LELY SPLENDIMO PC 281 User manual

HANDLEIDING
SPLENDIMO PC
281 / 320 / 321
Ehn012-c
SPLENDIMO®is een geregistreerde merknaam waarvan het uitsluitend gebruiksrecht toekomt aan
ondernemingen van det LELY-groep.
©2003. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van LELY INDUSTRIES N.V..


INHOUDSOPGAVE.......................................................................................................pagina
VOORWOORD...................................................................................................................5
GARANTIEBEPALINGEN.................................................................................................5
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE..........................................................5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ...................................................................................6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGSSTICKERS OP DE MACHINE .............7
1 INLEIDING.....................................................................................................................8
2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER..........................................................................9
3 TRANSPORT ...............................................................................................................10
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE...............................................................................11
4.1 Maaihoogte ........................................................................................................11
4.2 Kneusintensiteit.................................................................................................12
4.3 Bodemdruk.........................................................................................................12
4.4 Zwadbreedte......................................................................................................12
5 WERKEN MET DE SPLENDIMO®PC.......................................................................13
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER...........................................................................14
7 ONDERHOUD..............................................................................................................15
7.1 Onderhoud na gebruik......................................................................................15
7.2 Smering..............................................................................................................16
7.3 Periodiek onderhoud........................................................................................17
7.4 Vervangen van maaimessen ...........................................................................19
7.5 Olie tandwielkasten verversen........................................................................19
7.6 Vet maaielementen vervangen........................................................................20
Bijlagen:
A REPARATIEWERKZAAMHEDEN AAN DE MAAIBALK..........................................21
A.1 De-/montage van de maaibalk ........................................................................21
A.2 Vervanging van de maaischijf van het aandrijfelement...............................23
B AANPASSEN VAN AANDRIJFTOERENTAL............................................................24
C KNEUZER INSTELLINGEN........................................................................................25
C.1 Verplaatsen van de kneusrotor .......................................................................25
C.2 Rotortoerental....................................................................................................25
D HYDRAULISCH SCHEMA..........................................................................................26
E ACCESSOIRES ...........................................................................................................27
F TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................................................28
3


VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de
machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met
werkzaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen
in het geding is worden aangegeven met een gevaren-
driehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg deze
instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg kun-
nen hebben als deze niet, of niet goed worden opgevolgd,
worden aangegeven met een uitroepteken in de kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan
onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting
behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn.
Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de
standaard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast
aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan
continue ontwikkeling en innovatie.
De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in
deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik
binnen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een
defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik-
king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde
instructies niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd.
De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming-
werkzaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje bevindt zich op de rechter
topstangplaat op het hoofdreem.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder-
delen het type- en serienummer van uw machine.
Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
5
!
Typenummer
Serienummer

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
•Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
•Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met inbe-
grip van de in de handleiding vermelde en op de
machine voorkomende instructies.
• Bedien de machine op veilige wijze.
• De machine mag alleen bediend worden door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
• Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
• Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en bescher-
mingsvoorzieningen altijd op de bestemde plaats zijn
aangebracht.
•Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
• Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende
delen stilstaan alvorens te beginnen met afstelling,
reiniging of smering van de machine.
• Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine
niemand in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat
iedereen ver uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien
langs een weg of nabij of op sportvelden, etc. gewerkt
wordt.
• Gebruik een trekker met een cabine.
• Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
• Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
• Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens,
indien vereist.
• Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
• Gebruik uitsluitend LELY-onderdelen.
• Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau-
lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
• Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
•Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon,
zodat ze altijd goed leesbaar zijn.
6

VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS-
STICKERS OP DE MACHINE
•Lees eerst de handleiding voordat u met de machine gaat
werken. Neem alle instructies en veiligheidsvoorschriften
in acht.
•Gevaar voor draaiende delen.
Houd afstand van draaiende delen.
•Gevaar voor maaimessen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
•Gevaar voor rondvliegende voorwerpen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
•Gevaar voor neerklappende onderdelen.
Blijf buiten de uitklapzone van het onderdeel.
•Laat de machine nooit draaien met een aftakastoerental
hoger dan het aangegeven maximum toerental.
•Gebruik uitsluitend de met de sticker aangegeven
hijspunten om de machine op te hijsen.
•Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas.
Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
7

1 INLEIDING
De LELY SPLENDIMO PC is een getrokken maaierkneuzer
en is geschikt voor het maaien van grasland.
De maaierkneuzer is door middel van een parallellogram-
constructie opgehangen in het wielstel. Hierdoor kan de
maaibalk de contouren van het land onafhankelijk van het
wielstel volgen.
Met een hydraulische cilinder kan de maaier-kneuzer uit het
gewas worden geheven, waardoor in het veld snel kan worden
gemanoeuvreerd.
De hydraulische cilinders op de wielpoten zorgen voor een
grote bodemvrijheid in de transportstand.
De maaibalk is voorzien van maaischijven type “N” (fig. 1).
De maaibalk is samengesteld uit maaielementen volgens het
LELY-unit-systeem. De elementen worden samen met tussen-
stukken door middel van een trekstang bijeengehouden.
Het eerste maaielement (aandrijfelement) wordt van bovenaf
aangedreven. Een verenstalen as, aangedreven door het
aandrijfelement, zorgt voor de aandrijving van de andere
elementen.
De elementen zijn links- of rechtsomdraaiend. Deze worden
gemonteerd als getoond in figuur 2.
De kneusinrichting bestaat uit een rotor met kneusvingers
van slagvast kunststof, een metalen kap met zwadborden en
een regelklep voor de instelling van de kneusintensiteit.
Het gemaaide gewas wordt over vrijwel de gehele breedte
van de maaibalk door de kneuzer gevoerd. Het gewas wordt
zo behandeld dat de waslaag op het blad plaatselijk wordt
verwijderd en eventueel aanwezige dikke stengels worden
geknikt. Het gewas wordt achter de machine zeer luchtig,
enigszins gekeerd, in een smal zwad neergelegd. Er komt
hierdoor weinig gewas in aanraking met de natte ondergrond
en er behoeft niet over het gemaaide gewas te worden
gereden.
1
2
8
SPLENDIMO®281 PCN
SPLENDIMO®320/321PCN

2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
De draaikoptandwielkast (fig. 3) aan de trekkerzijde van de
trekboom is zowel geschikt om aangedreven te worden met
een aftakastoerental van 540 omw./min. als met 1.000 omw./
min.. Wisselen tussen de toerentallen kan door de tandwiel-
kast simpelweg om te draaien. In bijlage B wordt dit
uitgelegd.
- Verzeker u ervan dat het aangegeven toerental op de
voorzijde van de tandwielkast overeenkomt met het af-
takastoerental dat u wilt gaan gebruiken.
- Stel de hefarmen van de trekker op gelijke hoogte in.
- Bevestig de hefarmen aan de ophangpennen (cat II) van de
bok.
- Hef de bok zover op dat de trekboom horizontaal staat.
- Zet de steunpoot omhoog (fig. 3).
- Zet de hefarmen van de trekker met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat de bok geen zijdelingse bewegingen
kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de trekkeraftakas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere trekker de minimale en maximale overlapping van
de ashelften*.
• Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
- Sluit de twee hydraulische slangen van de cilinder van de
trekboomverstelling aan op een dubbelwerkend hydrau-
lisch ventiel van de trekker.
- Sluit de hydraulische slang voor het heffen van de machine
aan op een enkelwerkend hydraulisch ventiel, voorzien van
een zweefstand.
-Steek de stekker van de verlichtingskabel in de 7-polige
stekkerdoos op de trekker en controleer de juiste
werking van de verlichting.
*Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie
9
!
3
!

3 TRANSPORT
De SPLENDIMO PC maaier kan achter de trekker worden
getransporteerd.
Zet de machine als volgt in transportstand:
- Hef de machine in zijn geheel d.m.v. de hefcilinder en de
beide wielcilinders (fig. 4).
- Zet de trekboom in de transportstand (fig. 5).
281 / 321 PC: de trekboomcilinder helemaal ingetrokken;
320 PC: de trekboom in het midden.
- Blokkeer de werking van alle cilinders d.m.v. het dicht-
zetten van de cilinder afsluiters (fig. 4).
- Klap de veiligheidsschermen aan de zijkanten op.
Voer het volgende uit om de SPLENDIMO 320 en 321 PC
maaiers binnen een transportbreedte van 3,0 of 3,1 meter* te
krijgen, de SPLENDIMO 281 PC komt hiermee op een
transportbreedte van 2,7 of 2,8 meter*:
- Neem de veiligheidsschermen van de zijkanten van de
machine en hang deze aan de voorzijde van het hoofd-
freem (fig. 6).
- Draai de buitenste maaischijf haaks op de maaibalk (alleen
320 en 321 PC, fig. 6).
- Breng alle wettelijk voorgeschreven verlichting en
waarschuwingstekens aan.
- Zorg er bij transport over de openbare weg voor dat de
voorasdruk voldoende is (zonodig frontgewichten aan-
brengen) en dat de maximaal toegestane achterasdruk
niet wordt overschreden.
De machine is nu klaar voor transport.
Laat de koppelingsas nooit draaien als de machine in
transportstand staat.
*Afhankelijk van de bandenmaat
10
4
SPLENDIMO®320 PC
281 / 321 PC
5
6
!
SPLENDIMO®320 & 321 PC

4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE
Zet de machine als volgt in de werkstand.
- Monteer de twee veiligheidsschermen aan de zijkanten van
de machine.
- Klap de beide veiligheidsschermen aan de zijkanten naar
beneden, in de vergrendeling (fig. 7).
- Deblokkeer de werking van de cilinders door de cilinder-
afsluiters open te zetten.
- Zet de machine in de gewenste werkstand d.m.v. de
trekboomcilinder (fig. 8).
De trekbomen van de SPLENDIMO 281 en 321 PC maaiers
hebben drie posities voor de aankoppeling van de trek-
boomcilinder (,en , fig. 8). Hiermee kan de positie
van de maaier naast de trekker worden ingesteld. Kies een
positie waarbij de trekkerbanden niet over de gemaaide
zwaden rijden.
- Laat de machine zakken door het ventiel voor de hef-
cilinder en wielcilinders in de zweefstand te zetten.
- Stel met de hefinrichting van de trekker de trekboom
horizontaal. Houd rekening met insporing van de trekker-
banden.
- Begrens een beweging naar beneden met een stabilisatie-
ketting als de hefinrichting niet op de ingestelde hoogte
kan worden gehouden.
De machine is nu klaar om mee te werken.
4.1Maaihoogte
- Stel de maaihoogte in door de maaibalk met behulp van de
topstang (fig. 9) meer of minder voorover te stellen.
- Vergrendel de topstang met behulp van de beugel.
11
7
!
SPLENDIMO®
320 PC 281 / 321 PC
8
9

4.2Kneusintensiteit
De kneusintensiteit kan worden ingesteld met behulp van de
regelklep in de kneuzer en de positie van de kneusrotor.
- Stel de regelklep af door het verdraaien van de spindel
(fig. 10).
Uiterst rechtsom gedraaid geeft de hoogste kneusinten-
siteit, uiterst linksom de laagste.
- Vergrendel de spindel met behulp van het elastiek.
Indien de instelling van de regelklep in de kneuzer onvol-
doende mogelijkheden biedt om het gewas door te laten, kan
de positie van de kneusrotor versteld worden. Dit wordt in
bijlage C verder omschreven.
4.3Bodemdruk
De bodemdruk van de maaibalk wordt bepaald door de
voorspanning van de vier trekveren.
Wanneer de maaibalk tijdens het werk de neiging heeft te
gaan zweven en de bodem niet goed volgt, moet de voor-
spanning van de veren lager worden afgesteld.
- Stel de bodemdruk af door het verdraaien van de draad-
stangen (fig. 11).
Uiterst rechtsom gedraaid geeft de hoogste voorspanning,
uiterst linksom de laagste, het omgekeerde geldt dan voor
de bodemdruk.
Stel de voorspanning zodanig af, dat de machine horizon-
taal geheven wordt, dit garandeert een egale drukverdeling
over de hele maaibalk.
- Borg de verstelling met de borgmoer.
4.4Zwadbreedte
Bij de SPLENDIMO 281 PC maaier is de zwadbreedte
instelbaar van 1,2 tot 1,8 m; bij de SPLENDIMO 320 en
321 PC maaiers van 1,3 tot 2,2 m.
- Verstel het zwadbord met de verstelinrichting (fig. 12) tot
de gewenste opening is verkregen. Vergrendel daarna de
verstelinrichting.
12
10
11
12

5 WERKEN MET DE SPLENDIMO®PC
• Overtuig u ervan dat er zich niemand in de omgeving
van de machine bevindt als de koppelingsas wordt inge-
schakeld.
• Laat tijdens het werk niemand toe binnen een straal van
100 m van de machine.
• Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine ver-
laat.
•De veiligheidsschermen, -zeilen en beplating (fig. 13)
zijn essentiële onderdelen van de beveiliging van de
machine. Werk daarom alleen met de maaier als deze
hiermee is uitgerust en de onderdelen in goede staat
verkeren.
Werk als volgt met de machine:
De SPLENDIMO 281 en 321 PC maaiers kunnen alleen
rechts van de trekker werken; de SPLENDIMO 320 PC
maaier kan zowel links als rechts van de trekker werken.
- Stel de positie van de trekboom zodanig in, dat de
volledige werkbreedte wordt benut en met de trekker niet
over het nog te maaien gewas hoeft te worden gereden.
Houdt er daarbij ook rekening mee, dat de trekker niet over
het reeds gemaaide zwad rijdt.
- Laat de machine door middel van de hefcilinders tot net
boven het gewas zakken (fig. 14).
-Schakel de aftakas in bij een zo laag mogelijk motor-
toerental.
-Voer het aftakastoerental vervolgens op tot 540 danwel
1000 omw./ min..
Dit is tevens het maximale toerental waarmee gewerkt
mag worden.
- Laat de machine in het gewas neer.
- Zet het hydraulisch ventiel in de zweefstand; de cilinder
moet tijdens het werk vrij in en uit kunnen schuiven.
- Rij niet te langzaam; bij voorkeur vanaf ca. 8 km/uur. Een
lagere snelheid kan nadelig werken op een goede gewas-
doorvoer over de maaibalk.
- Zorg dat het aftakastoerental tijdens het werk steeds 540
danwel 1.000 omw./min. bedraagt.
Een (tijdelijke) daling van het toerental kan verstopping
van de maaibalk en/of wikkelen van lang gewas onder de
schijven veroorzaken.
13
!
!
13
!
14

- Hef de machine eerst uit het gewas en verminder direct
daarna het toerental.
De maaibalk wordt door de hefcilinders ca. 45 cm boven de
grond getild. Dit is voldoende voor het snel manoeuvreren op
het veld.
Door de trekboomcilinder in
te trekken, kan de maaier
tijdens het werk, zonder te
stoppen, achter de trekker
worden getrokken om een
obstakel te vermijden
(fig. 15). Werk met de
SPLENDIMO 281 en 321 PC
maaiers alleen kortstondig in
deze positie om een obstakel
te vermijden!
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER
- Laat de maaier-kneuzer op de grond zakken.
- Zet de steunpoot in de onderste stand (fig. 16).
- Laat de hefinrichting zakken tot de steunpoot op de grond
rust.
- Zet de trekkermotor af. Neem de koppelingsas los van de
trekkeraftakas.
- Hang de koppelingsas in het ophangkoord (fig. 16).
- Neem de druk weg van het hydraulisch systeem en
ontkoppel de hydraulische slangen.
- Plaats de stofkapjes op de stekkers en haak de stekkers in
de houder op de trekboom.
- Trek de stekker van de verlichting uit de stekkerdoos van
de trekker.
- Ontkoppel de hefarmen van de machine.
14
15
2,3 - 2,7 m
SPLENDIMO®PC
16

7 ONDERHOUD
• Een goed onderhoud van de machine is noodzakelijk om
deze betrouwbaar en veilig in gebruik te houden.
•Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond
is geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat
verrichten.
De maaibalk is beter bereikbaar voor onderhoud als het
voorste beveiligingsscherm is verwijderd. Handel daartoe als
volgt:
- Laat de maaier-kneuzer op de grond zakken.
- Verwijder de twee veiligheidsschermen van de zijkanten.
- Maak het beschermzeil aan de voorkant in de midden los,
door de riem te maken.
- Demonteer de borgbouten voor de beide delen van het
veiligheidsscherm.
- Draai de beide delen naar voren en laat ze op de grond
zakken (fig. 17).
- Haak eventueel de beide delen in het midden uit om het
veiligheidsscherm volledig te verwijderen.
7.1Onderhoud na gebruik
- Maak de machine grondig schoon. Laat de machine na het
schoonspuiten even draaien, zodat het water onder de
maai- schijven wordt weggeslingerd.
- Controleer de maaimessen en maaischijven op vastzitten en
beschadigingen (Aanhaalmomenten: zie § 7.3).
- Controleer de beschermzeilen op beschadigingen.
- Smeer de machine in met een roestwerend middel.
- Smeer de zuigerstangen van de cilinders in met een
corrosiewerend middel wanneer de machine langere tijd
niet meer wordt gebruikt.
Verwijder dit bij het opnieuw in gebruik nemen. Anders
kan, als het middel is verhard, de afdichting van de cilinder
worden beschadigd.
15
17

7.2Smering
- Smeer de koppelingsassen iedere 8 werkuren door bij de
smeernippels op de kruisstukjes, de beschermbuizen, de
groothoekkoppeling en de vrijloopkoppeling (fig. 18).
- Vet de profielbuizen van de koppelingsas iedere 8
werkuren in (fig. 18).
- Smeer de koppelingsas boven het aandrijfelement iedere
500 werkuren of 1x per jaar door bij de smeernippels op de
kruisstukjes. Verwijder daartoe de drie bouten van de kap A
(fig. 19) en de afdichtplaat B.
Verwijder eventueel in de hoed aanwezige grond en/of
gewasresten.
- Smeer de lagerblokken van de tussenas op de trekboom
iedere 8 werkuren door (A, fig. 20).
- Smeer de lagerblokken van de kneusrotor iedere 8
werkuren door (B, fig. 20).
- Smeer het scharnierpunt (C, fig. 20) van de trekboom
iedere 40 werkuren door.
- Smeer het scharnierpunt (D, fig. 20) van de bok iedere 40
werkuren door.
- Smeer het scharnierpunt (E, fig. 20) van de wielpoten
iedere 40 werkuren door.
- Smeer de overige scharnierpunten elke 40 werkuren in met
een kwaliteitsvet of olie.
16
18
8h
8h
19
B
A
500 h
20
A, 8 h
B, 8 h
C,8h
D, 40 h
E, 8 h

7.3Periodiek onderhoud
Het periodiek onderhoud moet worden uitgevoerd:
• bij aanvang van het maaiseizoen;
• als de machine voor langere tijd buiten gebruik wordt
gesteld;
• tijdens het maaiseizoen als de machine zeer intensief
wordt gebruikt.
- Smeer de machine op alle punten zoals eerder aangegeven
in § 7.2 “Smering”.
- Smeer de drukstiften van de gaffelvergrendeling van de
koppelingsassen in met vet.
- Controleer of de koppelingsassen gemakkelijk in- en uit-
schuifbaar zijn.
Een beschadigde koppelingsas kan overmatige slijtage aan
de machine en trekker veroorzaken.
- Controleer de machine op beschadigingen en gebreken.
- Controleer de conditie van de slijtplaten, maaischijven en
messen. (Vervangen van messen: zie § 7.4.)
- Controleer de tandwielkasten op lekkage.
(Verversen van olie: zie § 7.5.)
- Controleer of de mesbouten goed vastzitten (fig. 21).
Aanhaalmoment 50-60 Nm (5-6 kgm).
- Controleer of de maaischijven goed vastzitten (fig. 21).
Het aanhaalmoment van de kroonmoer is 150-250 Nm
(15-25 kgm). De splitpen waarmee de kroonmoer wordt
geborgd, mag niet boven het drukstuk uitsteken.
Tip: de moer mag niet teruggedraaid worden, draai
verder totdat de splitpen gemonteerd kan worden.
- Controleer de spanning van de V-snaren.
Open daartoe de snarenkast. De spanning moet zo zijn dat
elke snaar in het midden tussen de poelies, met een kracht
van 70 N (7 kg) ca. 10 mm ingedrukt kan worden (fig. 22).
Het verdient aanbeveling om de spanning van de V-snaren
weg te nemen als de machine langere tijd niet zal worden
gebruikt.
- Controleer de bandenspanning.
De wielen dienen een spanning van ca. 300 kPa (3,0 bar) te
hebben.
17
21
22
50 - 60 Nm
(5 - 6 kgm)
150 - 250 Nm
(15 - 25 kgm)
10 mm
70 N
(7 kg)

- Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten.
Let in het bijzonder op de bouten waarmee de glijsloffen en
slijtplaten zijn gemonteerd (fig. 23).
Zet loszittende bouten/moeren vast met een aanhaal-
moment als vermeld in onderstaande tabel.
- Controleer of alle waarschuwingsstickers onbeschadigd op
de machine aanwezig zijn (fig. 24).
A(bestelnummer 9.1170.0408.0) -4x-
B(bestelnummer 9.1170.0407.6) -2x-
C(bestelnummer 9.1170.0419.4) -2x-
D(bestelnummer 9.1170.0410.2) -5x-
E(bestelnummer 9.1170.0417.2) -3x-
F(bestelnummer 9.1170.0173.3) -4x-
G1(bestelnummer 9.1170.0125.4)
G2(bestelnummer 9.1170.0175.5)
H(bestelnummer 16.61.175) -3x-
18
M6 M8 M10 M12 M14 M16 M20 M24
Nm 10 25 50 85 135 215 410 710
kgm 1,0 2,5 5,0 8,5 13,5 21,5 41,0 71,0
A
H
23
24
B
C D
EF
G1
G2
ADF
B
C
D
E
F
G
H
A
C
A
BD E
F

7.4Vervangen van maaimessen
Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond is
geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat ver-
richten.
De maaimessen hebben een verschillende uitvoering voor
links- en rechtsdraaiende maaischijven. De snijkant dient aan
de voorzijde, gezien in de draairichting van de schijf, naar
beneden te wijzen (fig. 25).
De maaimessen zijn voorzien van twee snijkanten. Wanneer
één kant is versleten, kan het mes worden omgekeerd en de
tweede snijkant worden benut.
- Vervang de messen per schijf gelijktijdig, om onbalans in
de schijf te voorkomen.
- Vervang versleten of beschadigde moeren en mesbouten.
- Gebruik nieuwe, zelfborgende moeren. Draai deze vast met
een aanhaalmoment van 50-60 Nm (5-6 kgm).
7.5Olie tandwielkasten verversen
Ververs de olie van de tandwielkasten en het aandrijfelement
bij een nieuwe maaier (of na montage van een nieuwe
tandwielkast) de eerste keer na ca. 30 werkuren en daarna
iedere 250 werkuren.
- Vul de tandwielkasten (fig. 26 en 27) met de hieronder
aangegeven hoeveelheden GX85W-140 transmissieolie:
SPLENDIMO®281 PC 321 PC 320 PC
Aboven 1,0 l 1,7 l
onder 1,2 l 1,9 l
B 1,8 l 0,85 l
Cboven - 1,2 l
onder - 1,2 l
- Vul het aandrijfelement D (fig. 27) met een zorgvuldig
afgemeten hoeveelheid van 0,45 l GX85W140 transmissie-
olie.
Afwijking van de oliehoeveelheid kan leiden tot
oververhitting en schade aan de tandwielkast en/of het
aandrijfelement.
Ververs de olie regelmatiger wanneer onder zware
omstandigheden wordt gewerkt.
19
!
25
50-60 Nm (5-6 kgm)
"N"
26
27
B
0,45 l
D
A
C

7.6Vet maaielementen vervangen
Vervang het vet in de maaielementen elke 500 werkuren of na
iedere 1000 hectaren.
Volg hiervoor onderstaande aanwijzingen op.
- Verwijder de maaischijf.
Wanneer meerdere lagerhuizen tegelijk worden
gedemonteerd, dient ervoor te worden gezorgd dat de
lagerhuizen later op de oorspronkelijke elementen
worden teruggeplaatst.
- Neem het lagerhuis A (fig. 28) van het element. Let erop
dat de vulringen B op hun plaats blijven.
- Verwijder het vet uit het element. Gebruik geen oplos-
middel omdat dit de afdichting van de lagers kan aantasten
en/of de vetvulling uit de lagers kan spoelen.
Pas de hoeveelheid vet nauwkeurig af. Afwijking van de
hoeveelheid kan leiden tot oververhitting en schade aan
het element.
- Vul het element met 95 gram vet (Shell Alvania WR 0).
- Plaats het lagerhuis op het element. Draai de naaf C
(fig. 28) zodanig dat deze in lijn staat met de naaf van het
naastliggende element (fig. 29).
- Breng Loctite 243 aan op de draad van de cilinder-
kopschroeven en draai deze vast met een aanhaalmoment
van 39 Nm (3,9 kgm).
- Controleer of de O-ring D (fig. 29) zich in het drukstuk
bevind.
- Monteer de maaischijf. Zet de kroonmoer vast met een
aanhaalmoment van 150-250 Nm (15-25 kgm) en borg deze
met een splitpen. Zorg ervoor dat de splitpen niet boven het
drukstuk uitsteekt.
20
!
28
39 Nm (3,9 kgm)
0,095 kg
C
A
B
29
150-250 Nm (15-25 kgm)
!
D
This manual suits for next models
2
Table of contents
Languages:
Other LELY Lawn Mower manuals