Dik Geurts Instyle 600V Next Guide

Lees en bewaar dit document zorgvuldig
Please read and retain this document carefully
Dieses Dokument sorgfältig durchlesen und gut aufbewahren
Lisez et conservez soigneusement cette notice
INSTALLATIEHANDLEIDING NL/BE
INSTRUCTIONS FOR INSTALLATION GB/IE
INSTALLATIONSVORSCHRIFT DE/AT/BE/LU/CH
INSTRUCTIONS D’ INSTALLATION FR/BE/LU/CH
Instyle 600V Next
Instyle 700V Next
Instyle 800V Next
89000223.00
DRU-1009897-NL-NL-0522-1

Plak hier uw typeplaatje.
Adhere your data plate here.
Hier das Typenschild einfügen.
Collez ici votre plaque signalétique.
2

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
INHOUD
1. Inleiding
2. Conformiteitsverklaring
3. VEILIGHEID
3.1 Algemeen
3.2 Voorschriften
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies bij
installatie
4. Uitpakken
5. Installatie
5.1 Voorschriften
5.2 Rookgaskanaal
5.3 Convectie
5.4 Ventilator(en)
5.5 Landspecifieke installatie-eisen
5.6 Buitenluchtaansluiting
5.7 Plaatsen Haard algemeen
5.7.1 Vrijstaande / Designhaarden
5.7.2 Inzethaarden (bestaande en nieuwe situatie)
5.7.3 Inbouwhaarden
5.8 Afronden installatie
6. Oplevering en onderhoud
7. End of life / Recycling
8. Storingen
9 Toestel specifieke informatie
9.1 Ventilatoren
9.1.1 Werking van de ventilatoren
9.1.2 Installatie van de ventilatoren
9.1.3 Onderhoud en/of vervangen van de ventilatoren
9.1.4 Vervangen van de temperatuurschakelaar
9.1.5 Storing
9.3 Buitenluchtaansluiting, convectieaansluiting en luchtschuif
9.3.1 Buitenluchtaansluiting
9.3.2 Convectielucht aansluiting
9.2.3 Aansluiting rookgasafvoer
9.2.4 Luchtschuif
9.4 Binnenbekleding
9.4.1 Vermiculiet
9.4.2 Vlamkeerplaat
9.6.1 Demonteren ruit in deur
9.6.2 Monteren ruit in deur
9.7 Kaders
9.8 Stelvoeten
Bijlage 1: Tabellen
Bijlage 2: Afbeeldingen
Bijlage 3: Eco Design
3

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
1. Inleiding
Als fabrikant van haarden ontwikkelt en produceert DRU Verwarming producten volgens de hoogst mogelijke
kwaliteits-, prestatie- en veiligheidseisen. Deze houtgestookte Dik Geurts haarden zijn voorzien van een CE-merk,
dat alleen gevoerd mag worden voor haarden, die voldoen aan de essentiële eisen uit de Europese
Bouwproductenrichtlijn, waaronder eisen voor veiligheid, milieu en energiegebruik.
Bij de haard worden een installatiehandleiding en een gebruikershandleiding geleverd. Als installateur dient u
erkend en vakbekwaam te zijn op het gebied van houtgestookte toestellen.
De installatiehandleiding geeft u informatie, die u nodig heeft om de haard zo te installeren, dat deze goed en
veilig functioneert.
Deze handleiding schenkt aandacht aan de installatie van de haard en de daarbij geldende voorschriften.
Daarnaast treft u technische gegevens van de haard aan.
De afbeeldingen vindt u achterin dit boekje in de bijlage.
U dient de installatiehandleiding volledig en zorgvuldig te lezen en te gebruiken, alvorens u de haard installeert.
Neem bij vragen of twijfel altijd contact op met uw leverancier.
De gebruikershandleiding geeft u informatie, die u nodig hebt om het toestel goed en veilig te laten functioneren.
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig alvorens de haard in gebruik te nemen.
In de handleidingen worden de volgende markeringen gebruikt om belangrijke informatie aan te geven:
Ø
Uit te voeren acties
!Tip
Suggesties en adviezen
!Let op
Deze instructies zijn noodzakelijk ter voorkoming van mogelijke problemen bij installatie en/of gebruik.
!LET OP
Deze instructies zijn noodzakelijk ter voorkoming van brand, persoonlijk letsel of andere ernstige schades.
Na oplevering dient u de gebruikershandleiding én deze installatiehandleiding te overhandigen aan de gebruiker.
De gebruiker dient de gebruikershandleiding en de installatiehandleiding zorgvuldig te bewaren.
4

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
2. Conformiteitsverklaring
De ondergetekende, vertegenwoordiger van:
Fabrikant:
DRU Verwarming BV
Postbus 1021
NL-6920 BA Duiven
Ratio 8, NL-6921 RW Duiven
Verklaart hiermee dat het door DRU uitgebrachte houtgestookte verwarmingstoestel door zijn ontwerp en
bouwwijze voldoet aan de essentiële eisen van de Bouwproductenrichtlijn en dat ze geproduceerd en verdeeld
wordt volgens de eisen van het Belgisch koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot regeling van de minimale
eisen van rendement en emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten voor
vaste brandstoffen.
Kenmerkende producteigenschappen / technische gegevens staan in Bijlage 1, Tabel 2 achterin de handleiding.
Door bedrijfsinterne maatregelen is gewaarborgd dat seriematig geproduceerde haarden aan de essentiële eisen
van de van kracht zijnde EG-richtlijnen en de daarvan afgeleide normen voldoen.
Deze verklaring verliest haar geldigheid als zonder schriftelijke toestemming van DRU wijzigingen aan het toestel
worden aangebracht.
R.P. Zantinge, Managing director
Duiven, 5-4-2022
5

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
3. VEILIGHEID
3.1 Algemeen
!LET OP
• Leest u dit hoofdstuk over veiligheid zorgvuldig door voordat u begint met installatie of onderhoud.
• Houdt u zich aan de algemeen geldende voorschriften en de voorzorgsmaatregelen/veiligheidsinstructies in
deze handleiding.
3.2 Voorschriften
Installeer het toestel volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies bij installatie
Volg de onderstaande voorzorgsmaatregelen/veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op:
Ø
Installeer en onderhoud de haard alleen als u een vakbekwame installateur op het gebied van houtgestookte
toestellen bent.
Ø
Plaats de haard alleen in een ruimte, waarbij de locatie, de bouwtechnische constructie en de activiteit in deze
ruimte geen gevaar opleveren door het branden van de haard.
Ø
Plaats de haard afhankelijk van het type ophanging op een vloer, tegen een wand of aan een plafond met
voldoende draagkracht.
Ø
Houd rekening met eventuele brandbare schouwbalken boven de haard. Verwijder deze of breng volgens de
bouwrichtlijnen voldoende niet-brandbaar isolatiemateriaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 aan.
Ø
Breng, indien u nog andere brandbare materialen aantreft, volgens de bouwrichtlijnen voldoende niet-brandbaar
isolatiemateriaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 aan.
Ø
Houd bij het plaatsen van een vrijstaande haard rekening met de minimaal vereiste ruimte van de haard tot een
niet-brandbare wand. Deze afstand bedraagt 50 mm.
Ø
Gebruik kachelpijpmateriaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-2 T600.
Ø
Houd bij het plaatsen van de haard en/of de kachelpijpen rekening met de minimale afstand tot brandbare
objecten en materialen (zie Bijlage 1, Tabel 2 èn het typeplaatje voorin deze installatiehandleiding).
Ø
Plaats, in geval van een brandbare vloer, een beschermende vloerplaat (zie hoofdstuk 5.7).
Ø
Dek een vrijstaande haard niet af en/of pak deze niet in met een isolatiedeken of enig ander materiaal.
Ø
Sluit de haard aan op een geschikt rookgaskanaal.
Ø
Verwijder de eventueel aanwezige afsluitklep of schuif in het rookgaskanaal van de bestaande openhaard.
Ø
Laat het rookgaskanaal vooraf inspecteren en reinigen door een erkend schoorsteenveegbedrijf.
Ø
Breng zelf geen wijzigingen aan de haard aan.
Ø
Gebruik uitsluitend originele onderdelen ter vervanging.
Ø
Zorg voor voldoende ventilatie in de opstellingsruimte, plaats zonodig een extra luchttoevoeropening.
Ø
Zorg ervoor dat er nooit onderdruk in de opstellingsruimte optreedt. Sluit, indien van toepassing, de
buitenluchtaansluiting aan en haal daarmee de verbrandingslucht direct van buiten de woning.
Extra informatie indien u een inzet-/ inbouwtoestel installeert:
Ø
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 voor de boezem
(inclusief de bovenkant van de boezem), het materiaal in de boezem en de achterwand waartegen het toestel
wordt geplaatst. Zowel plaatmateriaal als steenachtige materialen zijn hiervoor mogelijk.
Ø
Neem afdoende maatregelen volgens de bouwrichtlijnen om te hoge temperaturen (>85 °C) van een wand achter
de boezem te voorkomen, inclusief de materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden.
Ø
Houd rekening met de minimaal vereiste inwendige afmetingen van de boezem.
Ø
Het is mogelijk om door middel van ventilatieroosters extra convectiewarmte uit de boezem te halen.
Ø
Sluit, indien van toepassing, de convectie-opening aan met een flexibele aluminium pijp en ventilatie-elementen.
Deze zijn als accessoire te bestellen bij uw leverancier.
Ø
Gebruik, indien van toepassing, hittebestendige elektrische aansluitingen en plaats deze vrij van het toestel.
6

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
4. Uitpakken
Schenk aandacht aan de onderstaande punten bij het uitpakken:
Ø
Controleer het toestel met toebehoren op (transport)schade.
Ø
Installeer nóóit een beschadigde haard!
Ø
Neem, indien nodig, contact op met uw leverancier.
!LET OP
Houd plastic zakken bij kinderen vandaan.
Ø
In Bijlage 1, Tabel 1, staat vermeld over welke onderdelen u na het uitpakken dient te beschikken.
Ø
Om transporttechnische redenen ligt de vlamkeerplaat bij sommige toestellen op de bodem van de haard.
Voor het plaatsen van deze vlamkeerplaat verwijzen we, indien van toepassing, naar hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie'.
Ø
Door het transport kunnen onderdelen verschoven zijn. Controleer de positie van de keerplaat en
binnenbekledingsplaten.
Ø
Controleer vóór plaatsing de werking van de luchtschuif, de deursluiting en het eventuele draaimechanisme.
Voor het monteren/demonteren van deze onderdelen verwijzen we, indien van toepassing, naar hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie'.
Ø
Verwijder het eventueel achtergebleven straalgrit uit de luchtschuif.
Ø
Neem, indien nodig, contact op met uw leverancier.
Ø
Voer de verpakking af via de reguliere weg.
7

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5. Installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en veilige installatie van het toestel.
5.1 Voorschriften
Ø
Installeer de haard volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Ø
Houdt u zich aan de instructies zoals vermeld in deze handleiding.
Ø
DRU Verwarming geeft geen garantie op de installatie en het onderhoud van de haard en is niet verantwoordelijk
voor eventueel hierdoor ontstane gevolgschade.
5.2 Rookgaskanaal
Voor het rookgaskanaal gelden de volgende eisen:
Ø
Het rookgaskanaal moet van tevoren geïnspecteerd worden door een specialist.
Ø
Het rookgaskanaal dient geschikt te zijn voor het stoken van een houtgestookt toestel.
Ø
De haard dient te worden aangesloten op een enkel, ongedeeld rookgaskanaal.
Ø
Het rookgaskanaal dient schoon en lekdicht te zijn.
Ø
Gebruik voor het rookgaskanaal materiaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-1 T450.
Ø
Gebruik voor de kachelpijp materiaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-2 T600.
Ø
De versleping in het rookgaskanaal mag maximaal 1,5 meter bedragen met een maximale hoek van 45 graden
vanuit het horizontale vlak, mits de trek in het kanaal niet te laag is.
Ø
Bij achteraansluiting op de haard mag het horizontale deel van het rookgaskanaal maximaal 500 mm bedragen.
Ø
Bij gebruik van de achteraansluiting van de haard op een verticaal rookgaskanaal dient een T-stuk met roetzak te
worden toegepast.
Ø
De diameter van het rookgaskanaal moet minimaal gelijk zijn aan de diameter van de rookgasafvoer van de haard.
Ø
De trek van het rookgaskanaal moet minimaal 12 Pascal zijn.
Ø
Plaats eventueel een rookgasventilator indien er te weinig trek is of er onderdruk in de opstelruimte ontstaat door
mechanische ventilatie in de woning.
Ø
In een (te) sterk trekkend kanaal (30 - 40 Pa) dient zonodig een rookgasklep worden aangebracht. Hiermee kan de
trek worden geregeld. Uw toestel kan uitgevoerd zijn met een "remkap" om een eventuele hoge trek te remmen
(zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Maak bij het plaatsen van een flexibele pijp altijd gebruik van de dubbelwandige rvs-uitvoering met een “gladde”
binnenzijde.
Ø
Om roestvorming en beschadiging van de binnenbekleding van de haard door vocht te beperken, dient bovenop
het rookgaskanaal een regenkap geplaatst te worden.
Ø
Het rookgaskanaal dient zelfdragend te zijn en mag niet op de haard rusten.
5.3 Convectie
Bij het installeren van een toestel in een holle boezem moeten convectie-openingen worden gecreëerd. Open,
indien van toepassing, de eventueel aanwezige convectie-openingen op het toestel volgens de beschrijving in
hoofdstuk 9 ‘Toestelspecifieke informatie’. Indien er geen convectie-openingen op het toestel aanwezig zijn, dient
u de noodzakelijke boezembeluchting en -ontluchting zelf te realiseren. Ga hierbij uit van een minimale
boezemontluchting van 200 cm 2 (aan de bovenzijde) en een minimale –beluchting van 200 cm 2 (aan de
onderzijde). Plaats de ontluchting aan de bovenzijde minimaal 30 cm onder het plafond en minimaal 180 cm van
de vloer.
NL

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.4 Toestellen met ventilator(en)
Toestellen, die zijn uitgevoerd met één of meerdere ventilatoren, verwarmen een ruimte sneller en verhogen het
comfort. Zodra de ventilator wordt ingeschakeld, is een aangenaam warme luchtstroom voelbaar. De ventilator is
op verschillende standen instelbaar. De luchtstroom kan zowel aan de voorzijde als via de convectie-openingen het
toestel verlaten. Voor meer informatie over toestellen met een ventilator, verwijzen we naar hoofdstuk 9
“Toestelspecifieke informatie”.
5.5 Landspecifieke installatie-eisen
Ø
Installeer het toestel volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
5.6 Buitenluchtaansluiting (indien van toepassing)
Sommige haarden kunnen worden voorzien van een buitenluchtaansluiting. Voor een optimale werking van het
toestel dient in geval van een buitenluchtaansluiting met de volgende punten rekening te worden gehouden:
• De doorlaat van de buitenluchtaansluiting en eventueel de doorlaat van een rooster mag niet kleiner zijn dan
doorlaat van de buitenluchtaansluiting op de haard.
• Zorg ervoor dat er max. 4 pascal onderdruk ontstaat in de verbrandingsluchttoevoerleiding. Indien er een
hogere onderdruk ontstaat, zal de haard niet goed functioneren en kunnen er (hete) rookgassen terugstromen
in de toevoerleiding.
• Vermijd het plaatsen van de buitenluchttoevoer in een onderdruk gebied aan de buitenkant van het huis.
Plaats, indien mogelijk, een toevoerleiding met T-stuk naar 2 zijdes van het huis.
• De verbrandingsluchttoevoerleiding mag niet hoger als de onderkant van de haard geplaatst worden, dit om
het terugstromen van rookgassen te voorkomen.
• De verbrandingsluchttoevoerleiding die op de haard wordt aangesloten wordt dient van onbrandbaar
materiaal te zijn.
• De haard functioneert goed met een flexibele pijp van max. 11 mtr. en 4 bochten. Bij langere lengtes of meer
bochten is het raadzaam om een pijp met een grotere diameter (100-125mm) te plaatsen.
• Indien een kruipruimte goed belucht wordt met open roosters mag hier de verbrandingslucht vandaan
gehaald worden. Indien er geen goede beluchting in de kruipruimte is dan kunnen hier schadelijke
radongassen aangezogen worden, dit is niet toegestaan volgens de nationale regels.
Nadere informatie over de buitenluchtaansluiting vindt u, indien van toepassing, in hoofdstuk 9 ‘Toestelspecifieke
informatie’.
9

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.7 Plaatsen haard algemeen
!Let op
• Breng zelf geen wijzigingen aan de haard aan.
• Gebruik schone stoffen handschoenen, vermijd vingerafdrukken op de haard en kachelpijpen.
• Plaats de haard afhankelijk van het type ophanging op een vloer, tegen een wand of aan een plafond met
voldoende draagkracht.
• Plaats, in geval van een brandbare vloer, een brandwerende vloerplaat. De vloerplaat van niet-brandbaar
materiaal dient minimaal 300 mm voor de haard uit te steken en minimaal 300 mm breder te zijn dan de
haard.
Controleer deze afstanden, voor plaatsing, aan de hand van de geldende nationale/locale wetgeving.
!Tip
Een vloerplaat beschermt tegen gloeiende asdeeltjes en voorkomt het vuil worden van bijvoorbeeld een marmeren
of plavuizen vloer. Daarom adviseren wij het gebruik van een brandwerende vloerplaat ook bij plaatsing van
toestellen aan de wand of aan het plafond.
Ø
Controleer op de maatschets van de haard welke diameter kachelpijp u nodig heeft (zie Bijlage 1, tabel 2).
Ø
Gebruik een kachelpijp, die minimaal voldoet aan de normen, zoals vastgelegd in EN 1856-2 T600.
Ø
Plaats de kachelpijpen zodanig, dat nooit een brandgevaarlijke situatie kan ontstaan.
Ø
Houd bij het plaatsen van een vrijstaande haard rekening met de minimaal vereiste ruimte van de haard tot een
niet-brandbare wand. Deze afstand bedraagt 50 mm.
Ø
Houdt bij het plaatsen van de haard en/of de kachelpijpen rekening met de minimale afstand tot brandbare
objecten en materialen zoals aangegeven in Bijlage 1, tabel 2;
Ø
Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een eventuele wand achter de boezem te voorkomen.
Dit geldt ook voor materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden.
Ø
Houdt u zich aan de eisen met betrekking tot het rookgaskanaal, zoals beschreven in paragraaf 5.2.
Voor eventuele toestelspecifieke aanwijzingen verwijzen we naar hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'.
!LET OP
Houd, indien u een inbouwtoestel installeert, rekening met:
• De minimale inbouwafmetingen volgens Bijlage 1, Tabel 2.
10

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.7.1 Vrijstaande / Designhaarden
5.7.1.1 Ombouwen bovenaansluiting naar achteraansluiting haard (indien van toepassing)
De haard wordt geleverd met een bovenaansluiting voor het aansluiten op het rookgaskanaal.
De bovenaansluiting kan, indien van toepassing, omgebouwd worden naar een achteraansluiting.
Volg hiervoor de onderstaande stappen (zie Bijlage 2, afb. 2):
Ø
Haal de vlamkeerplaat c.q. keerplaten uit de stookruimte (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9,
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Uw toestel kan uitgevoerd zijn met een extra stalen remkap (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9,
'Toestelspecifieke informatie'). Verwijder deze door de remkap naar voren te schuiven en uit de rails te halen.
Bij een achteraansluiting wordt deze remkap niet teruggeplaatst.
Ø
Verwijder de convectie-achterplaat van de haard door het losdraaien van de bouten.
Ø
Verwijder de doordrukplaat uit de convectie-achterplaat.
Ø
Verwijder de afdekplaat ten behoeve van de rookgasafvoer uit de achterwand van de haard door het losdraaien van
de 2 of 3 moeren.
Ø
Verwijder de rookgasafvoerring uit de bovenplaat door het losdraaien van de moeren en/of bouten.
Ø
Monteer de rookgasafvoerring op de achterwand met behulp van de bouten en/of moeren.
Ø
Zet de convectie-achterplaat weer vast met de bouten.
Ø
Monteer de afdekplaat ten behoeve van de rookgasafvoer in de opening in de bovenplaat met behulp van de
moeren.
Ø
Plaats de vlamkeerplaat c.q. keerplaten in omgekeerde volgorde weer terug.
5.7.1.2 Plaatsen vrijstaande haard, algemeen
Het plaatsen van de vrijstaande haard gebeurt als volgt:
Ø
Bepaal de plaats van de haard. De afmetingen van het toestel zijn weergegeven in Bijlage 1, tabel 2.
Ø
Voor eventuele toestelspecifieke aanwijzingen verwijzen we naar hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'.
Ø
Zorg ervoor dat er geen brandbare materialen aanwezig zijn.
Ø
Plaats, indien van toepassing, de vloerplaat.
Ø
Zet de haard op een deken of een stuk karton (in verband met een mogelijke beschadiging van de vloer) en daarna
op de gewenste plek.
Ø
Sluit de haard aan op het rookgaskanaal. Volg hierbij de aanwijzingen van de leverancier van het
rookgasafvoersysteem. Gebruik kachelpijpmateriaal, dat minimaal voldoet aan EN 1856-2 T600.
Ø
Verschuif de haard indien nodig en kantel deze iets zodat de deken of het karton weggehaald kan worden.
Ø
Voor de afronding van de installatie verwijzen we naar paragraaf 5.8.
5.7.1.3 Plaatsen Designhaard
Voor het plaatsen van een designhaard verwijzen we naar Hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'.
11

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.7.2 Inzethaarden (bestaande en nieuwe situatie)
5.7.2.1 In bestaande schouw of boezem
Ga voor het plaatsen van een inzethaard in een bestaande schouw of boezem als volgt te werk:
Ø
Bepaal de plaats van de haard. De afmetingen van het toestel zijn weergegeven in Bijlage 1, Tabel 2.
Ø
Houd minimaal 10 mm ruimte tussen de haard en bouwkundige materialen.
Ø
Controleer de afmeting van de sparing. Indien noodzakelijk kunnen de wanden van de openhaard iets uitgebroken
worden. Zorg ervoor dat de rookkap voldoende ondersteund blijft.
Ø
Maak, indien van toepassing, ruimte voor de aansluiting van de convectie-openingen (zie, indien van toepassing,
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie' en hoofdstuk 5.3 'Convectie') met een flexibele aluminium pijp en
ventilatie-elementen (zie hoofdstuk 5.4 'Toestellen met ventilator(en)'). Deze zijn als accessoire te bestellen bij uw
leverancier.
Ø
Let op met het stukadoren van de boezem. Stucprofielen maken de sparing kleiner.
Ø
Verwijder de eventueel bestaande klep van de openhaard of schuif en reinig de rookkap, zodat er geen roet
achterblijft.
Ø
Verwijder de haarddeur en demonteer het kader wanneer deze los is meegeleverd (zie hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Verwijder de binnenbekledingsplaten (markeer deze), de keerplaat en indien aanwezig de remkap voorzichtig uit
de haard (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Leg de eventueel meegeleverde bodemplaat op de plek waar de haard geplaatst moet worden.
Ø
Draai de stelpoten in met de meegeleverde binnenzeskant schroevedraaier en controleer of ze goed verstelbaar
zijn. Er kan nog wat straalgrit aanwezig zijn.
Ø
Zorg ervoor dat er voor de toevoer van verbrandingslucht voldoende ruimte is onder de haard, wanneer er geen
sprake is van een buitenluchtaansluiting.
Ø
Indien van toepassing is een buitenluchtaansluiting mogelijk (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Schuif de haard voorzichtig in het gat. Zorg dat er geen beschadigingen ontstaan.
Ø
Sluit, indien van toepassing, de convectie-opening (zie hoofdstuk 5.3 'Convectie') aan met de flexibele aluminium
pijp en ventilatie-elementen (zie hoofdstuk 5.4 'Toestellen met ventilator(en)');
Ø
De haard mag de rookgasafvoer nooit dragen.
Ø
Maak een goede, luchtdichte afdichting tussen de haard en de rookgasafvoer, eventueel met een registerplaat en
bij voorkeur met een vaste kachelpijp of rvs dubbelwandige flexibele pijp, die minimaal voldoet aan de norm EN
1856-2 T600.
Ø
Indien toepasbaar en afhankelijk van de nationale regelgeving mag de verbinding tussen het bestaande
rookgaskanaal en de haard met hittebestendige keramische wol worden afgestopt.
Ga als volgt te werk:
Ø
Controleer of de openhaard-klep is verwijderd.
Ø
Verwijder het kader (indien het kader al geplaatst is).
Ø
Verwijder de bodemplaten en draai de haard met de stelpoten zo ver mogelijk naar beneden, om ruimte te creëren
voor de keramische wol.
Ø
Vul de eventuele ruimte achter de haard op met vuurvast isolatiemateriaal, zodat hierachter geen vuil kan komen.
Ø
Verwijder de vlamkeerplaat.
Ø
Breng de keramische wol tussen de bovenzijde van de haard en de schoorsteen aan voor een luchtdichte
aansluiting.
Ø
Draai de haard met de stelpoten weer omhoog en controleer of de keramische wol goed afdicht.
Ø
Leg de vlamkeerplaat hierna weer op de plaats terug (zie hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
!Let op
Controleer telkens na het schoorsteenvegen of de aansluiting nog luchtdicht is.
Ø
Voor het rechtstreeks aansluiten van een rvs flexibele pijp op de haard is een handige kit leverbaar via uw
leverancier. Het gebruik van een kit is echter niet voor alle toestellen noodzakelijk (zie, indien van toepassing,
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Draai, nadat de haard is aangesloten, de stelpoten met de bijbehorende inbussleutel zodanig uit, dat de haard in de
gewenste positie staat. Zorg ervoor dat hierbij de verbrandingsluchttoevoer niet geblokkeerd wordt.
Ø
Plaats de remkap voor de uitgang, de binnenbekledingsplaten in omgekeerde volgorde weer terug en leg de
keerplaat tegen de achterwand en op de profielen (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke
informatie').
Ø
Controleer met een zaklamp of een dunne schroevendraaier of de gaten van de secundaire beluchting in de
achterwand recht voor de sparingen in de binnenbekleding zitten.
Ø
Plaats, indien van toepassing, het kader om de haard (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke
informatie').
12

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.7.2.2 Bij een nieuwe situatie
Ga voor het plaatsen van een inzethaard in een nieuw te bouwen boezem als volgt te werk:
Ø
Bepaal de plaats van de haard. De afmetingen zijn weergegeven in Bijlage 1, Tabel 2.
Ø
Plaats de haard op een vloer met voldoende draagkracht.
Ø
Maak, indien van toepassing, een sparing voor een buitenluchtaansluiting (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 voor de plaat op de
vloer, de boezem (inclusief de bovenkant van de boezem), het materiaal in de boezem en de achterwand
waartegen het toestel wordt geplaatst. Zowel plaatmateriaal als steenachtige materialen zijn hiervoor mogelijk.
Ø
Houd minimaal 10 mm ruimte tussen de haard en bouwkundige materialen.
Ø
Let op met het stukadoren van de boezem. Stucprofielen maken de sparing kleiner.
Ø
Houd rekening met het uitzetten van de haard. Houd de haard vrij van stucwerk.
Ø
Breng, indien er sprake is van een brandbaar plafond, 30 cm onder het plafond in de boezem een brandwerende
plaat met daarop een 10 cm dikke warmte-isolerende laag aan.
Ø
Indien er brandbare materialen (bv. houten vloerdelen/balken etc) onder of achter de haard aanwezig zijn, dient
voldoende onbrandbaar isolatiemateriaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 te worden aangebracht.
Houd hierbij de nationale regelgeving in acht.
Ø
Plaats in geval van een brandbare muur een 10 cm dikke brandveilige muur.
Ø
Bouw het plateau of de verhoging van hittebestendig materiaal.
Ø
Leg de meegeleverde stalen plaat op de plek voor de haard. Maak hierin, indien van toepassing, een sparing voor
de buitenluchtaansluiting.
Ø
Verwijder de haarddeur en demonteer het kader wanneer deze los is meegeleverd (zie hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Plaats de haard.
Ø
Sluit, indien van toepassing, de buitenluchtaansluiting aan (zie hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Sluit, indien van toepassing, de convectie-opening (zie hoofdstuk 5.3 'Convectie') aan met de flexibele aluminium
pijp en ventilatie-elementen (zie hoofdstuk 5.4 'Toestellen met ventilator(en)'). Houdt deze elementen op minimaal
30 cm afstand van het plafond.
Ø
Gebruik enkelwandige rvs kachelpijpen of rvs dubbelwandige flexibele pijpen, die minimaal voldoet aan de norm
EN 1856-2 T600.
Ø
De haard mag de rookgasafvoer nooit dragen.
Ø
Draai, nadat de haard is aangesloten, de stelpoten met de bijbehorende inbussleutel zodanig uit, dat de haard in de
gewenste positie staat. Zorg ervoor, dat de verbrandingsluchttoevoer hierbij niet geblokkeerd wordt.
Ø
Plaats de remkap voor de uitgang, de binnenbekledingsplaten in omgekeerde volgorde weer terug en leg de
keerplaat tegen de achterwand en op de profielen (zie hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Controleer met een zaklamp of een dunne schroevendraaier of de gaten van de secundaire beluchting in de
achterwand recht voor de sparingen in de binnenbekleding zitten.
Ø
Plaats de deur weer terug en indien van toepassing het kader om de haard (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Plaats, in geval van een brandbare vloer, een brandwerende vloerplaat voor de haard. De vloerplaat van
niet-brandbaar materiaal dient minimaal 300 mm voor de haard uit te steken en minimaal 300 mm breder te zijn
dan de haard.
13

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.7.3 Inbouwhaarden
Ø
Bepaal de plaats van de kachel.
Ø
Schuif het inbouwframe (1) in de gewenste positie.
Ø
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 voor de plaat op de
vloer, de boezem (inclusief de bovenkant van de boezem), het materiaal ín de boezem en de achterwand
waartegen het toestel wordt geplaatst. Zowel plaatmateriaal als steenachtige materialen zijn hiervoor mogelijk.
Ø
Breng, indien er sprake is van een brandbaar plafond, 30 cm onder het plafond in de boezem een brandwerende
plaat met daarop een 10 cm dikke warmte isolerende laag aan.
Ø
Plaats de haard waterpas op de gewenste hoogte en zet deze vast met metalen ankers.
Ø
Sluit het rookgaskanaal aan op de ring van de haard.
Ø
Sluit eventuele convectie-openingen (zie hoofdstuk 5.3 'Convectie') altijd aan met hittebestendige flexibele buis en
en ventilatie-elementen (zie hoofdstuk 5.4 'Toestellen met ventilator(en)') om het stucwerk te beschermen tegen
hoge temperaturen. Wanneer de boezem van onbrandbare materialen (bv. schoon metselwerk) is gemaakt, is dit
niet noodzakelijk.
Ø
Zorg dat er onder de haard voldoende ruimte is voor de toevoer van verbrandingslucht. Wanneer de ring van de
buitenluchtaansluiting niet wordt gebruikt, moet deze minimaal 20 mm vrij blijven voor voldoende
verbrandingslucht.
Ø
Sluit, indien van toepassing, de buitenluchtaansluiting aan (zie hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
De haard is niet geschikt om een rookgaskanaal te dragen, deze moet zelfdragend zijn.
Ø
Steenachtige materialen mogen beslist niet op de haard rusten. Gebruik hiervoor bv. een baksteenlatei met
keramisch vilt.
Ø
Zorg dat de opening in de boezem 6 mm ruimer is dan het inbouwframe.
Ø
De boezem mag aan de buitenzijde niet warmer worden dan 90 graden Celsius;
Ø
Plaats, in geval van een brandbare vloer, een brandwerende vloerplaat voor de haard. De vloerplaat van
niet-brandbaar materiaal dient minimaal 300 mm voor de haard uit te steken en een minimaal 300 mm breder te
zijn dan de haard.
14

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.8 Afronden installatie
Ø
Controleer of er geen gruis, stof of andere materialen in de boezem achterblijven (i.v.m. stank).
Ø
Gebruik schone stoffen handschoenen en vermijd vingerafdrukken op de haard en kachelpijpen.
Ø
Controleer of de binnenbekleding en de keerplaten goed geplaatst zijn in de haard (zie, indien van toepassing,
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'). Verbeter zonodig de positie van deze platen.
Ø
Controleer of de gaten van de secundaire beluchting in de achterplaat recht voor de sparingen in de
binnenbekleding zitten.
Ø
Reinig de haard met een zachte doek en controleer deze op beschadigingen. Spuit de haard eventueel bij met de
meegeleverde spuitbus. Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing op het etiket. Controleer altijd eerst de kleur op een
stuk wit papier of karton voordat u de haard bijwerkt.
Lees eerst de gebruikershandleiding aandachtig door, voordat de haard in gebruik wordt genomen.
Voor het aansteken en stoken van de haard verwijzen wij naar de gebruikershandleiding.
15

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
6. Oplevering en onderhoud
Ø
U dient de gebruiker vertrouwd te maken met de haard. U dient haar/hem onder meer te instrueren over de
ingebruikname, het stoken en het onderhoud van de haard.
Ø
Wijs er bij ingebruikname op, dat
• na een verbouwing of bij nieuwbouw alle bouwmaterialen goed moeten opdrogen i.v.m. het aanhangen van
stof (o.a. rookdeeltjes) aan vochtige oppervlakten;
• bij de eerste keer stoken vluchtige componenten uitdampen uit lak, materialen e.d.;
• de ruimte goed wordt geventileerd.
Ø
Wijs op de noodzaak om het rookgaskanaal minstens één keer per jaar door een specialist te laten inspecteren en
reinigen.
Ø
Overhandig de gebruiker de gebruikershandleiding én de installatiehandleiding (de installatiehandleiding dient bij
het toestel bewaard te blijven).
In de Gebruikershandleiding wordt een aantal tips/instructies gegeven voor het onderhoud van de haard. Tevens is
vermeld hoe een aantal onderdelen vervangen kan worden.
7. End of life / Recycling
Aan het einde van de gebruikscyclus dient het toestel op een verantwoorde manier afgevoerd en gerecycled te
worden. Volg hiervoor onderstaande stappen. Bij het afvoeren/recyclen van het toestel dienen altijd de lokale wet-
en regelgeving gevolgd te worden. Neem bij twijfel contact op met de lokale overheid over de beschikbare
inzamelstromen.
Let op!
Demonteer en verwijder het toestel alleen wanneer deze afgekoeld en op kamertemperatuur is.
Ø
Demonteer de binnenbekleding, ruit en het afdichtingsmateriaal van/uit het toestel. Deze delen kunnen bij een
daarvoor bestemd inzamelingspunt ingeleverd worden.
Let op!
De ruit is gemaakt van keramisch materiaal en kan daarom niet bij een recyclingpunt voor glas ingeleverd worden.
Ø
De staaldelen kunnen bij een daarvoor bestemd recycling centrum aangeboden worden.
8. Storingen
In de Gebruikershandleiding staat een tabel met een overzicht van storingen die kunnen optreden, de mogelijke
oorzaak en de oplossing.
16

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9 Toestel specifieke informatie
!LET OP
De toestel specifieke instructies, zoals beschreven in hoofdstuk 9, gaan boven de instructies in de voorgaande
hoofdstukken. Houd bij twijfel altijd de instructies in dit hoofdstuk aan of neem contact op met de leverancier.
9.1 Ventilatoren
9.1.1 Werking van de ventilatoren
De ventilatoren in het toestel schakelen automatisch in- en uit bij warmtedetectie. Middels de schuifknop op de
adapter is het mogelijk de snelheid van de ventilatoren te regelen; stand 1 is de minimaalstand, stand 4 de
maximaalstand.
!Let op
Het toestel dient te allen tijde aangesloten te zijn op het lichtnet om schade door oververhitting aan de
componenten te voorkomen. Indien er tijdens het stoken stroomuitval optreed is het advies om het toestel rustig
te stoken om schade aan de componenten te voorkomen.
9.1.2 Installatie van de ventilatoren
De ventilatoren bevinden achter de verbrandingsruimte en zijn af fabriek gemonteerd. Bij de installatie van het
toestel dient rekening gehouden te worden met de aansluiting van de voedingskabel. Deze aansluiting bevindt
zich aan de achterzijde van het toestel. (Zie bijlage 2, afb. 13)
!LET OP
• Het is niet toegestaan aanpassingen te maken aan het toestel of zijn elektrische componenten.
• Sluit geen andere apparatuur aan op de adapter.
• Het snoer van de elektrische aansluiting dient zo laag mogelijk geplaatst te worden (vloerniveau, nooit aan de
bovenzijde van het toestel) en vrij te zijn van contact met het toestel.
Ø
Sluit de meegeleverde adapter aan op de elektrische aansluiting van het toestel (zie Bijlage 2, afb. 13).
Ø
Sluit de meegeleverde adapter aan op een 230V spanningsbron.
9.1.3 Onderhoud en/of vervangen van de ventilatoren
De ventilatoren dienen periodiek te worden schoongemaakt. Indien dit niet tijdig gebeurt, zal de levensduur
verkorten en kan er geluidsoverlast ontstaan. Vervangende onderdelen zijn verkrijgbaar via de leverancier. (Bijlage
2, afbeelding 14 & 15)
!LET OP
Pleeg alleen onderhoud aan een volledig afgekoeld toestel.
Ga als volgt te werk:
Ø
Maak het toestel spanningsvrij.
Ø
Open de deur en verwijder de binnenbekleding/vermiculiet uit het toestel (Zie paragraaf 9.3).
Ø
Verwijder de twee service luiken in het toestel door de schroeven uit het toestel te draaien.
Ø
Verwijder de parkers van de ventilatormodule, til de module op, schuif deze voorzichtig uit het toestel en
ontkoppel de connector van de module.
Ø
Bij reiniging: Reinig voorzichtig de module met bijvoorbeeld een zachte borstel, een droge doek of een stofzuiger.
Bij vervanging: Wissel de oude module uit met de vervangende module.
!Tip
Indien de ventilatoren na het reinigen voor geluidsoverlast blijven zorgen dienen deze vervangen te worden.
Ø
Volg bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde voor het terug plaatsen van de (nieuwe) module.
17

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.1.4 Vervangen van de temperatuurschakelaar
Vervang de temperatuurschakelaar indien deze, ondanks regulier onderhoud, niet of slecht functioneert. (Zie
bijlage 2, afb. 15)
!LET OP
Pleeg alleen onderhoud aan een volledig afgekoeld toestel.
!Let op
Vervang de temperatuurschakelaar alleen door een origineel exemplaar. Deze is verkrijgbaar via de leverancier.
Ga als volgt te werk:
Ø
Maak het toestel spanningsvrij.
Ø
Open de deur en neem deze uit (zie paragraaf 9.3.3).
Ø
Verwijder de twee parkers uit de afdekkap van de temperatuurschakelaar (zie Bijlage 2, afb. 15).
Ø
Verwijder de temperatuurschakelaar uit de houder door deze rechtstandig naar boven te schuiven.
Ø
Demonteer de connector van de temperatuurschakelaar.
Ø
Volg bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde voor het terug plaatsen van de (nieuwe)
temperatuurschakelaar.
9.1.5 Storing
Controleer de volgende punten indien de ventilatoren niet functioneren:
• Staat er spanning op de wandcontactdoos;
• Is de adapter goed aangesloten;
• Controleer de uitgaande spanning van de adapter (6 - 12V gelijkspanning);
• Bypass de temperatuurschakelaar en controleer de werking van de ventilatoren;
• Controleer de spanning op de ventilator(en)
Afhankelijk van de resultaten van bovenstaande controles dienen de adapter, de temperatuurschakelaar, en/of de
ventilatoren vervangen te worden. Vervangende onderdelen zijn verkrijgbaar via de leverancier.
9.2 Buitenluchtaansluiting, convectieaansluiting en luchtschuif
9.2.1 Buitenluchtaansluiting
Het is mogelijk de haard te voorzien van een buitenluchtaansluiting. Deze buitenluchtaansluiting is optioneel als
(externe air) kit leverbaar via de leverancier.
!Let op
Dit toestel is uitsluitend geschikt voor een buitenlucht aansluiting via de onderzijde. Hoewel de Externe Air kit de
onderdelen bezit voor een achter aansluiting is het niet mogelijk deze te gebruiken met dit toestel.
Ga bij een buitenlucht aansluiting aan de onderzijde als volgt te werk (zie Bijlage 2, afb. 9):
Ø
Leg het toestel op de achterzijde zodat de onderzijde van het toestel bereikbaar wordt.
Ø
Verwijder de bodemplaat door de 4 parkers los te schroeven (Bijlage 2, afb 9).
Ø
Tik de uitbreekplaat uit de bodemplaat met bijvoorbeeld een hamer.
Ø
Verwijder de afschermkap van de luchtschuif door de 4 parkers los te schroeven.
Ø
Neem de kleine bak en pijpmond uit de externe air kit en bevestig deze aan elkaar door middel van de bijgeleverde
parkers.
Ø
Plaats de bak met pijpmond over de onderzijde van de luchtschuif. Zet deze vast met de 4 parkers.
Ø
Plaats de bodemplaat. Zet deze vast met de 4 parkers.
Ø
Sluit de flexibele slang (Ø 80 mm) aan op de pijpmond van de buitenluchtaansluiting.
Ø
Voer niet gebruikte onderdelen af via de reguliere weg.
18

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.2.2 Convectielucht aansluiting
Het toestel is voorzien van de mogelijkheid om convectielucht te geleiden. Hierbij wordt warme convectielucht
(uitstroom) naar een ventilatieopening van de boezem geleid. Ten behoeve van de instroom van koude
convectielucht zijn geen extra voorzieningen nodig. (Zie bijlage 2, afb. 11)
Kies de situatie die van toepassing is en volg de beschreven stappen:
Nieuwe situatie (holle boezem opgebouwd uit onbrandbaar materiaal):
Optie 1:
• Breek de platen van de convectielucht aansluiting aan de bovenzijde van het toestel uit met een hamer.
• Plaats de ringen op de convectie-openingen.
• Schuif een hittebestendige, flexibele slang (Ø 125 mm) over de ring en zet deze vast met een slangklem of een
parker.
• Sluit de flexibele slang aan op een ventilatie-element bovenin de boezem (minimaal 30 cm van het plafond).
De benodigde onderdelen zijn verkrijgbaar via de leverancier.
Optie 2:
• Breek de platen van de twee convectie-openingen aan de bovenzijde van het toestel uit met een hamer.
• Plaats twee ventilatie-elementen bovenin de boezem (minimaal 30 cm van het plafond).
Optie 3:
• Breek de platen van de convectielucht aansluiting niet uit.
• Plaats twee ventilatie-elementen onder het toestel voor de toevoer van lucht.
• Plaats twee ventilatie-elementen boven de haard (minimaal 30 cm van het plafond).
!Let op
Deze optie is niet mogelijk in combinatie met een inbouwkader.
Bestaande situatie of ombouw zonder holle boezem:
• Breek de platen van de convectielucht aansluiting niet uit.
• De convectiemantel van de haard zorgt voor voldoende convectiestroom.
19

Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.2.3 Aansluiting rookgasafvoer
In een bestaande situatie kan de rookgasafvoer op 3 manieren worden aangesloten: zonder afvoermateriaal, via
een vaste aansluiting of via een flexibele aansluiting.
!LET OP
Niet alle aansluitmethodes zijn in alle landen toegestaan! Installeer het toestel strikt volgens de landspecifieke
richtlijnen.
Bij de methode zonder afvoermateriaal dient u met keramische wol een luchtdichte aansluiting te creëren tussen
de bovenzijde van de haard en de schoorsteen (zie paragraaf 5.7.2).
Bij de realisatie van een vaste aansluiting dient gebruik te worden gemaakt van de speciaal hiervoor ontwikkelde
conische ring of het afwaterend aansluitstuk flex/fix. Deze is via uw leverancier verkrijgbaar.
Neem de volgende stappen (zie Bijlage 2, afb. 10):
Ø
Bevestig de ring/het aansluitstuk met behulp van 3 bouten op de bovenzijde van het toestel.
Ø
Plaats het toestel.
Ø
Schuif de pijp over de conische ring of in het afwaterend aansluitstuk flex/fix.
Tenslotte is een afwaterend aansluitstuk flex/fix voor de realisatie van een flexibele aansluiting beschikbaar.
Ga als volgt te werk (zie Bijlage 2, afb. 10):
Ø
Trek de flexibele buis door de schoorsteen.
Ø
Bevestig het afwaterend aansluitstuk flex/fix met behulp van 3 parkers aan de flexibele buis.
Ø
Duw de flexibele buis inclusief aansluitstuk terug de schoorsteen in.
Ø
Schuif de haard op de plaats.
Ø
Verwijder de vlamkeerplaat indien deze al op de juiste plek bovenin het toestel ligt (zie paragraaf 9.3.2).
Ø
Steek een hand door het gat van de rookgasafvoer en pak de handgreep van het aansluitstuk vast.
Ø
Trek de flexibele buis met het aansluitstuk naar beneden.
Ø
Zet het flexibele aansluitstuk met 3 bouten vast aan het toestel.
!Let op
De handgreep in het flexibele aansluitstuk kan na installatie uitgebroken worden. Dit is niet noodzakelijk, maar kan
wenselijk zijn bij het vegen van de schoorsteen.
!Tip
Het afwaterend aansluitstuk flex/fix kan zowel worden toegepast bij het realiseren van een flexibele als een vaste
aansluiting.
!Let op
Bij een vaste aansluiting zakt het pijpmateriaal helemaal in het aansluitstuk, bij een flexibele aansluiting maar tot de
helft (zie Bijlage 2, afb. 10-1a & 10-1b).
9.2.4 Luchtschuif
Controleer bij installatie en onderhoud van het toestel de werking van de luchtschuif (zie Bijlage 2, afb. 8).
De mogelijkheid bestaat, dat tijdens transport staalgrit in de luchtschuif is gekomen. Indien de luchtschuif niet
soepel loopt, moet deze worden gereinigd. Hiertoe dient de luchtschuif te worden gedemonteerd. De luchtschuif is
verend opgehangen door middel van een bout en een veer, die zich onder de afdekplaat bevinden.
Ga bij het demonteren van de luchtschuif als volgt te werk (zie Bijlage 2, afb. 8):
Ø
Verwijder de vermiculietplaten en het vilt van de bodem (zie hoofdstuk 9.3.1).
Ø
Draai de 5 inbusschroeven van de dekplaat uit de bodem.
Ø
Verwijder de afdekplaat.
Ø
Draai, in geval van een buitenluchtaansluiting, de 2 schroeven uit de frontstrip.
!Let op
Alleen als er een buitenaansluiting gemonteerd is, dient u de frontstrip te verwijderen.
Ø
Draai de inbusschroef met veer uit.
Ø
Neem de luchtschuif uit door deze naar u toe te halen.
Ø
Controleer de luchtschuif en reinig deze zonodig.
Voor het terugplaatsen van de luchtschuif dienen de acties zoals beschreven bij het demonteren in omgekeerde
volgorde te worden uitgevoerd.
20
This manual suits for next models
2
Table of contents
Languages:
Other Dik Geurts Wood Stove manuals
Popular Wood Stove manuals by other brands

Ashley
Ashley Ashley AP5660PE Installation and operating manual

EVA Stampaggi
EVA Stampaggi 8KW instruction manual

Ventis
Ventis HES140 owner's manual

United States Stove Company
United States Stove Company Ashley AW3200E-P Owner’s Instruction and Operation Manual

Panadero
Panadero OVAL Usage and maintenance instructions

Olympia
Olympia ELLIPS Installation and user manual