 1
Volgens de richtlijn 1999/92/EG, moet de gebruiker het naleven van de grenzen
van de gevarenzone door het schema waarborgen, en de werkzone classiceren
als werkplek waar explosieve atmosferen aanwezig kunnen zijn.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
5
NL MACH
• In de zone B, voor reiniging met oplosmiddel, een kleine venturi pomp (afb.1, 8) om het vuile oplosmiddel te nemen, een
vernevelaar (afb.1, 22) en een venturi pomp (afb.1, 21) om het schone oplosmiddel te nemen. De reiniger is voorzien
van toevoer- en afvoerslangen voor de verschillende vloeistoffen in de containers die zich aan de basis van de machine
bevinden. De roken en dampen van de vernevelde oplosmiddelen worden afgevoerd en afgezogen telkens als de bediener
de bovenklep (afb.1, 11) van de machine (afb.1, 2) opent, en ze worden naar buiten afgevoerd door het venturi effect
door het mondstuk (afb.1, 15) in de buis (afb.1, 16). Het is mogelijk een zuiveringssysteem met actieve kool (optioneel)
voor de gasuitlaat te insalleren, om de verontreinigende gasdeeltjes te verwijderen.
Vanaf het bovenste bedieningspaneel kunt u:
• De pomp (afb.1, 32) met de reinigingsmiddel (afb.1, W17) controleren,
• De schoon water vernevelaar (afb.1, W18) controleren,
• Het luchtdebiet regelen voor de mengsel van water met de stollingspoeder (afb.1, W1),
• Het schone water regelen, dat aan de hydraulische uitrusting van het bedrijf (afb.1, W18C) aangesloten is,
• De venturi pomp voor vuil oplosmiddel (afb.1, 17) controleren,
• De vernevelaar voor schoon oplosmiddel (afb.1, 18) controleren,
• De venturi pomp voor schoon oplosmiddel (afb.1, 19) controleren.
Zone A - Reiniging met water Zone B - Reiniging met oplosmiddel
W1 Stroomregelaar 3 Magneet onderste afdekkap
W2 Water opvangbak 7 Toevoerslang van de venturi pomp
W4 Toevoerslang van het blaaspistool 8 Venturi pomp
W4A Blaaspistool 4 Toevoerslang van het pistool
W6C Rooster 10 Luchtafvoer aansluiting
W7F Toevoerlter van de pomp 11 Bovenste afdekkap
W10 Luchtafvoer aansluiting 11A Onderste afdekkap
W17 Controleklep van de pomp 12 Persluchtinlaat aansluiting met lter
W18 Controleklep van de vernevelaar 15 Afzuigbuis voor dampen
W18C Waterkraan aangesloten aan de
hydraulische uitrusting van het bedrijf 16 Afvoerslang voor dampen (Ø 150 mm)
W22 Vernevelaar 17 Controleklep van de venturi pomp
W22C Afvoeraansluiting voor leidingwater 18 Controleklep van de vernevelaar
W23 Toevoerslang van de vernevelaar 19 Controleklep van de kleine pomp
W23C Toevoeraansluiting voor water 21 Kleine pomp
W23R Regelklep van de waterstroom (te verbinden
met de hydraulische uitrusting van het
bedrijf)
22 Vernevelaar
W30 Afvoerklep van de tank 23 Toevoerslang van de vernevelaar
W32 Membraanpomp MP 24 Toevoerslang van de kleine pomp
W35 Luchtverspreider voor het mengsel van water
met de stollingspoeder 25 Rooster voor manuele reiniging
W36 Reinigingsborstel 26 Afvoerslang van de rooster
W36Z Reinigingsborstel 27 Tank voor vuil oplosmiddel
W50 Prelterzak 28 Tank voor schoon oplosmiddel
W51 Filterzak 41 Controlekelp voor automatische afzuiging van de
dampen
W52 Bak met gaten 42 Vergrendeling van de bovenste afdekkap
W53 Opvangbak voor schoon water 46 Deksel van de inspectieopening van de afzuigkap
47 Opvangbak
72 Sticker bedieningspaneel
74 Aardekabel (extern)
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
6
NL
MACH
Afbeelding 2
LAVE-PISTOLETS MINI STAR 165
Figura 1
N.B. Pour commander des pièces de rechange indiquer systématiquement:
LE MODÈLE –LE N° DE SÉRIE -L’ANNÉE
8
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
7
NL MACH
2.1 Technische specicaties
Omschrijving Meeteenheid Waarde
Afmetingen (h x l x p) mm 1385 x 790 x 690
Maximale werkdruk bar 10
Perslucht maximale werkdruk bar 6 - 10
Aanbevolen druk met werkende reiniger bar 8
Diameter van de 3 openingen van de afzuigbuis (afb.1, 15) mm 0,8
Luchtverbruik (gemiddeld) op 8 bar Nm³/h 12,4
Diamter van de dampen afzuigbuis (afb.1, 16) mm 150
Luchtsnelheid aan de ingang van de afzuigkap (8 bar) (zone A) m/sec 0,20
Luchtsnelheid aan de ingang van de afzuigkap (8 bar) (zone B) m/sec 0,51
Luchtdebiet aan de uitgang van de afvoerbuis (8 bar) m³/h 366
Watertank capaciteit (afb.1, W2) dm³ (liter) 50
Onderste watertank capaciteit (afb.1, W53) dm³ (liter) 70
Capaciteit van elke oplosmiddeltank (afb.1, 27-28) dm³ (liter) 25
Aantal containers voor waterbasis oplosmiddelen 2
Geluidsdruk equivalent gemiddeld niveau* dB (A) 80,0
Geluidsdrukniveau op de plaats van de bediener (LpA)* dB (A) 89,2
Conventioneel geluidsdrukniveau (LwA)* dB (A) 95,2
*Het geluidsniveau werd onder normale gebruiksomstandigheden gemeten, door middel van een geluidsmeter met integrator.
De metingen werden door een bevoegd laboratorium genomen, in overeenstemming met EN ISO 3746:1995.
2.2 Gevaar- en waarschuwingsbordjes op de machine
De machine is voorzien van een naamplaat en pictogrammen (labels) met vermelding van de mogelijke gevaren bij het gebruik
van de machine.
De onderstaande afbeelding toont de verschillende waarschuwingsbordjes, en de plaats van de naamplaat.
Betekenis van de bordjes:
1. Naamplaat met merk, EG markering, model, serienummer, bouwjaar, maximum druk, gevarenklasse, klasse, type in
overeenstemming met de “ATEX” richtlijn, hoeveelheid reinigingsmiddel.
2. Gevaar voor aanwezigheid van ontvlambare stoffen en dampen.
3. De gebruiker moet de machine van de perslucht ontkoppelen voor het onderhoud of reparatiewerken.
4. Het is verboden vuur te maken en te roken in de nabijheid van de machine.
5. De gebruiker moet controleren dat de slangen correct in de tanken ingezet zijn (afb.1, 27 - 28).
6. De handleiding moet gelezen en begrepen worden voor het gebruik van de machine.
7. De gebruiker moet een beschermend masker dragen voor het begin van het werk.
8. De gebruiker moet rubberen handschoenen dragen als bescherming tegen oplosmiddelen.
9. De gebruiker moet een veiligheidsbril dragen.
10. Juiste procedure om het pistool handmatig te reinigen.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
8
NL
MACH
LAVE-PISTOLETS MINI STAR 165
1.6 NIVEAU SONORE.
Le niveau de bruit aérien émis par le LAVEUR PULVERISATEUR a été relevé dans des conditions
normales de travail, à l’aide d’un phonomètre à intégrateur.
Les relevés ont été effectués conformément à la norme EN ISO 3746 :1995 par un laboratoire compétent.
Les essais ont donné les résultats suivants:
•Niveau moyen équivalent pondéré de pression acoustique: LpAm = 80,0 dB (A).
•Niveau de pression acoustique au poste de l’opérateur :LpA = 89,2 dB (A).
•Niveau de puissance acoustique conventionnelle: LwA = 95,2 dB (A).
1.7. PLAQUES ET AVIS DE DANGER.
Le Laveur pulverisateur est équipé d'une plaque du constructeur ainsi que de pictogrammes (étiquettes)
signalant les risques résiduels présents sur la machine.
La Fig. 2 reproduit une plaque et les avis de danger avec l'indication de l'endroit exact où la plaque
d'identification du constructeur est normalement apposée.
Les plaquettes ont la signification suivante:
1) Marque du fabricant, label CE, modèle, numéro de série et année de construction, pression maximum,
Groupe, Catégorie et Type de danger ATEX, quantité de produit de lavage.
2) Danger de présence de substances et de vapeurs inflammables.
3) Il est obligatoire de débrancher l’alimentation en air comprimé avec d’effectuer toute intervention sur le machine.
4) Défense d'allumer des flammes libres et défense de fumerprès de la machine.
5) Veiller à ce que les tuyaux soient bien introduits dans les récipients (cod.27 et 28 -fig.1).
6) Lire attentivement les instructions contenues dans cette notice avant de commencer à utiliser la machine.
7) Mettre un masque de protection avant de commencer à travailler.
8) Enfiler des gants en caoutchouc avant de commencer à travailler.
9) Mettre des lunettes de protection avant de commencer à travailler.
10) Utilisation correcte pour le nettoyage manuel du pistolet.
(1)
(10)
Figura 2
10
(1) Naamplaat
3 Algemene veiligheidsvoorschriften en ongevallenpreventie
3.1 Niveaus van gevaar
De veiligheid van de gebruiker en blootgestelde mensen is een belangrijke zorg voor de ontwerper en de fabrikant van de
machine. Bij het ontwerp van een reiniger worden alle mogelijke gevaarlijke situaties en risico’s geanalyseerd, en de nodige
voorzorgmaatregelen worden genomen om een veilige machine te maken. Daarom raden we aan om deze handleiding
aandachtig te lezen, vooral het deel over de veiligheidsnormen, om ongepaste gedragen te voorkomen.
Er zijn drie niveaus van gevaar:
GEVAAR
Dit signaal waarschuwt dat slecht uitgevoerde operaties gezondheidsrisico’s, ernstige letsels of
de dood op middellange tot lange termijn kunnen veroorzaken. Dit is een waarschuwing voor
maximale risico.
WAARSCHUWING
Dit signaal waarschuwt dat slecht uitgevoerde operaties gezondheidsrisico’s, ernstige letsels op
middellange tot lange termijn kunnen veroorzaken. Dit is een waarschuwing voor lagere risico
dan de vorige.
AANDACHT
Dit signaal waarschuwt dat slecht uitgevoerde operaties de machine kunnen beschadigen. Dit is
een waarschuwing voor de laagste risico.
Afbeelding 3
LAVE-PISTOLETS MINI STAR 165
1.6 NIVEAU SONORE.
Le niveau de bruit aérien émis par le LAVEUR PULVERISATEUR a été relevé dans des conditions
normales de travail, à l’aide d’un phonomètre à intégrateur.
Les relevés ont été effectués conformément à la norme EN ISO 3746 :1995 par un laboratoire compétent.
Les essais ont donné les résultats suivants:
•Niveau moyen équivalent pondéré de pression acoustique: LpAm = 80,0 dB (A).
•Niveau de pression acoustique au poste de l’opérateur :LpA = 89,2 dB (A).
•Niveau de puissance acoustique conventionnelle: LwA = 95,2 dB (A).
1.7. PLAQUES ET AVIS DE DANGER.
Le Laveur pulverisateur est équipé d'une plaque du constructeur ainsi que de pictogrammes (étiquettes)
signalant les risques résiduels présents sur la machine.
La Fig. 2 reproduit une plaque et les avis de danger avec l'indication de l'endroit exact où la plaque
d'identification du constructeur est normalement apposée.
Les plaquettes ont la signification suivante:
1) Marque du fabricant, label CE, modèle, numéro de série et année de construction, pression maximum,
Groupe, Catégorie et Type de danger ATEX, quantité de produit de lavage.
2) Danger de présence de substances et de vapeurs inflammables.
3) Il est obligatoire de débrancher l’alimentation en air comprimé avec d’effectuer toute intervention sur le machine.
4) Défense d'allumer des flammes libres et défense de fumerprès de la machine.
5) Veiller à ce que les tuyaux soient bien introduits dans les récipients (cod.27 et 28 -fig.1).
6) Lire attentivement les instructions contenues dans cette notice avant de commencer à utiliser la machine.
7) Mettre un masque de protection avant de commencer à travailler.
8) Enfiler des gants en caoutchouc avant de commencer à travailler.
9) Mettre des lunettes de protection avant de commencer à travailler.
10) Utilisation correcte pour le nettoyage manuel du pistolet.
(1)
(10)
Figura 2
10
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
9
NL MACH
3.2 Kledij
Draag kledij die geschikt is voor elk soort werk. Let op de volgende aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de
reiniger en de behandeling van de gebruikte reinigingsmiddelen.
• Het gebruik van een mobiele telefoon is verboden tijdens het gebruik van de reiniger. Een mengsel van ontvlambare
gassen of dampen, die door de gebruikte producten gegenereerd kunnen worden, kunnen in de atmosfeer aanwezig zijn.
Het wordt daarvoor aanbevolen geen mobiele telefoon te hebben. Anders, zorg ervoor, dat deze uitgeschakeld is.
• De gebruiker moet rubberen handschoenen dragen, bestendig tegen de gebruikte oplosmiddelen, om te vermijden dat de
huid in contact komt met bijtende reinigingsmiddelen.
• De gebruiker moet een veiligheidsbril dragen om spatten in de ogen te vermijden.
• De gebruiker moet een masker gebruiker, om het inademen van gevaarlijke gassen en stof te vermijden.
• Blootgestelde mensen, die zich in de gevarenzone bevinden, moet geschikte kledij en schoenen dragen, om de accumulatie
van gevaarlijke elektrostatische ladingen te voorkomen.
3.3 Ecologie en vervuiling
• Volg de geldige wetgeving van het land waar de verfpistoolreiniger geïnstalleerd en gebruikt wordt, voor het gebruikt en
het verwijderen van de gebruikte producten.
3.4 Normen voor veilig gebruik
De verfpistoolreiniger is geschikt voor gebruik in een omgeving waar een explosieve atmosfeer, bestaande uit een mengsel
van lucht en ontvlambare stoffen in de vorm van gas, damp of nevel, eventueel kan optreden. De verfpistoolreiniger garandeert
een nomaal niveau van bescherming in overeenstemming met de normale apparatuur groep II, categorie 2 G, overeenkomstig
richtlijn 94/9/EG.
• Het is verboden de reiniger te gebruiken in een andere doel dan deze waarvoor hij ontworpen werd.
• Het is verboden producten te gebruiken, die met de in deze handleiding beschreven specicaties, of met de wettelijke
normen niet overeenstemmen.
• Het is verboden waterbasis reinigingsmiddelen te gebruiken met een pH waarde lager dan 6,5 of hoger dan 12.
• In de zone B, is het verboden om chloride of carbon uoride gebaseerde oplosmiddelen te gebruiken, zoals chloroform en
methyleenchloride, of andere gehalogeneerde koolwaterstoffen.
• Het is verboden oplosmiddelen in zone A te gebruiken.
• Het is verboden het water van zone A met het oplosmiddel van zone B te mengen.
• Het is verboden de machine te laten gebruiken door mensen die de handleiding niet hebben gelezen en begrepen.
• Het gebruik van de machine door onbevoegde of onvoldoende gekwaliceerde mensen, of door niet perfect gezonde
mensen, is verboden.
• Zorg ervoor, de metalen onderdelen of de wanden van de machine niet te slaan of te krassen, dit kan vonken veroorzaken.
• Het is verboden te grote voorwerpen, of voorwerpen zwaarder dan 3 kg op het rooster te leggen (afb.1, W6C).
• Het is verboden de luchttoevoer slang te vaak aan te sluiten en los te koppelen (afb.1, 12).
• Het is verboden nylon, kunststof, glaswol, glasvezel of andere materialen te gebruiken, die elektrostatische stromingen
veroorzaken.
• Het is verboden lastoestellen, open vuur of gloeiende materialen in de nabijheid van de reiniger te gebruiken.
• Voor het begin van het werk, controleer dat alle veiligheidsvoorzieningen aanwezig en in goede staat zijn.
• Het is verplicht alleen water te gebruiken in zone A, en alleen oplosmiddel in zone B te gebruiken.
• Reinig de rooster (afb.1, W6C - 25) regelmatig.
• Controleer voor het gebruik dat de aardekabel (afb.1, 74) correct aangesloten is.
• Bij het invullen en legen van de tanken, zorg ervoor dat er geen oplosmiddel op de grond vloeit.
• Voor het gebruik van de reiniger, controleer dat de slangen (afb.1, 7-W7-23-W23-24-26) in de gepaste tanken ingezet
worden. Controleer ook dat ze niet gebogen of beschadigd zijn. Controleer de positie van de afvoerslang (afb.1, 26), die
verticaal moet zijn.
• Controleer voor het gebruik van de machine, dat het deksel (afb.1, 46) de inspectieopening goed dichtdoet.
• Controleer dat de te wassen verfpistolen en accessoires uitsluitend uit metaal of antistatisch materiaal zijn.
• De lterzak moet regelmatig gereinigd worden (afb.1, 20).
• Controleer regelmatig het niveau van het water in de tanken (afb.1, W2) en van het oplosmiddel in de tanken (afb.1, 27
en 28), om een overloop te voorkomen.
• Als de machine voor een lange periode niet gebruikt wordt:
- In zone A, leeg de tank voor vuil water (afb.1, 2) en spoel deze met schoon water;
- In zone B: Spoel de rooster met schoon oplosmiddel (afb.1, 25), leeg beide tanken (afb.1, 27 en 28) en stop de
luchttoevoer.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
10
NL
MACH
• Alvorens de tank in de zone A (afb.1, 2) van het vuile water door middel van de klep (afb.1, 30) te legen, controleer de
aanwezigheid van twee containers (afb.1, W52 en W53), de prelter (afb.1, W50) en de lter (afb.1, W51). Open de
afvoerklep (afb.1, 30) om het vuil water langzaam te laten stromen, om overlopen te voorkomen.
• In zone A, vervang de prelter (afb.1, W50) na elke afvoer en elke vuil water ltrering (afb.1, 2).
• Het wordt aanbevolen, voor gebruik, kennis te maken met de bedieningselementen en de functies ervan.
• In het geval dat de huid of de ogen in contact met de gebruikte producten komen, spoel onmiddellijk met veel water.
• Aan het begin van de wascyclus in zone B, giet 8 liter oplosmiddel in de tank (afb.1, 27).
• In zone A, vervang het vuile water wanneer nodig, door regeneratie met de stollingspoeder en meegeleverde kit, of breng
het naar een afvalverwerkingsbedrijf. In zone B, vervang het vuile oplosmiddel wanneer nodig door regeneratie met de
distilleerder of breng het naar een afvalverwerkingsbedrijf.
GEVAAR
Het is verboden met het pistool naar de gebruiker of een andere persoon te spuiten en/of blazen.
Dit kan schadelijk zijn voor de gezondheid.
Alvorens de reiniger te gebruiken, zorg ervoor, dat de volgende voorschriften nageleefd worden:
• Het is verboden om water te gebruiken om een brand te blussen als de materialen in contact met water kunnen reageren
en de temperatuur verhogen, of brandbare of giftige gassen ontwikkelen.
• Zorg ervoor, dat het gebouw van brandblussers voorzien is, zelfs draagbare brandblussers, die aan de
gebruiksvoorwaarden aangepast zijn. Deze apparaten moeten in goede staat zijn en tenminste alle 6 maanden door
gekwaliceerd personeel gecontroleerd worden.
• Zorg voor een gemakkelijke en snelle ontruiming van de werknemers uit de gevarenzone in geval van nood.
3.5 Ontmantelen en verwijderen
Bij het ontmantelen van de reiniger, is het raadzaam maatregelen te nemen om gevaren voor blootgestelde mensen en om de
vervuiling van het milieu te voorkomen:
• Ontkoppel de reiniger van de persluchtbron en verwijder de geaccumuleerde restenergie.
• De tank en de leidingen van de uitrusting moeten van alle sporen van vloeistof grondig gereinigd worden.
• De andere onderdelen van de reiniger moeten als bijzonder afval behandeld worden. Dit vereist een ontmanteling van
de machine in verschillende groepen, die in overeenstemming met de milieubescherming en plaatselijke voorschriften
verwijderd moeten worden.
• In het algemeen, merk op dat:
- Rubber en kunststof onderdelen als speciaal afval beschouwd worden,
- Ijzeren onderdelen en timmerwerk als gevaarlijk afval beschouwd worden.
4 Installatie
De verfpistoolreiniger moet op een effen en horizontaal ondergrond geplaatst worden, uit de buurt van elektrische panelen en
warmtebronnen. Het wordt aanbevolen de machine in een geventileerde ruimte te installeren, bij een temperatuur tussen 0 en
60 °C, in een omgeving waar explosieve atmosferen kunnen ontstaan wegens gassen, dampen, nevels of mengsels van lucht
en stof, overeenkomstig de richtlijn 94/9/EG van groep II - Categorie 2.
4.1 Controle voor de ingebruikname
Controleer voor de installatie, dat de luchtdruk naar het pistool tenminste 6 bar bedraagt.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
11
NL MACH
4.2 Installatie
Om een correcte installatie van de reiniger uit te voeren, moet u weten dat de aangegeven luchtsnelheid aan de ingang van
de afzuigkap wordt beïnvloed door de lengte en de vorm van de roken afvoerslang. Een erg lange of niet rechte leiding, met
versmallingen of lange horizontale delen, zal natuurlijk het debiet verminderen, en dus een grotere concentratie van de dampen
in de reinigingszone veroorzaken. Het is dus belangrijk de volgende aanwijzingen te volgen:
1. Leg de afvoerslang (afb.1, 16) en steek deze in het bovenste gat van de reiniger, zodat hij perfect verticaal op tenminste 1
meter staat, en sluit deze aan de buitenkant van de werkplaats aan. Als de uitgang verder dan 2 meter is, is het raadzaam
om een 15 cm gegalvaniseerd ijzeren buis (geen kunststof) te gebruiken, en de bocht zo ver mogelijk van de reiniger te
monteren (zie afbeelding 3).
Voorbeeld: Als de afvoerslang 5 meter lang is, plaats tenminste 3-4 m verticaal en 2-1 m horizontaal, en niet 1 m
verticaal en 4 m horizontaal.
2. Verbind de aanvoerslang voor het pistool (afb.1, 4) met de aansluiting (afb.1, 10).
3. Verbind met de aansluiting (afb.1, 12) de aanvoerslang voor de gelterde lucht, met een diameter van tenminste 8 mm.
Het wordt aangeraden een snelkoppeling te gebruiken, om de regelmatige smering te vergemakkelijken (3-4 maal per jaar
met olie voor vernevelaar).
4. Sluit de externe aardekabel (afb.1, 74) aan.
5. Voor gebruik, is het raadzaam, een deklaag op de voorste en laterale binnenzijden aan te brengen, om de periodieke
reiniging te vergemakkelijken.
Afbeelding 4
WAARSCHUWING
De luchtdruk mag 10 bar niet overschrijden. Als de luchtdruk hoger is, installeer dan een
lterdrukregelaar met een manometer en stel de druk op 8-9 bar in.
Als het niet het geval is, installeer een opslagtank om een voldoende autonomie voor de reiniger te garanderen.
WAARSCHUWING
De installatie, instellingen en controles moeten enkel door gekwaliceerd personeel uitgevoerd
worden, dat in staat is de veiligheidsvoorschriften in mechanische en pneumatische domeinen kan
waarborgen.
LAVE-PISTOLETS MINI STAR 165
4.2 INSTALLATION.
Afin d’effectuer une correcte installation du Laveur pulverisateur,il est important de souligner que la valeur
de la vitesse de l’air en entrée de la hotte d’aspiration indiquée dans le tableau <1.5. CARACTÉRISTIQUES
TECHNIQUES> est influencée par la longueur et la forme de la conduite du tuyau d’évacuation des fumées.
Une conduite très longue ou non rectiligne, avec des réductions de sections ou de longues parties
horizontales, causera inévitablement une baisse du débit de l’air de la cheminée d’évacuation qui aura
comme conséquence une majeure concentration des vapeurs dans la zone de lavage. Il est donc important
de suivre attentivement les instructions suivantes.
•Allonger le tuyau souple de vidange (pos.16 fig.1) et l’introduire dans l’orifice au-dessus du Laveur
pulverisateur. Le positionner de façon à ce qu’il soit parfaitement vertical sur au moins 1 mètre et le
raccorder au lieu de travail. Si l’orifice de sortie est à plus de 2 mètres, il est conseillé d’utiliser un tube en
fer zingué de 15 cm et de monter le coude le plus loin possible du Laveur pulverisateur (Cf. figure AS).
Exemple : Si le tuyau de vidange mesure 5 mètres de long, poser au moins 3 –4 mètres en vertical et 2
–1 mètres en horizontal et non 1 mètre en vertical et 4 en horizontal.
•Relier le tuyau souple (pos.4W fig.1) au raccord (pos.10W fig.1) et le tuyau souple (pos.4 fig.1) au
raccord (pos.10 fig.1).
•Relier au raccord (pos.12 fig. 1) le tuyau d’alimentation en air filtré avec un orifice d’au moins 8 mm. Il est
conseillé d’utiliser un raccord d’entrée de l’air à enclenchement rapide afin de faciliter le graissage
périodique (3-4 fois par an) avec de l’huile pour nébuliseurs.
•Brancher le câble de terre extérieur (pos.74 fig.1) à l’installation de l’atelier.
•Monter la soupape de contrôle du flux (pos.W23R fig.1) au raccord d’arrivée de l’eau (pos.W23C fig.1) et
le raccorder à l’installation hydrique de l’établissement.
•Il est de plus conseillé, avant l’utilisation, d’étaler une peinture pelable sur le convoyeur (pos.5-5C fig.1)
et sur les parois latérales internes de façon à simplifier le nettoyage périodique
18
Correct Niet correct Niet correct
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
12
NL
MACH
5 Voorbereiding van de reiniger
5.1 Zone A
1. Giet ongeveer 10 liter water in de tank (afb.1, W2) en ongeveer 20 liter in de tank (afb.1, W53).
2. Plaats de slang (afb.1, W23) in de tank W53 en de slang (afb.1, W7Z) in de tank (afb.A, W2). De slang (afb.1, W7Z)
kan ook in de tank (afb.1, W53).
3. Regel de waterstroom van het leidingwater door middel van de regelklep (afb.1, W23R).
5.2 Zone B
1. Neem een 25 l metalen container vol met schoon oplosmiddel (afb.1, 28) en een lege metalen container van dezelfde
capaciteit (afb.1, 27).
2. Giet ongeveer 8 liter schoon oplosmiddel van de tank 28 naar de tank 27.
3. Plaats beide tanken op de opvangbak (afb.1, 47).
4. In de tank 28, zet de slangen 23 en 24 in, en in de tank 27, zet de slangen 7 en 26 in. De tank 27 zal gebruikt worden
om het vuile oplosmiddel na de reiniging op te vangen.
6 Gebruik
Met de reiniger kunt u verfpistolen en hun accessoires wassen, kleurtesten uitvoeren, en verf scheiden en verwijderen.
6.1 Manuele reiniging in zone A
1. Open de afdekkap (afb.1, 11) van de reiniger.
2. Demonteer het verfpistool over de rooster (afb.1, W6C).
3. Leeg het pistool in een externe container.
4. Voer de eerste reiniging uit met de borstel (afb.1, W36Z), bediend door de klep (afb.1, W17), die de reinigingsmiddel
in de tank (afb.1, W2) neemt. Trek de trekker van het verfpistool en sproei oplosmiddel binnen door middel van de
vernevelaar (afb.1, W22), bediend door de regelklep (afb.1, W18).
5. Voer de laatste reiniging uit met de vernevelaar (afb.1, W22) of met de borstel (afb.A, W36), aan de hydraulische
uitrusting van het bedrijf aangesloten.
6. Trek op de trekker van het verfpistool en, met het pistool (afb.1, 4A), blaas in de slang waarin de verf stroomt en op het
gehele pistool voor het drogen.
Aan het einde van de laatste reiniging, als er nog verfresten aanwezig zijn plaats de onderdelen in
de zone B en voer een reiniging uit met oplosmiddel, door de vernevelaar (afb.1, 22) te gebruiken,
bediend door middel van de hendel (afb.1, 18). Aan het einde van elke reiniging, droog de gewassen
onderdelen met een schoon doek.
6.2 Manuele reiniging in zone B
1. Open de afdekkap (afb.1, 11) van de reiniger.
1. Demonteer het pistool op de rooster (afb.1, 25).
2. Leeg het pistool in een externe container.
3. Voer de eerste reiniging van het pistool uit door middel van de borstel bediend door de hendel (afb.1, 17).
4. Verbind de airbrush van het pistool met de persluchttoevoerslang (afb.1, 4).
5. Voer de reiniging uit, door de kleine pomp (afb.1, 8) te gebruiken, bediend door de hendel (afb.1, 17) of de vernevelaar
(afb.1, 22) bediend door de hendel (afb.1, 18), om het schone oplosmiddel in de afzuigslang binnen te laten, waarin de
verf van het pistool stroomt.
6. Spuit om het pistool te spoelen.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
13
NL MACH
6.3 Kleurtest
1. Open de afdekkap (afb.1, 11) van de reiniger.
2. Verbind het verfpistool met de luchtslang (afb.1, 4).
3. Op de achterste deel van de rooster (afb.1, W6C - 25), plaats de kaart voor de kleurtest.
4. Voer de kleurtest uit, door de verf op de kaart discontinu te vernevelen.
6.4 Scheiding en verwijdering van de verf in zone A
1. Verwijder de rooster (afb.1, W6C) van de tank, giet de stollingspoeder in het vuile water en meng manueel met een stok,
zodat al de poeder nat wordt.
2. Open en regel de luchtdebiet regelaar (afb.1, W1), zodat het water van de tank niet overloopt. Na 8-10 minuten mengen,
sluit de luchttoevoer en controleer de stolling van de verf. Als de verf niet gestold is, herhaal deze operatie.
3. Open de regelaar (afb.1, W1) opnieuw, en met het water en de gestolde verf in beweging, open de afvoerklep (afb.A,
W30) en laat langzaam stromen, om overlopen in de prelterzak (afb.1, W50) te voorkomen.
4. Open de controleklep van het water (afb.1, W23R) en de hendel (afb.1, W18C). Spoel de wasbak (afb.1, W2) met de
borstel (afb.1, W36).
5. Na de water ltrering, zet de prelter met de bezinksel in een externe container en breng deze naar een
afvalwaterverwerkingsbedrijf. Het water van de tank (afb.1, W53) kan hergebruikt worden.
6. Alvorens de reiniger opnieuw te gebruiken, breng met de borstel (afb.1, W36) ongeveer 10 liter water in de wasbak
(afb.1, W2) en ongeveer 30 liter in de tank (afb.1, W53).
7. Zet de rooster (afb.1, W6C) opnieuw op zijn plaats.
AANDACHT
Voor een goede stolling, geen andere producten zoals oplosmiddelen, reinigingsmiddelen,
additieven, enz. mogen in de tank (afb.1, W52) met het water of oplosmiddel toegevoegd worden.
6.5 Scheiding en verwijdering van de verf in zone B
Breng het oplosmiddel naar een afvalverwerkingsbedrijf, of gebruik een geschikte distilleerder op de verf van het oplosmiddel
te scheiden, en breng de residuen naar een afvalverwerkingsbedrijf.
7 Onderhoud en periodieke controles
• Ontkoppel de machine van de persluchttoevoer voor elke reparatie of onderhoud.
• Het onderhoud moet door gekwaliceerd personeel uitgevoerd worden, dat de instructies van deze handleiding navolgt.
• Als een bediening- of controleelement op het bedieningspaneel niet meer werkt, verwijder de afdekkap (afb.1, 46) om
toegang naar de afzuigkap te hebben, en voer de reparatie of vervanging uit. Aan het einde van de operatie, is het
verplicht de inspectieopening opnieuw te sluiten, voor een betere afzuiging van de roken.
• Controleer regelmatig de goede werking van de veiligheidsvoorzieningen.
• Het is verboden de veiligheidsvoorzieningen te beschadigen of verwijderen.
• De pictogrammen (waarschuwingsbordjes) op de machine geven belangrijke aanwijzingen om ongevallen te voorkomen.
Deze pictogrammen moeten altijd schoon en leesbaar zijn. Een onleesbare of beschadigde pictogram moet onmiddellijk
vervangen worden. Het gebruik van de reinigen met ontbrekende of beschadigde pictogrammen is verboden.
• Voor het onderhoud en reparaties, gebruik enkel originele onderdelen.
• Controleer dat de machine altijd correct geaard is.
• Smeer 3-4 maal per jaar de pneumatische uitrusting als volgt:
- Ontkoppel de luchttoevoer van de aansluiting (afb.1, 12).
- Giet ongeveer 2 lepels olie voor vernevelaars in de koppeling.
• Reinig of vervang de lterzak (afb.1, 20).
• Reinig de rooster (afb.1, 25 - W6C) regelmatig.
• Reinig de opvangbak (afb.1, 47).
• Reinig de lter van het oplosmiddel (afb.1, 7F) en van het water (afb.1, W79F).
• Controleer en reinig de luchtinlaatlter in de koppeling (afb.1, 12), indien mogelijk zonder de koppeling zelf te
demonteren.
• Controleer dat het oplosmiddel in de tanken (afb.1, 27 en 28) niet overloopt.
• Controleer dat de slangen (afb.1, 7-W7-23-24-W23-26) niet gebogen, versleten of gebroken zijn, en dat ze correct in hun
tanken ingezet zijn.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
14
NL
MACH
7.2 De vernevelaar reinigen
1. Demonteer de aansluiting A.
2. Demonteer de slang B.
3. Demonteer de aansluiting C.
4. Reinig het mondstuk Dmet ijzerdraad.
SPRAY-GUN WASHER MINI-WATER 177
8. MAINTENANCE AND PERIODICAL CHECKS.
The following ordinary maintenance procedures must be performed. Extraordinary maintenance (repair of
basic machine components) must be carried out by qualified personnel only, according to the instructions
contained in this manual.
Disconnect the compressed air supply before carrying out any repair or maintenance work.
Check periodically that safety devices are in good repair and work satisfactorily.
Never remove or tamper with any safety devices.
The pictograms (labels) applied to the SPRAY-GUN WASHER provide suitable indications for the
avoidance of accidents. These pictograms must be kept clean and replaced immediately if even partly
missing or damaged. The use of the SPRAY-GUN WASHER is absolutely prohibited if even one only of
the diagrams is missing from the point where it was placed by the manufacturer.
During repair and maintenance use only original spare parts.
Check that the machine is always connected with the earthing cable.
Remove any encrustation from the grille (pos.6Cfig.1).
Check and clean periodically the air inlet filter, which is inside the fitting (pos.12 fig.1), if possible without
removing the fitting itself.
Check that the water level in the wash tank (pos.2 fig.1) is not over the grill placed above (pos.6Cfig.1).
Check that the hose (pos.23 fig.1A) in the sink (W53 fig.1A) is not bent, worn or broken and is well
inserted.
Clean and rinse the wash tank, when removing the dirty water (pos.2 fig.1).
Replace the pre-filter bag (pos.W50 fig.1) after each filtration.
Clean or replace the filter bag W51.
8.1 PROBLEMS WITH THE MEMBRANE PUMP.
Ensure that the pump rotates steadily at 90÷100 strokes per minute, If not, adjust the screw MP 62 as
necessary.
If pump strokes are irregular, lubricate with nebulizer oil the inlet fitting (pos.12 fig.1).
If pump strokes are regular (90÷100 per minute) and the brush (pos.36Zfig.1), ensure that the filter
(pos.7F fig.1) is clean. If no solvent at all comes out of the brush after this operation, gently hit the screws
located under the MP pump (pos.32 fig.1) while the pump is working.
If you plan to leave the Spraygun Washer unused for a long period of time, you should rinse it with clean
liquid leaving part of it inside the pump in order to prevent the inlet valve ball of both pumps to dry and
stick where it is located.
8.2 CLEANING THE NEBULIZER.
1. Dismantle the fitting A.
2. Dismantle the hose B.
3. Dismantle the fitting C
4. Clean the nozzle Dwith an iron thread.
212
• Controleer dat het niveau van het water in de opvangbak (afb.1, W2) niet hoger dan de rooster (afb.1, W6C) is.
• Nadat de tank (afb.1, 27) van het vuile oplosmiddel geleegd werd, reinig en spoel de bodem van de tank.
• Nadat de wasbak (afb.1, W2) van het vuile water geleegd werd, reinig en spoel de tank.
• Vervang de prelter (afb.1, W50) na elke ltrering.
• Indien nodig, reinig of vervang de lterzak (afb.1, W51).
• Controleer dat de afvoerslang (afb.1, 26) naar beneden gericht is, en dat het uiteinde van de slang niet in het oplosmiddel
ondergedompeld is.
7.1 Problemen met de membraanpomp
• Zorg ervoor, dat de pomp steeds op 90-100 slagen per minuut draait. Indien nodig, stel de regelschroef MP62 in.
• Als de pomp onregelmatig draait, smeer de koppeling (g.1, 12) met vernevelaar olie in.
• Als de pomp regelmatig draait (90-100 slagen per minuut), en als er geen oplosmiddel uit de borstel (g.1, 12) komt,
controleer of de lter (g.1, 29F) schoon is. Als er daarna nog geen oplosmiddel uit de borstel komt, geef kleine
hamerslagen op de schroef onder de MP pomp (g.1, 32) terwijl deze draait.
• Als de verfpistoolreiniger voor een lange periode niet gebruikt wordt, spoel deze grondig met schone vloeistof en laat
geen vloeistof in de pompen, om te voorkomen dat de kogels in de toevoerkleppen van beide pompen droog worden en
vastgeplakt blijven.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

15
RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
FR MACH
Avant-propos
Ce manuel contient les instructions pour l’installation, l’utilisation et la maintenance du nettoyeur de pistolet à peinture. Ce
manuel fait partie intégrante de la machine. Il doit être convenablement conservé an de rester en bon état et de pouvoir être
consulté en cas de besoin pendant toute la durée de vie de l’appareil.
La sécurité, le fonctionnement régulier, l’économie d’utilisation et la longévité du nettoyeur de pistolet sont soumis au respect et
à l’observation des instructions décrites dans ce manuel et auxquelles il est obligatoire de se conformer.
DANGER
Ce manuel doit être lu, compris et parfaitement assimilé avant d’installer, d’utiliser ou d’effectuer
tout type d’opération ou de manutention sur la machine. Le nettoyeur ne doit être utilisé que
pour laver des pistolets à peinture ou des pièces de petites dimensions en utilisant de l’eau ou
des détergents à base d’eau aux caractéristiques spéciées. Le nettoyeur ne doit être destiné
qu’à l’utilisation pour laquelle il a été conçu et construit. Toute autre utilisation est considérée
comme impropre et, par conséquent, strictement interdite. Le fabricant décline toute responsabilité
pour les dommages causés aux personnes, animaux ou choses suite à une utilisation différente
des modalités décrites dans ce manuel, par négligence ou causés par la non-observation des
instructions contenues dans le présent manuel.
Table des matières
1 Champ d’application........................................................................................................................ 16
1.1 Utilisation conventionnelle .................................................................................................................................. 16
1.2 Utilisation impropre ........................................................................................................................................... 16
1.3 Zone d’inuence ............................................................................................................................................... 16
1.4 Produits de nettoyage ........................................................................................................................................ 17
1.5 Produits de nettoyage interdits............................................................................................................................. 17
2 Description de la machine ................................................................................................................ 17
2.1 Spécications techniques.................................................................................................................................... 20
2.2 Avertissements et signaux de danger sur l’appareil ................................................................................................ 20
3 Consignes de sécurité et prévention des accidents ............................................................................ 21
3.1 Niveaux de risque ............................................................................................................................................. 21
3.2 Tenue vestimentaire............................................................................................................................................ 22
3.3 Écologie et pollution .......................................................................................................................................... 22
3.4 Précautions d’utilisation...................................................................................................................................... 22
3.5 Démantèlement et mise au rebut .......................................................................................................................... 23
4 Installation ......................................................................................................................................23
4.1 Contrôle avant la mise en service ........................................................................................................................ 23
4.2 Installation........................................................................................................................................................ 24
5 Préparation du nettoyeur.................................................................................................................25
5.1 Zone A ............................................................................................................................................................ 25
5.2 Zone B............................................................................................................................................................. 25
6 Utilisation ........................................................................................................................................25
6.1 Lavage manuel en zone A .................................................................................................................................. 25
6.2 Lavage manuel en zone B................................................................................................................................... 25
6.3 Tests de couleur en zone A (peinture à l’eau) et en zone B (peinture au diluant)......................................................... 26
6.4 Séparation et élimination de peinture en zone A ................................................................................................... 26
6.5 Séparation et élimination de peinture en zone B.................................................................................................... 26
7 Entretien et contrôle périodique........................................................................................................ 26
7.1 Anomalies possibles de la pompe à membrane ..................................................................................................... 27
7.2 Nettoyage du nébuliseur..................................................................................................................................... 27
8 Déclaration de conformité CE............................................................................................................ 41
copyrighted document - all rights reserved by FBC

16
RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
FR
MACH
1 Champ d’application
1.1 Utilisation conventionnelle
Le nettoyeur, habituellement utilisé par les carrossiers, est une machine qui a été conçue pour laver exclusivement des pistolets-
pulvérisateurs (aérographes) avec leurs propres récipients et accessoires comme les boîtes vides de peinture, les récipients pour
la préparation de la peinture, les ltres et les baguettes pour le mélange. Il peut être également utilisé en sérigraphie pour laver
les pinceaux et leurs accessoires, et plus généralement toutes les petites pièces mécaniques salies par les huiles et lubriants.
Les dimensions des objets à laver ne doivent pas dépasser 300 x 120 x 2 mm, et leur poids ne peut pas être supérieur à 3 kg.
En cas de lavage au diluant d’objets en plastique, il faut que leur matériel soit antistatique.
Le nettoyeur a été conçu et fabriqué pour assurer un niveau de protection élevé et pour fonctionner efcacement et
conformément aux paramètres opérationnels établis pour le groupe d’appareils II, catégorie 2 G, en présence d’atmosphères
explosives dues à des gaz, vapeurs ou brouillards, conformément à la directive 94/9/CE (ATEX).
Les systèmes de protection utilisés pour la fabrication du nettoyeur garantissent donc le niveau de protection requis également
en présence d’anomalies récurrentes ou de défauts de fonctionnement de la machine, puisqu’ils ont été pris en compte.
Le nettoyeur ainsi conçu est donc en mesure de travailler dans des zones où peuvent se développer des atmosphères explosives
appartenant à la zone de danger suivante (directive 1999/92/CE) :
• Zone 1 : Zone dans laquelle, durant les activités habituelles, il est probable que se forme une atmosphère explosive
résultant du mélange d’air et de substances inammables sous forme de gaz, vapeurs ou brouillards.
L’appareil peut évidemment être utilisé dans des zones où le risque d’explosion est inférieur, comme par exemple en zone 2.
1.2 Utilisation impropre
Ce nettoyeur, en raison de son type de fabrication, pourrait être utilisé de manière erronée. Les utilisations impropres sont
l’ensemble de ces usages qui, s’ils sont appliqués au nettoyeur, pourraient selon les évaluations du fabricant se révéler
dangereux pour la santé des personnes ou des animaux et endommager l’appareil. A titre indicatif, sans être exhaustif, on cite
ci-dessous une série d’utilisations impropres mais raisonnablement prévisibles:
• Mélanger l’eau et le diluant pendant le lavage.
• Laver et dégraisser des objets qui pourraient entrer en contact avec des substances alimentaires.
• Travailler et/ou mouiller des pièces métalliques incandescentes.
• Laver des animaux.
• Laver des objets personnels.
• Allumer des feux à l’intérieur du nettoyeur.
• Laver au diluant des matières plastiques.
• Utiliser le nettoyeur en présence d’atmosphères de gaz, vapeurs ou brouillards explosifs classées <Zone 0> aux termes de
la Directive 1999/92/CE.
• Utiliser le nettoyeur en présence d’atmosphères constituées d’air et de poudres inammables.
AVERTISSEMENT
Le nettoyeur ne doit être destiné qu’à l’utilisation pour laquelle il a été conçu et construit. Toute
autre utilisation non indiquée dans le présent manuel est considérée comme impropre et, par
conséquent, strictement interdite. Le fabricant décline toute responsabilité pour les dommages
corporels ou matériels dus à une utilisation impropre du nettoyeur ou à la non-observation des
instructions contenues dans le présent manuel.
1.3 Zone d’inuence
Lorsque des diluants et des produits inammables sont utilisés pendant le lavage, le nettoyeur génère autour de lui une
atmosphère pouvant devenir explosive en raison du mélange des vapeurs inammables contenues dans les produits utilisés et
l’air environnant. Sur la gure 1 ont été indiquées les zones d’inuence en présence d’une atmosphère explosive et dans des
conditions de ventilation moyenne. Habituellement, à l’intérieur de telles zones, les appareils normaux de travail ne peuvent pas
être utilisés. Devant nécessairement travailler à l’intérieur de telles zones, il est obligatoire que les machines et tous les appareils
qui y seront placés ou qui s’y trouveront aient les niveaux de protection et les caractéristiques spéciques exigés par la directive
94/9/CE (Atex) et plus précisément:
• En Zone 1 et plus particulièrement à l’intérieur de la zone qui se trouve à moins de 1 mètre de l’appareil, tous les
équipements doivent être conformes au groupe d’appareils II – catégorie 2 G (gaz).
• En Zone 2 et plus particulièrement à l’intérieur de la zone qui est située entre 1 mètre et 2 mètres de l’appareil, tous les
équipements doivent être conformes au groupe d’appareils II – catégorie 3 G (gaz).
copyrighted document - all rights reserved by FBC

17
RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
FR MACH
LAVEUR PULVERISATEUR MINI SUPER 160
1.2.3 ZONE D’INFLUENCE
Lorsque durant le lavage sont utilisés des diluants et des produits généralement inflammables, le Lave-
pistolets génère autour de lui une atmosphère pouvant être explosive en raison du mélange des vapeurs
inflammables contenues dans les produits utilisés et l’air environnant. Sur le schéma (fig. XZ), ont été
indiquées les zones d’influence en présence d’une atmosphère explosive et dans des conditions de
ventilation moyenne. Habituellement, à l’intérieur de telles zones, les appareils normaux de travail ne
peuvent pas être utilisés. Devant nécessairement travailler à l’intérieur de telles zones, il est obligatoire
que les machines et tous les appareils qui y seront placés ou qui s’y trouveront aient les niveaux de
protection et les caractéristiques spécifiques exigés par la directive 94/9/CE (Atex) et plus précisément:
•En Zone 1 et plus particulièrement à l’intérieur de la zone qui se trouve à moins de 1 mètre de
l’appareil, tous les équipements doivent être conformes au
groupe d’appareils II –catégorie 2 G (gaz).
•En Zone 2 et plus particulièrement à l’intérieur de la zone
qui est située entre 1 mètre et 2 mètres de l’appareil, tous
les équipements doivent être conformes au groupe
d’appareils II –catégorie 3 G (gaz).
L’utilisateur, aux termes de la Directive 1999/92/CE, a
l’obligation de garantir le respect des limites de la zone de
danger définie par le schéma et de procéder à la classification
en zone du milieu de travail où pourraient être présentes des
atmosphères explosives.
1.2.4 PRODUITS POUR LE LAVAGE
Pour le lavage des pistolets-pulvérisateurs et de leurs accessoires, il convient d’utiliser:
un mélange de diluants de lavage habituellement utilisés par les carrossiers pour les objets souillés de
peinture à base de diluant et qui contiennent normalement:
•dissolvant, acétate de méthyle, carbinol, cyanure de méthylène, chlorure de propyle, dichloroétylène, hexane,
isopropanol, M.E.K. (méthyle éthyle cétone), méthyle acétate, propylène.
•diluant à la térébenthine minérale à base d’hydrocarbures, gasoil, kérosène.
•liquide détergent à base d’eau. Dans ce cas, le mélange doit avoir les caractéristiques suivantes: un pH
compris entre 6,5 et 12; absence de composants inflammables ou en pourcentage inférieur à 8%.
Ces produits pour le lavage doivent respecter les prescriptions contre la pollution environnementale conformément
aux lois en vigueur dans l’état où est utilisé le Lave-pistolets.
Figure XZ
4
Figure 1
1.4 Produits de nettoyage
Pour le lavage des pistolets à peinture et de leurs accessoires, il convient d’utiliser :
ZONE A : Liquide détergent à base d’eau. Dans ce cas, le mélange doit avoir les caractéristiques suivantes: un pH compris
entre 6,5 et 12; absence de composants inammables ou en pourcentage inférieur à 8%.
ZONE B :Un mélange de diluants de lavage habituellement utilisés par les carrossiers pour les objets souillés de peinture à
base de diluant et qui contiennent normalement les composants suivants :
• Dissolvant, acétate de méthyle, carbinol, cyanure de méthylène, chlorure de propyle, dichloroétylène, hexane, isopropanol,
M.E.K. (méthyle éthyle cétone), méthyle acétate, propylène.
• Diluant à la térébenthine minérale à base d’hydrocarbures, gasoil, kérosène.
Ces produits doivent respecter les prescriptions contre la pollution environnementale conformément aux lois en vigueur dans le
pays où est utilisé le nettoyeur.
1.5 Produits de nettoyage interdits
L’utilisation de produits non prévus par le fabricant est synonyme de risque pour la santé, de perte de sécurité durant le
fonctionnement de l’appareil et de dommages possibles. Pour ces raisons, il est recommandé de ne pas utiliser de produits
qui ne sont pas explicitement indiqués dans ce manuel. À titre indicatif et sans être exhaustif, sont indiqués ci-dessous certains
produits d’usage habituel chez les carrossiers mais qui ne doivent en aucun cas être utilisés avec le nettoyeur :
• L’essence et ses dérivés,
• L’alcool éthylique et autres alcools primaires,
• Les diluants non inammables mais dangereux pour la santé (diluants au chlorure ou au carbone de uor), comme par
exemple: trichlorométhane, trichloroéthane, chlorure de méthylène, fréon, tétrachlorure de carbone, perchloroéthylène,
chlorotène, trichloréthylène, etc.
DANGER
Il est interdit de mélanger eau et diluant. Chaque produit de lavage ne doit être utilisé que dans la
zone de travail assignée.
DANGER
Il est absolument interdit d’utiliser des diluants à base de substances toxiques comme les
chlorures, les carbones de uor ou d’autres substances à base d’hydrocarbures halogénés
dangereux pour la santé. Il est recommandé de n’utiliser que les produits indiqués par le
fabricant. Le fabricant décline toute responsabilité pour des dommages causés par le nettoyeur
aux personnes et/ou animaux suite à une utilisation de produits interdits ou impropres comme
indiqué dans ce manuel.
2 Description de la machine
• Dans la zone A pour le nettoyage à l’eau, un pinceau (g.1, 36Z)) qui puise l’eau sale dans la cuve (g.1, W2) grâce
à la pompe (g.1,32), un nébuliseur (g.1, 22) qui puise l’eau propre dans le récipient (g.1, 53), un pinceau (g.1,
W36) relié à l’eau de l’installation hydraulique de l’atelier, une grille (g.1, W6C) pour déposer et égoutter les pistolets à
laver, une cuve (g.1, W2) pour la récolte de l’eau sale avec, à l’intérieur, une installation pour le mélange avec la poudre
coagulante (g.1, W35), un robinet (g.1, W30) pour la vidange de l’eau coagulée dans le ltre (g.1, W50) et une cuve
(g.1, W53) de collecte pour l’eau propre.
L’utilisateur, aux termes de la Directive 1999/92/CE, a l’obligation de garantir
le respect des limites de la zone de danger dénie par le schéma et de procéder
à la classication en zone du milieu de travail où pourraient être présentes des
atmosphères explosives.
copyrighted document - all rights reserved by FBC

18
RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
FR
MACH
• Dans la zone B pour le nettoyage au diluant, une petite pompe à venturi (g.1, 8) pour puiser le diluant souillé, un
nébuliseur (g.1, 22) et une pompe à venturi (g. 1, 21) pour puiser le diluant propre. Le nettoyeur est équipé de tuyaux
pour l’arrivée et la vidange des différents liquides des récipients placés à la base de la machine. Les fumées et les vapeurs
des diluants nébulisés à l’intérieur de la machine sont convoyés et aspirés à chaque fois que l’opérateur ouvre le volet
supérieur (g.1, 11) de la machine (g.1, 2) et elles sont évacuées à l’extérieur par l’effet venturi produit par la buse
(g.1, 15) dans le tuyau (g.1, 16). Il est possible de positionner, avant le tuyau d’échappement des vapeurs, un épurateur
aux charbons actifs (optionnel) an d’éliminer les particules gazeuses polluantes.
A partir du tableau de commande supérieur, il est possible de:
• Commander la pompe (g.1, 32) avec le liquide détergent (g.1, W17),
• Commander le nébuliseur de l’eau propre (g.1, W18),
• Régler le ux de l’air pour le mélange de l’eau avec la poudre coagulante (g.1, W1),
• Commander l’eau propre reliée à l’installation hydraulique de l’établissement (g.1, W18C),
• Commander la pompe venturi du diluant sale (g.1, 17),
• Commander le nébuliseur du diluant propre (g.1, 18),
• Commander la pompe venturi du diluant propre (g.1, 19).
Zone A - Nettoyage à l’eau Zone B - Nettoyage au diluant
W1 Régulateur de débit 3 Aimant volet inférieur
W2 Cuve de collecte de l’eau 7 Tuyau d’alimentation pompe venturi
W4 Tuyau d’alimentation du pistolet de
soufage
8 Pompe à venturi
W4A Pistolet de soufage 4 Tuyau d’alimentation du pistolet
W6C Grille 10 Raccord de sortie de l’air
W7F Filtre d’alimentation de la pompe 11 Volet supérieur
W10 Raccord d’évacuation de l’air 11A Volet inférieur
W17 Soupape de contrôle de la pompe 12 Raccord d’entrée de l’air comprimé avec ltre
W18 Soupape de contrôle du nébuliseur 15 Buse d’aspiration des vapeurs
W18C Robinet de l’eau raccordé à l’installation
hydraulique de l’établissement 16 Tuyau d’évacuation des vapeurs (Ø 150 mm)
W22 Nébuliseur 17 Soupape de contrôle de la pompe à venturi
W22C Raccord d’évacuation de l’eau courante 18 Soupape de contrôle du nébuliseur
W23 Tuyau d’alimentation du nébuliseur 19 Soupape de contrôle de la petite pompe
W23C Raccord d’alimentation en eau 21 Petite pompe
W23R Soupape régulatrice de débit de l’eau (à
raccorder à l’installation hydraulique de
l’établissement)
22 Nébuliseur
W30 Soupape de vidange de la cuve 23 Tuyau d’alimentation du nébuliseur
W32 Pompe à membrane MP 24 Tuyau d’alimentation de la petite pompe
W35 Diffuseur d’air pour le mélange de l’eau
avec la poudre coagulante 25 Grille pour lavage manuel
W36 Pinceau de lavage 26 Tuyau de vidange de la grille
W36Z Pinceau de lavage 27 Cuve de diluant sale
W50 Préltre-sac 28 Cuve de diluant propre
W51 Filtre-sac 41 Soupape de contrôle d’aspiration automatique des
vapeurs
W52 Récipient troué 42 Verrouillage du volet supérieur
W53 Cuve de collecte de l’eau propre 46 Couvercle de l’orice d’inspection de la hotte
47 Cuve de collecte
72 Adhésif du tableau de commande
74 Câble de mise à la terre externe
copyrighted document - all rights reserved by FBC

19
RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
FR MACH
Figure 2
LAVE-PISTOLETS MINI STAR 165
Figura 1
N.B. Pour commander des pièces de rechange indiquer systématiquement:
LE MODÈLE –LE N° DE SÉRIE -L’ANNÉE
8
copyrighted document - all rights reserved by FBC

20
RVP165 - NLFREN - v1.0 - 10022015
FR
MACH
2.1 Spécications techniques
Description Unité de mesure Valeur
Dimensions (h x l x p) mm 1385 x 790 x 690
Pression de service maximale bar 10
Pression de service de l’air comprimé bar 6 - 10
Pression conseillée avec le nettoyeur en marche bar 8
Diamètre des 3 orices de la buse d’aspiration (g.1, 15) mm 0,8
Consommation d’air (moyenne) à 8 bars Nm³/h 12,4
Diamètre de la cheminée d’aspiration des vapeurs (g.1, 16) mm 150
Vitesse de l’air à l’entrée de la hotte (à 8 bars) (zone A) m/sec 0,20
Vitesse de l’air à l’entrée de la hotte (à 8 bars) (zone B) m/sec 0,51
Débit de l’air sortant de la cheminée (à 8 bars) m³/h 366
Capacité de la cuve d’eau (g.1, W2) dm³ (litres) 50
Capacité de la cuve inférieure pour l’eau (g.1, W53) dm³ (litres) 70
Capacité de chaque récipient de diluant (g.1, 27-28) dm³ (litres) 25
Nombre de récipients de diluant à base d’eau 2
Pression acoustique moyenne pondérée (LpAm)* dB (A) 80,0
Pression acoustique au poste de l’opérateur (LpA)* dB (A) 89,2
Niveau de pression acoustique conventionnelle (LwA)* dB (A) 95,2
*Le niveau sonore du nettoyeur a été mesuré dans des conditions normales d’utilisation, avec une phonomètre à intégrateur.
Les mesures ont étés prises conformément à la norme EN ISO 3746:1995 par un laboratoire compétent.
2.2 Avertissements et signaux de danger sur l’appareil
Le nettoyeur est équipé d’une plaque du constructeur ainsi que de pictogrammes (étiquettes) signalant les dangers possible lors
de l’utilisation de la machine.
La gure 3 reproduit les avis de danger et l’indication de l’endroit exact où la plaque signalétique du constructeur est
normalement apposée.
Les plaquettes ont la signication suivante:
1. Marque du fabricant, marquage CE, modèle, numéro de série et année de fabrication, pression maximale, groupe,
catégorie et type de danger ATEX, quantité de détergent.
2. Danger de présence de substances et de vapeurs inammables.
3. Il est obligatoire de débrancher l’alimentation en air comprimé avant d’effectuer toute intervention sur le machine.
4. Défense d’allumer des ammes libres et défense de fumer près de la machine.
5. Veiller à ce que les tuyaux soient bien introduits dans les récipients (g.1, 27 - 28).
6. Lire attentivement les instructions contenues dans cette notice avant de commencer à utiliser la machine.
7. Mettre un masque de protection avant de commencer à travailler.
8. Enler des gants en caoutchouc avant de commencer à travailler.
9. Mettre des lunettes de protection avant de commencer à travailler.
10. Utilisation correcte pour le nettoyage manuel du pistolet.
copyrighted document - all rights reserved by FBC
This manual suits for next models
1
Table of contents
Languages: