LELY SPLENDIMO 320 PC User manual

INHOUDSOPGAVE...................................................................................................... pagina
VOORWOORD .................................................................................................................. 2
GARANTIEBEPALINGEN ................................................................................................ 2
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE.......................................................... 2
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN................................................................................... 3
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGSSTICKERS OP DE MACHINE............. 4
1 INLEIDING .................................................................................................................... 5
2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER.......................................................................... 6
3 TRANSPORT ................................................................................................................7
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE ............................................................................... 7
4.1 Afstellen van transport- naar werkstand ........................................................ 7
4.2 Maaihoogte......................................................................................................... 8
4.3 Kneusintensiteit................................................................................................. 8
4.4 Bodemdruk ......................................................................................................... 8
5 WERKEN MET DE SPLENDIMO PC......................................................................... 9
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER .......................................................................... 10
7 ONDERHOUD ............................................................................................................. 11
7.1 Onderhoud na gebruik..................................................................................... 11
7.2 Smering.............................................................................................................. 11
7.3 Periodiek onderhoud........................................................................................ 12
7.4 Vervangen van maaimessen........................................................................... 15
7.5 Olie tandwielkasten verversen ....................................................................... 15
7.6 Vet maaielementen vervangen....................................................................... 16
Bijlagen
A REPARATIEWERKZAAMHEDEN AAN DE MAAIBALK............................... 17
A.1 De-/montage van de maaibalk.............................................................. 17
A.2 Vervanging van de maaischijf van het aandrijfelement..................... 19
B VERPLAATSEN VAN DE KNEUSROTOR..................................................... 20
C TECHNISCHE GEGEVENS ............................................................................ 21
1

VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de
machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met
werkzaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen
in het geding is worden aangegeven met een
gevaren-driehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg
deze instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg
kunnen hebben als deze niet, of niet goed worden
opgevolgd, worden aangegeven met een uitroepteken in de
kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan
onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting
behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn.
Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de
standaard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast
aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan
continue ontwikkeling en innovatie.
De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in
deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik
binnen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een
defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik-
king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde
instructies niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd.
De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming-
werkzaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje bevindt zich op de rechter
topstangplaat op het hoofdfreem.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder-
delen het type- en serienummer van uw machine.
Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
2
!
Typenummer
Serienummer

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
- Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
- Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met inbegrip
van de in de handleiding vermelde en op de machine
voorkomende instructies.
- Bedien de machine op veilige wijze.
- De machine mag alleen bediend worden door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
- Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
- Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en beschermings-
voorzieningen altijd op de bestemde plaats zijn aan-
gebracht.
- Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
- Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende delen
stilstaan alvorens te beginnen met afstelling, reiniging of
smering van de machine.
- Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine niemand
in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat iedereen ver
uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien langs een weg of
nabij of op sportvelden, etc. gewerkt wordt.
- Gebruik een trekker met een cabine.
- Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
- Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
- Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens, indien
vereist.
- Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
- Gebruik uitsluitend originele onderdelen.
- Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau-
lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
- Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
- Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon, zodat
ze altijd goed leesbaar zijn.
3

VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS-
STICKERS OP DE MACHINE
• Lees eerst de handleiding voordat u met de machine gaat
werken. Neem alle instructies en veiligheidsvoorschriften
in acht.
• Gevaar voor draaiende delen.
Houd afstand van draaiende delen.
• Gevaar voor rondvliegende voorwerpen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
• Gevaar voor maaimessen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
• Laat de machine nooit draaien met een aftakastoerental
hoger dan 540 of 1.000 omw./min.
• Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas.
Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
4

1 INLEIDING
De SPLENDIMO PC is een getrokken maaier-kneuzer en is
geschikt voor het maaien van grasland.
De maaier-kneuzer is door middel van een parallellogram-
constructie opgehangen in het wielstel. Hierdoor kan de
maaibalk de contouren van het land onafhankelijk van het
wielstel volgen.
Met een hydraulische cilinder kan de maaier-kneuzer uit het
gewas worden geheven, waardoor in het veld snel kan worden
gemanoeuvreerd.
De hydraulische cilinders op de wielpoten zorgen voor een
grote bodemvrijheid in de transportstand.
Door de unieke trekboomconstructie kan met de machine
zowel links als rechts achter de trekker worden gemaaid.
De maaibalk is samengesteld uit maaielementen (fig. 1)
volgens het Lely-unit-systeem. De elementen worden samen
met tussenstukken door middel van een trekstang bijeen-
gehouden.
Het eerste maaielement (aandrijfelement) wordt van bovenaf
aangedreven. Een verenstalen as, aangedreven door het
aandrijfelement, zorgt voor de aandrijving van de andere
elementen.
De elementen zijn links- of rechtsomdraaiend. Deze worden
standaard gemonteerd (fig. 2).
De kneusinrichting bestaat uit een rotor met kneusvingers
van slagvast kunststof, een metalen kap met zwadborden en
een regelklep voor de instelling van de kneusintensiteit.
Het gemaaide gewas wordt over vrijwel de gehele breedte
van de maaibalk door de kneuzer gevoerd. Het gewas wordt
zo behandeld dat de waslaag op het blad plaatselijk wordt
verwijderd en eventueel aanwezige dikke stengels worden
geknikt. Het gewas wordt achter de machine zeer luchtig,
enigszins gekeerd, in een smal zwad neergelegd. Er komt
hierdoor weinig gewas in aanraking met de natte ondergrond
en er behoeft niet over het gemaaide gewas te worden
gereden.
5
1
2
SPLENDIMO 320PC -"N"
SPLENDIMO 320PC -"S"

2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
- Stel de hefarmen van de trekker op gelijke hoogte in.
- Bevestig de hefarmen aan de ophangpennen (cat II) van de
bok.
- Hef de bok zover op dat de trekboom horizontaal staat.
- Zet de steunpoot omhoog (fig. 3).
- Zet de hefarmen van de trekker met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat de bok geen zijdelingse bewegingen
kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de trekkeraftakas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere trekker de minimale en maximale overlapping van
de ashelften*).
• Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
• Laat de koppelingsas in de vanghaak liggen, als (in
verband met transport) de veiligheidsschermen van de
zijkanten van de machine zijn verwijderd.
• De koppelingsas mag alleen aan de aftakas worden
bevestigd als de twee veiligheidsschermen (zie fig. 8)
aan de zijkanten van de machine zijn gemonteerd.
- Sluit de twee hydraulische slangen van de cilinder van de
trekboomverstelling aan op een dubbelwerkend hydrau-
lisch ventiel van de trekker.
- Sluit de hydraulische slang met kraan van de wielver-
stellingscilinders aan op een enkelwerkend hydraulisch
ventiel.
- Sluit de hydraulische slang van de hefcilinder van de
maaier-kneuzer aan op een enkelwerkend hydraulisch
ventiel, voorzien van een zweefstand.
*)
Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie.
6
3
4
!
5

3 TRANSPORT
De SPLENDIMO PC kan achter de trekker worden getrans-
porteerd.
- Hef de maaier-kneuzer in zijn geheel d.m.v. de hefcilinder
(fig. 5 en 6) en beide wielcilinders.
- Trek de trekboom in de middenstand en zet de afsluiter
(kogelkraan) dicht (fig. 4).
- Blokkeer de hydraulische werking van de overige cilinders
d.m.v. het dichtzetten van de cilinder afsluiters (fig. 5 en
6).
- Stop de trekkermotor. Neem de koppelingsas los van de
aftakas en plaats deze in de vanghaak (fig. 3).
Neem het veiligheidsscherm van de rechterkant van de
machine en plaats dit aan de voorzijde van het hoofd-
freem (fig. 7).
- Neem het veiligheidsscherm van de linkerkant van de
machine en bevestig dit aan de trekboom.
- Draai de rechterschijf haaks op de maaibalk, en zorg ervoor
dat het mesje op de linkerschijf naar binnen is gedraaid (zie
aanwijzing sticker 3 m transport).
Breng alle wettelijk voorgeschreven verlichting en waar-
schuwingstekens aan.
De machine is nu klaar voor transport.
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE
4.1 Afstellen van transport- naar werkstand
- Laat de machine zakken door de wielverstellingscilinders
in te trekken.
- Stel met de hefinrichting van de trekker de trekboom
horizontaal. Houd rekening met insporing van de trekker-
banden.
- Begrens een beweging naar beneden met bijvoorbeeld een
stabilisatieketting (accessoire) als de hefinrichting niet op
de ingestelde hoogte kan worden gehouden.
- Monteer de twee veiligheidsschermen aan de zijkanten van
de machine (fig. 8).
- Bevestig de koppelingsas aan de aftakas van de trekker,
- Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
7
6
7
8
!

4.2 Maaihoogte
D.m.v. de rateltopstang (A, fig. 9) kan de gewenste maai-
hoogte worden ingesteld. De maaihoogte wordt kleiner
(langere topstang) of groter (kortere topstang) naarmate de
maaibalk meer of minder voorover wordt gesteld.
- Stel de gewenste maaihoogte in door middel van de
rateltopstang (A).
- Vergrendel de rateltopstang met behulp van het elastiek.
4.3 Kneusintensiteit
De kneusintensiteit kan worden ingesteld met behulp van de
regelklep in de kneuzer.
- Stel de regelklep af door het verdraaien van de spindel (B,
fig. 9).
Uiterst rechtsom gedraaid geeft de hoogste kneusinten-
siteit, uiterst linksom de laagste.
- De uiterste stand van de regelklep (opening) kan worden
begrensd met de daarvoor speciaal bestemde bussen en
borgclip (fig. 10).
4.4 Bodemdruk
De bodemdruk van de maaibalk wordt bepaald door de
voorspanning van de vier trekveren (fig. 11).
Wanneer de maaibalk tijdens het werk de neiging heeft te
gaan zweven en de bodem niet goed volgt, moet de voorspan-
ning van de veren lager worden afgesteld.
8
9
10
11
A
B

5 WERKEN MET DE SPLENDIMO PC
• Werk altijd met de veiligheidsschermen (fig. 12) aan de
zijkanten gemonteerd.
• Overtuig u ervan dat er zich niemand in de omgeving
van de machine bevindt als de koppelingsas wordt
ingeschakeld.
• Laat tijdens het werk niemand toe binnen een straal van
100 m van de machine.
• Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine
verlaat.
• Start de machine nooit met de trekboomcilinder in de
transportstand (stuur de trekboomcilinder eerst in zijn
geheel uit).
Werk als volgt met de machine:
- Zorg ervoor dat de afsluiters van de cilinders open staan.
- Stuur de trekboomcilinder in zijn geheel uit.
- Laat de machine door middel van de hydraulische cilinder
(fig. 13) tot net boven het gewas zakken.
- Schakel de aftakas in bij een zo laag mogelijk motor-
toerental.
- Voer het aftakastoerental vervolgens op tot 1.000/min.
Dit is tevens het maximale toerental waarmee mag worden
gewerkt.
- Laat de machine in het gewas neer.
- Zet het hydraulisch ventiel in de zweefstand; de cilinder
moet tijdens het werk vrij in- en uit kunnen schuiven.
- Rij niet te langzaam; bij voorkeur vanaf ca. 8 km/uur. Een
lagere snelheid kan nadelig werken op een goede gewas-
doorvoer over de maaibalk.
- Zorg dat het aftakastoerental tijdens het werk steeds
1.000/min. bedraagt.
Een (tijdelijke) daling van het toerental kan verstopping
van de maaibalk en/of wikkelen van lang gewas onder de
schijven veroorzaken.
- Hef de machine eerst uit het gewas en verminder direct
daarna het toerental.
De maaibalk wordt door de hefcilinder ca. 25 cm boven de
grond getild. Dit is voldoende voor het snel manoeuvreren op
het veld.
Mocht de kneuzer bij gebruik in een lang gewas regelmatig
verstopt raken, dan adviseren wij om de rotor een stand naar
achteren te plaatsen (zie bijlage B).
9
12
13
!

6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER
- Laat de machine door middel van de wielverstellings-
cilinders zakken.
- Laat de maaier-kneuzer op de grond zakken.
- Zet de trekkermotor af. Neem de koppelingsas los van de
trekkeraftakas.
- Leg de koppelingsas op de haak (fig. 14).
- Zet de steunpoot in de onderste stand (fig. 15).
- Laat de hefinrichting zakken tot de steunpoot op de grond
rust.
- Neem de druk weg van het hydraulisch systeem en
ontkoppel de hydraulische slangen. Haak de stekkers in de
houder op de trekboom.
- Ontkoppel de hefarmen van de machine.
10
14
15

7 ONDERHOUD
•Een goed onderhoud van de machine is noodzakelijk om
deze betrouwbaar en veilig in gebruik te houden.
• Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond
is geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat
verrichten.
De maaibalk is beter bereikbaar voor onderhoud als het
voorste veiligingsscherm (fig. 16) is opgeklapt of verwij-
derd. Handel daartoe als volgt:
- Controleer of de trekboom in de middenstand is ver-
grendeld.
- Hef de maaier in zijn geheel.
- Laat de maaibalk op de grond zakken.
- Verwijder de twee veiligheidsschermen van de zijkanten.
- Het voorste scherm kan nu omhoog worden geklapt.
- Demonteer de scharnierpennen om het scherm te kunnen
verwijderen.
7.1 Onderhoud na gebruik
- Maak de machine grondig schoon. Laat de machine na het
schoonspuiten even draaien, zodat het water onder de
maaischijven wordt weggeslingerd.
- Controleer de maaimessen en maaischijven op vastzitten en
beschadigingen (aanhaalmomenten: zie § 7.3)
- Controleer de beschermzeilen op beschadigingen.
- Smeer de machine in met een roestwerend middel.
- Smeer de zuigerstangen in met een corrosiewerend middel
wanneer de machine langere tijd niet wordt gebruikt.
Verwijder dit bij het opnieuw in gebruik nemen. Anders
kan, als het middel is verhard, de afdichting van de cilinder
worden beschadigd.
7.2 Smering
- Smeer de koppelingsassen iedere 8 werkuren door bij de
smeernippels op de kruisstukjes, de beschermbuizen en de
vrijloopkoppeling (fig. 19).
- Vet de profielbuizen van de koppelingsas iedere 8 werk-
uren in.
- Smeer de koppelingsas boven het aandrijfelement iedere
500 werkuren (of 1 x per jaar) door bij de smeernippels op
de kruisstukjes. Verwijder daartoe de drie bouten van de
kap (A, fig. 18) en de afdichtplaat B. Verwijder eventueel
in de hoed aanwezige grond en/of gewas.
11
16
17
8 h
8 h
18
B
A
500 h

- Smeer de lagerblokken van de tussenas op de trekboom
iedere 8 werkuren door (fig. 19).
- Smeer de lagerblokken van de kneusrotor iedere 8 werk-
uren door (fig. 20).
- Smeer alle overige scharnierpunten elke 40 werkuren in
met vet of olie.
- Smeer het scharnierpunt (A, fig. 21) van de bok iedere 40
werkuren door.
- Smeer het scharnierpunt (B) van de trekboom iedere 40
werkuren door.
- Smeer het scharnierpunt (C) van de wielpoten iedere 40
werkuren door.
7.3 Periodiek onderhoud
Het periodiek onderhoud moet worden uitgevoerd:
• bij aanvang van het maaiseizoen;
• als de machine voor langere tijd buiten gebruik wordt
gesteld;
• tijdens het maaiseizoen als de machine zeer intensief
wordt gebruikt.
- Smeer de machine op alle punten die worden aangegeven in
§ 7.2 “Smering”.
- Smeer de drukstiften van de gaffelvergrendeling van de
koppelingsas in met vet.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuifbaar is.
Een beschadigde koppelingsas kan overmatige slijtage aan
de machine en trekker veroorzaken.
- Controleer de machine op beschadigingen en gebreken.
- Controleer de tandwielkasten op lekkage.
Voor meer informatie zie § 7.5 “Verversen van de olie”.
- Controleer de conditie van de slijtplaten, maaischijven en
messen. Voor meer informatie zie § 7.4 “Vervangen van
maaimessen”.
12
19
8 h
20
8 h
21
B
C40 h
A

- Controleer of de mesbouten goed vastzitten (fig. 22).
Aanhaalmoment 50-60 Nm (5-6 kgm).
- Controleer of de maaischijven goed vastzitten.
Aanhaalmoment: 150-250 Nm (15-25 kgm). De splitpen
waarmee de kroonmoer wordt geborgd, mag niet boven het
drukstuk uitsteken.
- Controleer de spanning van de V-snaren.
Demonteer daartoe de snarenkast. De spanning moet zo
zijn dat elke snaar in het midden tussen de poelies, met een
kracht van 70 N (7 kg) ca. 10 mm ingedrukt kan worden
(fig. 23).
Het verdient aanbeveling om de spanning van de V-snaren
weg te nemen als de machine langere tijd niet zal worden
gebruikt.
- Controleer de bandenspanning. Deze dient 250-300 kPa
(2,5-3,0 bar) te bedragen.
- Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten. Let in
het bijzonder op de bouten waarmee de glijsloffen en
slijtplaten zijn gemonteerd (fig. 24).
Zet loszittende bouten/moeren vast met een aanhaal-
moment als vermeld in onderstaande tabel.
13
22
150-250 Nm (15-25 kgm)
50-60 Nm (5-6 kgm)
"S"
23
10 mm
70 N
(7 kg)
24
M6 M8 M10 M12 M14 M16 M20 M24
Nm 10 25 50 85 135 215 410 710
kgm 1,0 2,5 5,0 8,5 13,5 21,5 41,0 71,0

- Controleer of alle waarschuwingsstickers onbeschadigd op
de machine aanwezig zijn (fig. 25).
A (bestelnummer 9.1170.0408.0)
B (bestelnummer 9.1170.0410.2) -2x-
C (bestelnummer 9.1170.0407.6)
D (bestelnummer 9.1170.0419.4)
E (bestelnummer 9.1170.0175.5) 1000 omw./min.
E (bestelnummer 9.1170.0125.4) 540 omw./min.
F (bestelnummer 16.61.175).
14
A
E
C D
B
F
25
FA
E
BCD
DB
E

7.4 Vervangen van maaimessen
Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond is
geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat ver-
richten.
De maaimessen hebben een verschillende uitvoering voor
links- en rechtsdraaiende maaischijven. De snijkant dient aan
de voorzijde, gezien in de draairichting van de schijf, naar
beneden te wijzen (fig. 26).
De maaimessen zijn voorzien van twee snijkanten. Wanneer
één kant is versleten, kan het mes worden omgekeerd en de
tweede snijkant worden benut.
- Vervang de messen per schijf gelijktijdig, om onbalans in
de schijf te voorkomen.
- Vervang versleten of beschadigde moeren en mesbouten.
- Draai de mesbouten vast met een aanhaalmoment van
50-60 Nm (5-6 kgm).
7.5 Olie tandwielkasten verversen
Ververs de olie van de tandwielkasten en het aandrijfelement
bij een nieuwe maaier (of na montage van een nieuwe
tandwielkast) de eerste keer na ca. 30 werkuren en daarna
iedere 250 werkuren.
Afwijking van de hoeveelheid kan oververhitting en
blijvende schade aan het element tot gevolg hebben.
- Vul tandwielkast A (fig. 27) als volgt met GX85W-140
transmissie olie;
Toerental 1000 omw./min.:
Boven- en onderkast ieder 1,2 l.
Toerental 540 omw./min.:
Bovenkast 1,7 l/onderkast 1,9 l.
- Vul de boven- en onderkast van tandwielkast B ieder met
1,2 ltransmissie-olie (GX85W -140).
- Vul tandwielkast C (fig. 28) met 0.85 ltransmissie-olie
(GX85W -140).
Ververs de olie in het aandrijfelement vaker wanneer
onder zware omstandigheden wordt gewerkt.
- Vul het aandrijfelement D met een zorgvuldig afgemeten
hoeveelheid van 0.45 ltransmissie-olie (GX85W-140).
15
26
50-60 Nm(5-6 kgm)
27
A
B
28
C
D
!
!

7.6 Vet maaielementen vervangen
Vervang het vet in de maaielementen elke 500 werkuren of na
iedere 1000 hectaren.
Volg hiervoor onderstaande aanwijzingen op.
- Verwijder de maaischijf.
- Neem het lagerhuis (A, fig. 29) van het element. Let erop
dat de vulringen (B) op hun plaats blijven.
Wanneer meerdere lagerhuizen tegelijk worden gede-
monteerd, dient ervoor te worden gezorgd dat de lager-
huizen later op de oorspronkelijke elementen worden
teruggeplaatst.
- Verwijder het vet uit het element. Gebruik geen oplos-
middel omdat dit de afdichting van de lagers kan aantasten
en/of de vetvulling uit de lagers kan spoelen.
- Vul het element met 95 g vet.
(vet-classificatie NLGI 0, type calcium-lithium zeep of
lithium zeep / Shell Alvania WR 0)
Pas de hoeveelheid vet nauwkeurig af. Afwijking van de
hoeveelheid kan oververhitting en blijvende schade aan
het element tot gevolg hebben.
- Plaats het lagerhuis op het element. Draai de naaf C (fig.
29) zodanig dat deze in lijn staat met de naaf van het
naastliggende element (fig. 30).
- Breng Loctite 243 aan op de draad van de cilinder-
kopschroeven en draai deze vast met een aanhaalmoment
van 20 Nm (2 kgm).
- Monteer de maaischijf. Zet de kroonmoer vast met een
aanhaalmoment van 150-250 Nm (15-25 kgm) en borg deze
met een splitpen. Zorg ervoor dat de splitpen niet boven het
drukstuk uitsteekt.
16
29
20 Nm (2 kgm)
0.095 kg
NLGI 0
C
A
B
30
150-250 Nm (15-25 kgm)
!
!

A REPARATIEWERKZAAMHEDEN AAN
DE MAAIBALK
A.1 De-/montage van de maaibalk
De nummers tussen haakjes verwijzen naar de nummers in figuur A-1.
De maaibalk is opgebouwd uit onafhankelijke elementen (1).
Deze worden door tussenstukken (2) op afstand gehouden.
De elementen en tussenstukken worden door een verbin-
dingsstang (3) samengehouden.
De elementen worden vanuit het aandrijfelement (4) door
middel van een aandrijfas (5) aangedreven.
Door deze constructie kan een element of een aandrijfas snel
worden vervangen.
Bij de SPLENDIMO PC met type “S” maaischijven kan ook,
indien gewenst, de volgorde van de links- en rechtsom-
draaiende elementen worden veranderd.
17
A-1
4
12
14987
10
13
6
12
5
3

Demonteer de maaibalk als volgt.
- Plaats de machine op een vlakke vloer.
- Verwijder het borgplaatje (6).
- Draai de moer M30 (7) enkele slagen los.
- Hef de maaibalk enkele centimeters van de grond.
Blokkeer de hydrauliek, zodat de maaibalk niet kan
zakken.
- Verwijder de moer M30 (7) en de ring (8).
- Draai de 5 bouten (14) onderaan de steun los en verwijder
de eindplaat (9).
- Schuif de elementen en tussenstukken van de verbindings-
stang (3).
Bouw de maaibalk in omgekeerde volgorde op. Neem daarbij
de volgende punten in acht.
- Reinig de centreerringen (10) en de contactvlakken van de
elementen en de tussenstukken.
- Controleer of er geen vuil tussen niet gedemonteerde
elementen en tussenstukken is gekomen.
- Monteer de elementen met de draairichting in de standaard
opstelling (fig. A-2) of een opstelling naar eigen keuze
(alleen bij type “S” maaischijven).
• Een rechtsomdraaiend element van de SPLENDIMO PC
is als volgt te herkennen:
Wanneer de naaf rechtsom wordt gedraaid (R, fig. A-3),
zal het aandrijftandwiel aan de rechterzijde (van achte-
ren gezien) linksom meedraaien.
• Een linksomdraaiend element is als volgt te herkennen:
Wanneer de naaf linksom (L) wordt gedraaid, zal het
aandrijftandwiel aan de rechterzijde linksom meedraai-
en.
Zorg ervoor dat de maaischijven 90° ten opzichte van
elkaar zijn verdraaid. Als een element niet direct op de
aandrijfas kan worden geschoven moet de maaischijf één
of meerdere malen een halve slag worden verdraaid tot
dit wel mogelijk is.
- Zet de kroonmoer (12) vast met een aanhaalmoment van
150-250 Nm (15-25 kgm) en borg deze met een splitpen.
Zorg ervoor dat de splitpen niet boven het drukstuk
uitsteekt.
- In het buitenste element moet het borgschijfje (13) met de
seegerring zijn aangebracht. In geval van vervanging van
dit element moeten deze worden overgezet.
18 Bijlage A
A-2
SPLENDIMO 320 PC -"N"
SPLENDIMO 320 PC -"S"
A-3
R
L
!

- Draai de 5 bouten (14) eerst handvast aan.
- Breng olie aan op de ring (8) en het schroefdraad van de
verbindingsstang (3) en de moer (7). Draai de moer op de
stang.
- Draai de moer (7) vast.
Aanhaalmoment : 950 Nm (95 kgm)
Het aanhaalmoment kan worden gerealiseerd door de
ringsleutel met een pijp van 150 cm te verlengen (fig. A-4)
en deze aan te trekken met een kracht van 635 N (63,5 kg).
- Draai de 5 bouten (14) vast met een aanhaalmoment van
120 Nm (12 kgm) en borg de bout met een tweede moer.
A.2 Vervanging van de maaischijf van het
aandrijfelement
- Draai de drie bouten van kap (A, fig. A-5) los.
- Draai de bouten van de beschermbus (B) los en laat de bus
in de hoed (C) zakken.
- Demonteer de gaffel (D) van de asstomp.
- Verwijder kap (A) en beschermbus (B).
- Draai de vier bouten onderin de hoed (C) los en verwijder
de hoed.
- Demonteer de maaischijf.
- Monteer de onderdelen in omgekeerde volgorde. Let
daarbij op de stand van de maaischijf ten opzichte van de
andere maaischijven.
- Voor de aandrijfschijf:
Breng Loctite 243 op de bevestigingsbouten aan. Monteer
de maaischijf met een aanhaalmoment van 20 - 25 Nm.
19
Bijlage A
A-4
950 Nm
(95 kgm)
635 N
63.5 kg
A-5
D
B
A
C

B VERPLAATSEN VAN DE
KNEUSROTOR
Wanneer de kneuzer in een lang gewas regelmatig verstopt
raakt, is het aan te bevelen de kneusrotor naar achteren te
plaatsen. Dit is als volgt uit te voeren:
- Ontspan en demonteer de V-snaren van de aandrijving.
- Demonteer de bouten (A, fig. B-1) waarmee de lager-
blokken van de kneusrotor aan het frame vastzitten.
- Zet de lagerblokken en daarmee de kneusrotor in de
achterste stand vast.
- Verplaats de aanslagbouten (B) van de regelklep naar het
achterste gat.
- Draai de bouten van de schuifstrippen (C) los.
- Schuif de strippen geheel naar achteren. De regelklep komt
hiermee in de achterste stand.
- Zet alle bouten en moeren goed vast.
- Monteer de langere V-snaren. Stel de snaarspanning zoda-
nig af, dat een kracht van 70 N (7 kg) op het midden van
een snaar een indrukking van 10 mm geeft (fig. B-2).
20 Bijlage B
B-1
A
B
C
B-2
10 mm
70 N
(7 kg)
Table of contents
Languages:
Other LELY Lawn Mower manuals
Popular Lawn Mower manuals by other brands

Husqvarna
Husqvarna CTH191 instruction manual

Mvix
Mvix AGT9320 owner's manual

Textron
Textron Ransomes Jacobsen Super Certes 51 Safety, operation and maintenance manual

Snapper
Snapper LT180H421BV2 Safety instructions & operator's manual

Ariens
Ariens 93604300 Operator's manual

Craftsman
Craftsman 917.276010 owner's manual