Tulip CENTERLINER SX Series User manual

CENTERLINER SX
HANDLEIDING
OPERATOR'S MANUAL
LIVRET DE MISE EN ROUTE
BETRIEBSANLEITUNG
A-HV.031.0201

HANDLEIDING
CENTERLINER SX
Ahn031-b
CENTERLINER®SX, CENTERMATIC®and CENTRONIC®zijn geregistreerde merknamen waarvan het
uitsluitend gebruiksrecht toekomt aan ondernemingen van het Peeters-concern.
©2001. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Peeters Landbouwmachines BV.


INHOUDSOPGAVE.......................................................................................................pagina
VOORWOORD...................................................................................................................5
GARANTIEBEPALINGEN .................................................................................................5
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE ..........................................................5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ...................................................................................6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGSSTICKERS OP DE MACHINE .............7
1 INLEIDING.....................................................................................................................8
2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER .........................................................................10
3 TRANSPORT................................................................................................................11
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE...............................................................................12
4.1 Strooihoeveelheid .............................................................................................12
4.2 Strooibreedte .....................................................................................................15
4.2.1 Werpschijfoerental ..................................................................................15
4.2.2 Aftakastoerental .....................................................................................15
4.2.3 Vooroverstelling.......................................................................................17
4.3 Werkhoogte........................................................................................................17
4.4 Schuinstelling voor kantafstrooien .................................................................18
5 WERKEN MET DE CENTERLINER®........................................................................19
5.1 Werken met de CENTERLINER®SX..............................................................19
5.2 Rijschema...........................................................................................................21
5.3 Strooibreedte controle......................................................................................21
5.4 Strooihoeveelheidscontrole .............................................................................22
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER...........................................................................23
7 ONDERHOUD..............................................................................................................24
7.1 Onderhoud na gebruik......................................................................................24
7.2 Smering ..............................................................................................................24
7.3 Periodiek onderhoud ........................................................................................25
Bijlagen
A BEKNOPTE GEBRUIKSAANWIJZING...........................................................29
B ACCESSOIRES.................................................................................................30
C TECHNISCHE GEGEVENS .............................................................................32
3


VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de
machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met werk-
zaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen
in het geding is worden aangegeven met een gevaren-
driehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg deze
instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg kun-
nen hebben als deze niet, of niet goed worden opgevolgd,
worden aangegeven met een uitroepteken in de kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan
onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting
behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn.
Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de stan-
daard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast
aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan
continue ontwikkeling en innovatie.
De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in
deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik
binnen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een
defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik-
king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde
instructies niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd.
De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming- werk-
zaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje bevindt zich op de freembalk
aan de voorzijde van de machine.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder-
delen het type- en serienummer van uw machine.
Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
5
Typenummer
Serienummer
!

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
- Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
- Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met in-
begrip van de in de handleiding vermelde en op de
machine voorkomende instructies.
- Bedien de machine op veilige wijze.
- De machine mag alleen bediend worden door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
- Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
- Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en
beschermings- voorzieningen altijd op de bestemde
plaats zijn aan- gebracht.
- Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
- Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende
delen stilstaan alvorens te beginnen met afstelling,
reiniging of smering van de machine.
- Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine
niemand in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat
iedereen ver uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien
langs een weg of nabij of op sportvelden, etc. gewerkt
wordt.
- Gebruik een trekker met een cabine.
- Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
- Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
- Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens, in-
dien vereist.
- Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
- Gebruik uitsluitend originele onderdelen.
- Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau-
lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
- Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
- Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon,
zodat ze altijd goed leesbaar zijn.
6

VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS-
STICKERS OP DE MACHINE
• Lees eerst de handleiding voordat u met de machine gaat
werken. Neem alle instructies en veiligheidsvoorschriften
in acht.
• Gevaar voor draaiende delen.
Houd afstand van draaiende delen.
• Gevaar voor rondvliegende voorwerpen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
• Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas.
Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
7

1 INLEIDING
De tulip CENTERLINER SX (fig. 1) is een kunstmest-
strooier waarmee de kunstmest zeer nauwkeurig kan worden
verspreid.
De werpschijven van de CENTERLINER SX kunstmest-
strooier draaien (van achteren gezien) van buiten naar
binnen, waarbij elke werpschijf over nagenoeg de totale
strooibreedte strooit (fig. 2).
De strooibeelden van beide werpschijven overlappen elkaar
daardoor vrijwel geheel en vormen samen een symmetrisch
strooibeeld achter de trekker, ongeacht de korrelgrootte van
de kunstmest.
Bij elke aansluitende werkgang wordt het samengestelde
strooibeeld van de vorige werkgang nog eens overlapt. Op
deze wijze wordt het totale strooibeeld dus gevormd door een
viervoudig samengesteld strooibeeld (fig. 3).
De grote werkbreedte van de CENTERLINER SX kunstmest-
strooier alsmede de variabele werkbreedte maakt het moge-
lijk om rijpaden die in het gewas zijn aangelegd (tramline
syteem), te volgen.
Let op! De kunstmestkorrels kunnen zeer grote snelheden
bereiken. Wees daarop attent bij het strooien van kunst-
mest over zachte of gevoelige gewassen.
Voor het afstrooien van de kanten behoeft de strooier alleen
scheef achter de trekker te worden gesteld. Door deze
schuinstelling wordt het samengestelde strooibeeld aan de
kantzijde ingekrompen, waardoor de volledige kunstmestgift
hier in één werkgang wordt opgebracht. De werkgang ligt een
halve rijbreedte uit de kant.
Een andere methode om kanten af te strooien biedt de
CENTRASIDE kantafstrooi-inrichting (accessoire). Met de-
ze voorziening wordt een scherp begrensd strooibeeld aan de
rechterzijde van de strooier verkregen (fig. 4).
8
1
!

9
2
3
4
strooibeeld
linker werpschijf
strooibeeld
rechter werpschijf
samengestelde
strooibeeld van de
CENTERLINER®
½ R R R R = rijbreedte
strooibreedte
100% 50%+50% 50%+....
R= Rijbreedte R
2 - 2,5 m
CENTRASIDE

2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
Basisaankoppeling AB. Andere aankoppelingsmogelijkheden
worden waar nodig elders in deze handleiding beschreven.
- Stel de hefarmen van de trekker op gelijke hoogte in.
- Bevestig de hefarmen met de categorie II ophangpennen
aan de CENTERLINER kunstmeststrooier. Plaats de op-
hangpen in het bovenste gat (A, fig. 5) van het vaste
ophangpunt.
- Monteer de topstang van de trekker met een categorie II
topstangpen aan de machine. Bevestig de topstang aan de
trekkerzijde in de hoogste stand.
- Zet de hefarmen van de trekker met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat de machine midden achter de trekker
hangt en geen zijdelingse bewegingen kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de trekkeraftakas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere trekker de minimale en maximale overlapping van
de ashelften*.
Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
- Sluit de hydraulische slangen aan op dubbelwerkende
ventielen van de trekker.
- Druk de kantelcilinder uit en plaats de aanslagpen in gat B
(fig. 5). Trek daarna de kantelcilinder weer in.
Steek de stekker van de verlichtingskabel in de 7-polige
stekkerdoos op de trekker en controleer de juiste werking
van de verlichting.
* Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie.
10
5
A
C
D
B
!

3 TRANSPORT
De CENTERLINER kunstmeststrooier kan in de hefin-
richting van de trekker worden getransporteerd.
• Breng alle wettelijk voorgeschreven verlichting en
waarschuwingstekens aan.
• Zorg er bij transport over de openbare weg voor dat de
voorasdruk voldoende is (zonodig frontgewichten aan-
brengen) en dat de maximaal toegestane achterasdruk
niet wordt overschreden.
De bestuurbaarheid van de trekker is beter bij een lege
voorraadbak. Vul daarom de voorraadbak bij voorkeur pas op
het te bewerken perceel. Ook het samendrukken van de
kunstmest, dat tijdens transport kan optreden, wordt hierdoor
voorkomen.
Het is mogelijk om een twee-assige aanhangwagen aan het
freem van de CENTERLINER kunstmeststrooier te koppelen
(fig. 6). Houd daarbij rekening met de wettelijk toegestane
maximale (totaal) gewichten en overige bepalingen.
Bochten met de aanhangwagen dienen ruim gemaakt te
worden, daar de dissel bij scherpe bochten het frame van
de kunstmeststrooier kan beschadigen.
Wanneer u werkt met de CENTERMATIC-weeginrichting
mag u nooit een aanhangwagen achter de
CENTERLINER kunstmeststrooier koppelen! Door hori-
zontale belastingen van de weegbok kan een blijvende
onnauwkeurigheid bij het wegen ontstaan.
11
6
!

4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE
4.1 Strooihoeveelheid
De strooihoeveelheid wordt bepaald door de klepstand, de
rijbreedte, de rijsnelheid en het werpschijftoerental. Met
behulp van de meegeleverde strooihoeveelheidstabellen kan
de positie van de aanslagpen in de schaalverdeling worden
vastgesteld.
De in de strooihoeveelheidstabellen gegeven waarden zijn
richtwaarden. De grootte, vorm en het gewicht van de korrels
kunnen verschillen per fabrikaat en/of produktie-eenheid.
Vergelijk de zeeffracties van de kunstmest (fig. 7) met de
zeeffracties die zijn vermeld in de strooihoeveelheidstabel.
Ook andere omstandigheden (bijv. luchtvochtigheid) kunnen
de strooihoeveelheid beïnvloeden.
Het is daarom raadzaam, de strooihoeveelheid te controleren
zie hoofdstuk 5.4 "Strooihoeveelheidscontrole”.
Stel vooraf de volgende waarden vast:
- De te verstrooien soort kunstmest (X, evt. met behulp van
fractiemeter).
- De gewenste rijbreedte (R).
- De bij R behorende tandwielkombinatie (Z) en eventueel
vooroverstelling (H) uit de rijbreedtentabel.
- De rijsnelheid (V), die afhankelijk is van motortoerental en
versnelling.
- De gewenste strooihoeveelheid per ha (Q).
12
7

Zoek de te gebruiken strooihoeveelheidstabel op waarmee de
vastgestelde waarden R, Z, H, X en de korrelgrootte-
verdeling overeenkomen (fig. 8).
- Zoek in de tabel onder de gewenste rijsnelheid (V) de
gewenste strooihoeveelheid (Q) op.
- Lees de gevonden waarde S in de uiterst linker kolom af.
Deze waarde komt overeen met de te gebruiken klepstand.
Voorbeeld I:
• Kunstmest: X = KAS 27% N, Kemira
• Gewenste rijbreedte:R=27m
• Gewenste rijsnelheid:V=8km/u
• Gewenste strooihoeveelheid: Q = 475 kg/ha
Aanpak:
• Zoek in de rijbreedtentabel de waarden voor Z en H op.
->Z = 23/12,H=5°
• Zoek de te gebruiken strooitabel op.
• Zoek onderV=8km/u Q = 475 kg/ha op.
->S=8A
Wanneer met een snelheid van 8 km/u, een rijbreedte van
27 m en klepstand 8A wordt gestrooid, is de strooihoeveel-
heid, volgens de tabel, 475 kg/ha.
Wanneer de gewenste strooihoeveelheid Q tussen twee op-
eenvolgende standen in de schaalverdeling ligt, kan een tus-
senliggende hoeveelheid worden ingesteld door de aanslag-
pen met de afgeplatte kant in de schaalverdeling te plaatsen
(fig. 9).
De strooihoeveelheid ligt dan juist tussen de hoeveelheid bij
deze stand en de eerstvolgende hogere stand.
13
8
9
S
Q
V
Z, H
R
X

Wanneer de gewenste rijsnelheid niet in de tabel voorkomt, is
de klepstand als volgt te bepalen.
- Deel de gewenste rijsnelheid door een rijsnelheid uit de
tabel (6, 8, 10, 12 of 14 km/u) en vermenigvuldig de
uitkomst met de te strooien hoeveelheid per ha.
- Zoek onder de gebruikte rijsnelheid uit de tabel (6, 8, 10,
12 of 14 km/u) de uitkomst van de berekening op en lees de
gevonden waarde S in de uiterst linker kolom af.
Bij de gevonden waarde S en de gewenste rijsnelheid V geldt
de te verstrooien hoeveelheid per ha Q.
Voorbeeld II:
• Kunstmest: X = KAS 27% N, Kemira
• Gewenste rijbreedte:R=27m
• Gewenste rijsnelheid:V=11km/u
• Gewenste strooihoeveelheid: Q = 280 kg/ha
Aanpak:
• Zoek in de rijbreedtentabel de waarden voor Z en H op.
->Z = 23/12,H=5°
• Zoek de te gebruiken strooitabel op.
• Deel 11 km/u door 6 km/u (snelheid uit de tabel) en
vermenigvuldig de uitkomst met de gewenste strooi-
hoeveelheid 280 kg/ha.
->1,8 x 280 kg/ha = 515 kg/ha
• Zoek onderV=6km/u Q = 515 kg/ha op (fig. 10).
-> S = 7A, waarbij de aanslagpen met de afgeplatte kant in
de schaalverdeling wordt geplaatst.
Wanneer met een snelheid van 11 km/u, een rijbreedte van
27 m en klepstand 7A met afgeplatte kant wordt gestrooid, is
de strooihoeveelheid 280 kg/ha (bepaald volgens de tabel).
De instelling van de strooihoeveelheid is bij het kantstrooien
gelijk aan de instelling bij het volveldstrooien.
14
10

4.2 Strooibreedte
4.2.1 Werpschijftoerental
Om bij de gewenste rijbreedte de juiste strooibreedte te
verkrijgen, dient het goede toerental van de werpschijven te
zijn ingesteld. Dit toerental kan op twee manieren worden
gevarieerd; met behulp van wisseltandwielen (fig. 11) en
door aanpassing van het aftakastoerental.
Bij aanpassing van het werpschijftoerental door middel van
wisseltandwielen dient het aftakastoerental 540 omw/min te
bedragen (Zie hoofdstuk 4.2.2 "Aftakastoerental” indien een
aftakastoerental van 750 of 1000 omw/min wordt gewenst).
De benodigde tandwielkombinatie wordt in de rijbreedten- en
strooihoeveelheidstabel gegeven door Z = tandwielkombi-
natie (boven/onder).
Let er bij het openen van het wisseltandwielkastje op, dat de
afdichting niet wordt beschadigd.
Voorbeeld:
Volgens de voorbeeldtabel (fig. 8,10) moet bij een rij-
breedte van 27 m de kombinatie Z = 23/12 worden gebruikt.
Dus tandwielZ=23boven enZ=12onder.
Het werpschijftoerental kan ook met het aftakastoerental
worden gevarieerd.
Het toe te passen aftakastoerental kan als volgt worden
berekend:
NZ
Zaftakastoerental
onder
boven
´=
N = werpschijftoerental (volgens strooihoeveelheidstabel)
Zonder = tandwiel onder gemonteerd
Zboven = tandwiel boven gemonteerd
Voorbeeld:
Stel, in de wisseltandwielkast is gemonteerd: 23/12
(boven/onder) en het benodigd werpschijftoerental N = 810
omw/min (gegeven in de strooihoeveelheidstabel).
Het juiste aftakastoerental wordt dan:
810 12
23
´= 423 omw/min.
15
11

4.2.2 Aftakastoerental
Indien gewenst kan in plaats van een aftakastoerental van
540 omw/min ook 750 of 1000 omw/min worden gebruikt. Er
dient dan een andere wisseltandwielset te worden gemon-
teerd dan vermeld in de strooihoeveelheidstabel.
Kies de set die het in de strooihoeveelheidstabel vermelde
werpschijftoerental het dichtst benadert.
In onderstaande tabel zijn de werpschijftoerentallen vermeld
voor de mogelijke tandwielcombinaties.
WISSELTANDWIELEN boven 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
onder 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12
CENTERLINER®SX Werpschijftoerental (omw/min)
Aftakastoerental 540 omw/min 282 319 360 405 455 510 572 641 720 810 914 1035
Aftakastoerental 750 omw/min 391 443 500 563 632 708 794 891 1000 - - -
Aftakastoerental 1000 omw/min 522 591 667 750 842 944 1059 - - - - -
Gebruik zoveel mogelijk het laagste toerental waarbij de
gewenste werkbreedte wordt gehaald. Een hoger toerental
geeft meer slijtage van de aandrijving en de schoepen. Tevens
kunnen zachte en gevoelige gewassen hierdoor beschadigen.
Het is niet toegestaan met een tandwielcombinatie te werken
waarbij in de tabel geen waarde staat vermeld. Ook is het niet
toegestaan het werpschijftoerental boven 1059 omw/min te
laten stijgen door verhoging van het aftakastoerental.
Het is eventueel ook mogelijk het aftakastoerental van 750 of
1000 omw/min te gebruiken als spaarstand door de aftakas
door verlaging van het motortoerental 540 omw/min te laten
draaien. Op deze manier kan op brandstof worden bespaard.
Voorbeeld:
Het motortoerental waarbij de aftakas 1000 omw/min maakt,
is 2100 omw/min. Om de aftakas 540 omw/min te laten
maken in dezelfde schakelstand van de aftakas dient het
motortoerental: 540 2100
1000
´= 1134 omw/min te zijn.
16

4.2.3 Vooroverstelling
De vereiste vooroverstelling van de CENTERLINER kunst-
meststrooier is in de rijbreedtentabel aangegeven (H=..°).
- Zet de trekker op een horizontale plaats. Houd rekening
met insporing van de trekkerbanden in het land.
- Stel de machine met de hefinrichting op werkhoogte in.
- Stel met de topstang de vooroverstelling in. De hoek-
aanwijzer op het freem (fig. 12) geeft de vooroverstelling
van de machine aan.
4.3 Werkhoogte
- Hef de CENTERLINER kunstmeststrooier zover op dat de
werpschijven ca. 60 cm boven de grond of het gewas staan
(fig. 13).
• Meet bij een voorovergestelde machine vanuit
het hart van de werpschijf.
• Meet bij een voor kantafstrooien schuingestelde
machine vanuit het hart van de hoogste werpschijf.
Houd rekening met insporing van de trekkerbanden in het
land.
Als blijkt dat kunstmestkorrels buiten het perceel worden
gestrooid (bij kleine rijbreedten en kantafstrooien), kan de
strooibreedte worden verkleind door het aftakastoerental te
verlagen en/of een lagere werkhoogte in te stellen.
Wanneer de kunstmestkorrels bij het kantstrooien vóór de
perceelkant blijven, kan de strooibreedte worden gecorri-
geerd door de CENTERLINER kunstmeststrooier iets verder
te heffen.
Gebruik de aankoppeling CD (fig. 14) als de machine niet
hoog genoeg kan worden geheven.
De machine kan dan ca. 8 cm hoger worden geheven dan met
de basisaankoppeling AB.
Bij open gewassen waar de kunstmestkorrels nog (deels) vrij
kunnen doorschieten, kan het noodzakelijk zijn een kleinere
hoogte van de werpschijven boven het gewas aan te houden
dan 60 cm.
Afhankelijk van de dichtheid van het gewas de werpschijven
tussen 30 en 60 cm boven het gewas instellen.
17
12
13
60 cm
14
CB AB CD AD
A
D
B
C

Tijdens het gebruik van de machine mag de afstand tussen
de werpschijven en de grond nooit meer dan 145 cm
bedragen (fig. 15).
4.4 Schuinstelling voor kantafstrooien
Voor het afstrooien van de kanten kan de CENTERLINER
kunstmeststrooier schuin achter de trekker worden gesteld.
Dit geldt niet wanneer u met de CENTRASIDE kantafstrooi-inrichting gaat
kantafstrooien.
Afstrooien van een rechter perceelkant:
• Druk de cilinder uit om de aanslagpen te kunnen
verstellen.
• Gebruik de aankoppeling AD (zie fig. 14).
- Plaats de aanslagpen van het kantelstuk in gat D.
- Koppel de rechter trekkerhefarm met de ophangpen in
gat A aan de machine.
• Laat de cilinder weer zakken.
Afstrooien van een linker perceelkant:
• Druk de cilinder uit om de aanslagpen te kunnen
verstellen.
• Gebruik de aankoppeling CB (zie fig. 14).
- Plaats de aanslagpen van het kantelstuk in gat B.
- Koppel de rechter trekkerhefarm met de ophangpen in
gat C aan de machine.
• Laat de cilinder weer zakken.
- Controleer de vooroverstelling. Corrigeer een eventuele
verandering als gevolg van het schuinstellen door middel
van de topstang.
- Controleer of er niet teveel kunstmest over de perceelsrand
gaat. Indien nodig kan de werkhoogte van de strooier
worden aangepast. Om de beste verdeling te bereiken is het
niet te voorkomen dat een klein deel van de kunstmest over
de perceelsrand gestrooid wordt.
Indien dit niet geaccepteerd wordt, dient met de CENTRASIDE
kantafstrooi-inrichting gewerkt te worden, waarbij een exacte begren-
zing van het strooibeeld aan de perceelskant mogelijk is.
18
15
max. 145cm

5WERKEN MET DE CENTERLINER®
• De kunstmestkorrels kunnen zeer grote snelheden be-
reiken. Als gevolg daarvan kunnen deze verwondingen
veroorzaken en zachte gewassen beschadigen.
• Laat daarom in een straal van tenminste 30 meter geen
mensen of dieren toe bij een in werking zijnde strooier.
Verklein de strooibreedte bij zachte gewassen!
• Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine ver-
laat. Laat niemand toe bij een strooier waarvan de
werpschijven nog draaien.
- Voer, als de strooier voor de eerste maal wordt ingezet,
eerst de controle- en onderhoudspunten uit die in hoofdstuk
“7.3 Periodiek onderhoud” worden vermeld, voordat met
het strooien wordt begonnen.
5.1 Werken met de CENTERLINER®SX
Bij grotere werkbreedten heeft de wind meer invloed op het
strooibeeld dan bij kleinere werkbreedten.
Indien een windstille dag niet kan worden afgewacht, ver-
dient het aanbeveling een niet te grote rijbreedte te kiezen.
Vermijd zoveel mogelijk werken bij zijwind.
Door de grote overlapping van de strooibeelden is de
aansluiting weinig kritisch. De strooibreedte is bijna twee-
maal de rijbreedte. Voor rijbreedten (tot ca. 21 m) waarbij de
CENTERLINER kunstmeststrooier niet voorover gesteld
staat, kan als vuistregel worden aangehouden dat de CEN-
TERLINER kunstmeststrooier ongeveer tot aan het voor-
gaande rijspoor strooit.
Neem bij het werken met de CENTERLINER kunstmest-
strooier de volgende punten in acht.
- Verdeel de kunstmest bij het vullen van de voorraadbak
gelijkmatig over de linker en rechter bakhelft.
- Controleer in het veld of de CENTERLINER kunstmest-
strooier zich op de juiste werkhoogte boven de grond of het
gewas bevindt.
- Als u een andere kunstmestsoort of nieuwe partij gaat
gebruiken, controleer dan aan het begin van de strooibe-
werking de strooibreedte (zie hoofdstuk “5.3 Strooi-
breedtecontrole”) en strooihoeveelheid (zie “5.4 Strooi-
hoeveelheidscontrole”).
19
This manual suits for next models
5
Table of contents
Languages: