A.MENARINI GLUCOFIX TECH GK User manual

mmol/L
Gedistribueerd door: / Distributed by:
Gedistribueerd door: / Distributed by:
MENARINI BENELUX N.V./S.A.
Division Diagnostics
De Kleetlaan 3
1831 Diegem (Machelen) - Belgium
Tel. +31 (0)40 208 20 00
Fax +31 (0)40 204 21 84
Toll Free 0800-022 5422
A. MENARINI DIAGNOSTICS LTD
405 Wharfedale Road
Wokingham - Berkshire RG41 5RA
Tel. +44-1189-444100
GlucoMen®Careline:
(UK) 0800 243667
(Republic of Ireland) 1800 709903
(Northern Ireland) 0800 7837286
www.glucomen.co.uk
A. MENARINI DIAGNOSTICS S.r.l.
Via Sette Santi, 3
50131 Firenze - Italia
51988 - 11/22
Gebruikershandleiding
User manual

Zelfcontrolesysteem voor
bloedglucose en β-ketonen
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Dank u voor het kiezen van de GLUCOFIX®TECH GK meter.
Wij hebben deze compacte bloedglucose- en ketonenmeter ontworpen voor het
sneller en eenvoudiger testen van uw bloedglucose en β-ketonen en hopen dat
u er veel gemak van zult hebben bij het onder controle houden van uw diabetes.
In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u uw nieuwe meter moet gebruiken.
Voordat u gaat testen dient u deze handleiding aandachtig door te lezen,
evenals de bijsluiters in de verpakking: GLUCOFIX®TECH Sensor, GLUCOFIX®
TECH β-Ketone Sensor, GLUCOFIX®TECH Control, en GLUCOFIX®TECH Ket
Control. Besteed bijzondere aandacht aan de vermelde voorzorgsmaatregelen
en waarschuwingen. Bewaar deze handleiding voor latere raadpleging. Indien u
vragen hebt kunt u voor assistentie contact opnemen met A. Menarini
Diagnostics (zie de gegevens achterin deze handleiding).
Uitgavedatum: 11/2022
NL

2
NL
INHOUDSOPGAVE
1. BEDOELD GEBRUIK 4
2. ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM 4
2.1 Meter 4
2.2 Teststrip 7
3. VOORDAT U GAAT TESTEN 8
3.1 Waarschuwing voor het gebruik van de meter 8
3.2 Waarschuwing voor het gebruik van de teststrips 9
4. METEN VAN UW BLOEDGLUCOSEWAARDE 9
4.1 Bloedmonster prikken 9
4.1.1 Testen op alternatieve prikplaatsen
(Alternative Site Testing, AST) 10
4.2 Testen van uw bloedglucose 11
4.3 Glucose-controlevloeistoftest 12
4.4 Markeren van testresultaten 15
5. METEN VAN UW BLOEDKETONENWAARDE 16
5.1 Bloedmonster prikken 16
5.2 Testen van uw bloedketonenwaarde 16
5.3 β-ketonen-controletest 17
6. BEHEER VAN UW TESTRESULTATEN 20
6.1 Vroegere glucoseresultaten teruglezen 20
6.2 Gemiddelde glucoseresultaten weergeven 20
6.3 Vroegere ketonenresultaten teruglezen 21
6.4 Dataverzending 22
6.4.1 NFC-verzending 22
Inhoudsopgave

3
NL
7. INSTELLEN VAN DE METER 23
7.1 Instellen van datum/tijd 24
7.2 Instellen van de wekker 24
7.3 Instellen van de pieptoon 25
7.4 Instellen van hypo/hyper-alarmen 25
7.5 Instellen van een waarschuwing voor β-ketonentest 26
7.6 NFC-instelling 27
8. ONDERHOUD VAN DE METER 27
8.1 Opbergen van de meter 27
8.2 Reiniging van de meter 27
8.3 Vervangen van de batterijen 28
9. PROBLEEMOPLOSSING 29
9.1 HI- en LO-meldingen 29
9.2 Foutmeldingen 30
9.3 Onverwachte glucosetestresultaten 31
9.4 Onverwachte β-ketonentestresultaten 32
10. TECHNISCHE SPECIFICATIES 33
Algemene specificaties 33
Specificaties voor glucosemeting 34
Specificaties voor β-ketonenmeting 35
11. GARANTIE 36
12. SYMBOLEN EN AFKORTINGEN 37
13. VERPAKKING EN VERPAKKINGSAFVAL 38
Inhoudsopgave

4
NL
1. BEDOELD GEBRUIK
Uw GLUCOFIX®TECH GK meter en de teststrips GLUCOFIX®TECH Sensor en
GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor zijn medische hulpmiddelen voor in-
vitrodiagnostiek die dienen voor de kwantitatieve meting van glucose in vers
capillair volbloed uit de vingertop, handpalm of onderarm en β-ketonen in vers
capillair volbloed uit de vingertop. Zij zijn bestemd voor zelftesten bij het onder
controle houden van bloedglucose- en ketonenwaarden bij mensen met
diabetes mellitus; ook kunnen zij worden gebruikt door professionele
zorgverleners. Zij zijn niet bedoeld voor het diagnosticeren of screenen van
diabetes en DKA, of voor gebruik bij pasgeborenen. Verander uw behandeling
niet op basis van testresultaten met deze meter zonder eerst uw arts of
professionele zorgverlener te hebben geraadpleegd.
2. ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM
2.1 Meter
VOORKANT
DISPLAY
ENTER ( ) EN
UP/DOWN (▲/▼)
TOETSEN
USB POORT
TESTSTRIPOPENING
1. Intended use

5
NL
TESTSTRIPOPENING
Teststrip gaat hierin.
ENTER ( ) TOETS
Houd gedurende 2 seconden ingedrukt om het metergeheugen te
activeren (§6.1) of druk 2 seconden lang gelijktijdig op en ▲om het setup-
menu te openen als u niet aan het testen bent (§7).
UP/DOWN (▲/▼) TOETSEN
Druk op ▲of ▼om door verschillende opties en/of waarden te scrollen.
USB-POORT
Aansluitpoort voor een standaard USB-kabel.
ACHTERKANT
BATTERIJHOUDER
NFC ANTENNE
EJECT-KNOP
EJECT-KNOP
Druk op deze knop om de gebruikte teststrip te verwijderen.
BATTERIJHOUDER
Voor twee CR2032 3V lithium-knoopcelbatterijen.
2. Onderdelen van het systeem

6
NL
DISPLAY
KLOK/WEKKERSYMBOOL HYPO/HYPER
DRUPPELSYMBOOL
VERKEERDETEMPERA-
TUURSYMBOOL
HOOFDSCHERM
MEETEENHEID
TIJD
GEMIDDELDE
DATUMMARKERINGSSYMBOLEN
GEHEUGEN (MEM)
BATTERIJ
LAAG-SYMBOOL
CONTROLE (CTL)
NFC-SYMBOOL
GLUCOSESYMBOOL
KETONENSYMBOOL
GEHEUGEN (MEM): Geeft aan dat u het geheugen gebruikt (§6).
KLOK/WEKKERSYMBOOL:
“klok” verschijnt bij het instellen van de tijd (§7.1);
“wekker” verschijnt bij het instellen van geluidsignalen
en wordt weergegeven als er een wekker aan is (§7.2).
HYPO/HYPER:
Verschijnen bij instellen van de drempelwaarden voor
hypoglykemie en hyperglykemie en als uw testresulta-
ten onder of boven deze waarden vallen (§7.4)
.
DRUPPELSYMBOOL: Knippert om aan te geven dat de meter klaar is voor
het testen met bloed of controlevloeistof (§4.2, 4.3,
5.2, 5.3).
HOOFDSCHERM: Weergave van testresultaten, opgeslagen testwaar-
den, gemiddelde resultaten en meldingen.
MEETEENHEID: Toont de meeteenheid van uw meter (mg/dL of
mmol/L voor glucose, kan niet gewijzigd worden;
alleen mmol/L voor β-ketonen).
TIJD: Toont de tijd (HH:MM, 12H AM/PM of
24H-formaat).
GEMIDDELDE: Toont de periode m.b.t. het weergegeven gemiddel-
de (1, 7, 14, 30, 60 of 90 dagen – §6.2).
DATUM: Toont de datum (DD-MM-formaat).
MARKERINGSSYMBOLEN:
Weergegeven bij markeren van een testresultaat
(§4.4) of bekijken van een gemarkeerd resultaat.
2. Onderdelen van het systeem

7
NL
Vóór maaltijd-markering.
Na maaltijd-markering.
Sport-markering.
Vinkje.
GLUCOSESYMBOOL:
Verschijnt wanneer de op het hoofdscherm getoonde
waarde betrekking heeft op glucosetestresultaten.
KETONENSYMBOOL: Verschijnt wanneer de op het hoofdscherm getoon-
de waarde betrekking heeft op β-ketonentestresul-
taten, bij instellen van de drempel voor de waar-
schuwing β-ketonentest of, indien knipperend en
weergegeven na een glucosetest, om aan te geven
dat een β-ketonenmeting raadzaam is (§4.2).
VERKEERDE TEMPERA-
TUUR-SYMBOOL: Verschijnt bij testen buiten het toegestane
temperatuurbereik.
BATTERIJ LAAG-
SYMBOOL:Verschijnt wanneer de batterij vervangen moet
worden (§8.3).
NFC-SYMBOOL: Verschijnt bij instellen van de functie NFC (Near
Field Communication) (§7.6) en wanneer deze func-
tie wordt ingeschakeld; knippert bij dataverzending
via NFC (§6.4.1).
CONTROLE (CTL): Geeft een controlevloeistoftest aan (§4.3, 5.3).
2.2 Teststrip
Onderstaande afbeelding toont hoe de GLUCOFIX®TECH Sensor en GLUCOFIX®
TECH β-Ketone Sensor eruit zien.
De GLUCOFIX®TECH Sensor is wit, de GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor is
lichtpaars van kleur.
DIT UITEINDE
IN DE METER
INVOEREN
DRUPPEL BLOED/
CONTROLEVLOEISTOF
HIER AANBRENGEN
TESTVELD
2. Onderdelen van het systeem

8
NL
3. VOORDAT U GAAT TESTEN
3.1 Waarschuwing voor het gebruik van de meter
De datum en tijd zijn vooraf in de meter ingesteld. Controleer voor het eerste
gebruik of de datum en tijd correct zijn, en corrigeer de instellingen eventueel.
Controleer altijd de instellingen nadat u de batterij hebt vervangen (§8.3).
LET OP
●Voor nauwkeurige testresultaten de meter, teststrips en controlevloeistof
30 minuten aan de omgeving laten acclimatiseren alvorens uw
bloedglucose- of β-ketonenwaarden te meten:
Glucosetest - temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH (relatieve vochtigheid).
β-ketonentest - temperatuur: 10 tot 40 °C (50 tot 104 °F);
- luchtvochtigheid: < 85% RH.
●Bewaar of gebruik de meter niet waar:
- er sterke temperatuurschommelingen zijn;
- de luchtvochtigheid hoog is en condensvorming veroorzaakt (badka-
mers, droogruimtes, keukens, enz.);
- een sterk elektromagnetisch veld aanwezig is (dichtbij een magne-
tronoven, mobiele telefoon, enz.).
●Houd de meter buiten het bereik van kinderen. Knoopbatterijen kunnen
een verstikkingsgevaar vormen.
●Gebruik de meter niet nadat hij in een vloeistof is gevallen of als er vloei-
stof in is gekomen, ook niet indien opgedroogd.
●Raak de teststripopening van de meter niet met uw handen aan. Er is
een thermische sensor in de meter aangebracht om fouten tot een mini-
mum te beperken.
●Sluit de USB-kabel niet op de USB-poort aan tijdens het testen. De meter
kan hierdoor beschadigd raken en onnauwkeurige testresultaten opleve-
ren.
●Breng geen bloed direct op de teststripopening van de meter aan.
●Deel uw meter niet met anderen om het risico van infecties te voorko-
men.
3. Voordat u gaat testen

9
NL
●De meter voldoet aan de van toepassing zijnde vereisten voor elektro-
magnetische compatibiliteit (EMC). U dient de meter echter niet te ge-
bruiken bij mobile devices of elektrische of elektronische apparaten die
een elektromagnetische stralingsbron vormen, aangezien hierdoor de
correcte werking van de meter kan worden beïnvloed.
3.2 Waarschuwing voor het gebruik van de teststrips
LET OP
●Gebruik voor het testen met de GLUCOFIX®TECH GK meter alleen
GLUCOFIX®TECH Sensor of GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor. Gebruik
geen andere teststrips, dit geeft onnauwkeurige resultaten.
●Gebruik de teststrips niet na hun vervaldatum. De vervaldatum is of op
het teststrippotje aangegeven, naast het symbool (glucoseteststrip),
of op het foliezakje (β-ketonenteststrip).
●
Voor nauwkeurige resultaten de meter, teststrips en controlevloeistof ten
minste 30 minuten aan de omgeving laten acclimatiseren alvorens uw
bloedglucose- of β-ketonenwaarden te meten:
Glucosetest - temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
-
luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH (relatieve vochtigheid).
β-ketonentest - temperatuur: 10 tot 40 °C (50 tot 104 °F);
- luchtvochtigheid: < 85% RH.
●Gebruik de teststrips niet langer dan op het etiket aangegeven nadat het
potje voor het eerst werd geopend.
●De teststrips zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Gebruik geen test-
strips die reeds bloed of controlevloeistof hebben geabsorbeerd.
●
Bewaar alle ongebruikte teststrips in het originele potje en sluit het
onmiddellijk weer goed af nadat u er een teststrip hebt uitgenomen, zodat
de kwaliteit behouden blijft. Breng ze niet over in een andere verpakking.
4. METEN VAN UW BLOEDGLUCOSEWAARDE
4.1 Bloedmonster prikken
Lees de betreffende gebruiksinstructies voor informatie over hoe u de prikpen
moet gebruiken.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

10
NL
LET OP
●De prikplaats met water en zeep wassen en goed afdrogen alvorens een
bloeddruppel af te nemen.
●Deel dezelfde lancet of prikpen niet met anderen om het risico van
infecties te voorkomen.
●Gebruik altijd een nieuwe lancet. Lancetten zijn voor eenmalig gebruik.
Gebruik een reeds gebruikte lancet niet opnieuw.
4.1.1 Testen op alternatieve prikplaatsen
(Alternative Site Testing, AST)
M
et deze meter kunt u de glucosewaarden
testen van bloed uit uw vingertop, handpalm
en onderarm. Testresultaten uit andere
plaatsen dan de vingertop kunnen echter
afwijken van vingertop-resultaten. Raadpleeg
uw arts of professionele zorgverlener
alvorens bloed uit de handpalm of onderarm
te testen.
Gebruik bloed uit: Als u gaat testen:
Vingertop, palm,
onderarm
• Vóór maaltijden
• Twee uur of meer na maaltijden
• Twee uur of meer na sporten
Vingertop • Wanneer de mogelijkheid bestaat dat uw
bloedglucosewaarden snel veranderen (bijv. na
maaltijden of lichaamsbeweging)
• Wanneer u symptomen van hypoglykemie voelt
zoals transpireren, koud zweet, een zwevend
gevoel of trillen
• Wanneer onmiddellijk testen noodzakelijk is
i.v.m. vermoede hypoglykemie
• Als u zich niet goed voelt, zoals bij een
neusverkoudheid, enz.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

11
NL
4.2 Testen van uw bloedglucose
1. Schuif een nieuwe GLUCOFIX®TECH Sensor (witte) teststrip in de test-
stripopening. Het druppelsymbool begint te knipperen op het display en
het glucosesymbool “Glu” verschijnt in de linker onderhoek van het display.
Indien er niets op het display verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif
hem opnieuw in de opening en wacht tot het druppelsymbool gaat knippe-
ren.
2. Breng de bloeddruppel op het uiteinde van de teststrip aan tot het testveld
vol is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een teller op het
display begint af te tellen.
AANWIJZINGEN
●Voor nauwkeurige testresultaten, de bloeddruppel binnen 20 seconden
na het prikken op het uiteinde van de teststrip aanbrengen.
●Test geen bloeddruppel die uitloopt of uitvloeit op de prikplaats.
●Smeer geen bloed op de teststrip.
●Druk de teststrip niet tegen de prikplaats.
●Raak de teststrip niet aan nadat de meter met aftellen is begonnen.
3.
Lees uw testresultaat af. U hoort een pieptoon wanneer het testresultaat op
het display verschijnt, samen met het glucosesymbool
“
Glu
”
.
LET OP
●Als “LO” of “HI” op het display verschijnt:
De test herhalen. Als “LO” of “HI” nog steeds verschijnt, contact
opnemen met uw arts of professionele zorgverlener. “LO” verschijnt als
uw testresultaat lager is dan 1,1 mmol/L. “HI” verschijnt als uw
testresultaat hoger is dan 33,3 mmol/L.
●De aanduidingen “hypo” of “hyper” kunnen verschijnen afhankelijk van
de drempelwaarde die u hebt ingesteld (§7.4).
●Waarschuwing β-ketonentest. Indien uw bloedglucosewaarde boven
een bepaalde drempelwaarde (in te stellen, §7.5) ligt, begint het
ketonensymbool “Ket” in de linker onderhoek van het display te
knipperen en er klinkt een herhaalde pieptoon, om de gebruiker te
waarschuwen dat het raadzaam is een bloedketonentest uit te voeren.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

12
NL
●Indien de testresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt:
Controleer of u de test correct hebt uitgevoerd zoals uitgelegd in §4.2.
Voer vervolgens een glucosecontroletest uit om na te gaan of het
systeem goed werkt (§4.3). Herhaal de test met een bloeddruppel uit
een vingertop (gebruik geen alternatieve prikplaats). Indien het
testresultaat nog steeds niet overeenkomt met hoe u zicht voelt, neem
dan contact op met uw arts of professionele zorgverlener.
●Negeer testresultaten niet. Breng geen veranderingen aan in de controle
of behandeling van uw bloedglucose zonder eerst uw arts of
professionele zorgverlener te hebben geraadpleegd.
4.
Druk op de eject-knop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
LET OP
●Houd uw meter omlaag en van anderen af gericht wanneer u de gebruikte
teststrip uitwerpt.
●Wegwerpen van biogevaarlijk afval
Gebruikte teststrips en lancetten zijn biogevaarlijk afval. Zij moeten
daarom worden weggeworpen in overeenstemming met de lokale
regelgeving voor biogevaarlijk afval.
4.3 Glucose-controlevloeistoftest
Voer een controletest uit als:
●u vermoedt dat de meter of de GLUCOFIX®TECH Sensor niet goed werken;
●de meter is gevallen;
●de meter is beschadigd;
●de bloedglucosetestresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt;
●u de werking van de meter en de GLUCOFIX®TECH Sensor wilt controleren
wanneer u ze voor het eerst ontvangt of elke keer dat u hun werking wilt
controleren voorafgaand aan een bloedglucosetest.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

13
NL
AANWIJZINGEN
●Gebruik alleen GLUCOFIX®TECH Control controlevloeistoffen (apart
geleverd) om uw meter en GLUCOFIX®TECH Sensor te testen. Gebruik
geen andere controlevloeistoffen omdat dit kan leiden tot onnauwkeurige
resultaten.
●Gebruik de GLUCOFIX®TECH Ket Control controlevloeistoffen niet voor
het testen van GLUCOFIX®TECH Sensor teststrips: dit zou verkeerde
resultaten geven.
LET OP
●Gebruik de controlevloeistoffen niet na hun vervaldatum. De
vervaldatum is op het controlevloeistofflesje aangegeven naast het
symbool.
●Voor nauwkeurige testresultaten de meter, teststrips en controlevloeistof
ten minste 30 minuten aan de omgeving laten acclimatiseren alvorens
de controletest uit te voeren:
- temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH.
●Gebruik de controlevloeistoffen niet als 3 maanden of meer zijn
verstreken sinds het flesje voor het eerst werd geopend.
●Drink de controlevloeistof niet. Deze is niet voor menselijke consumptie
bestemd.
●Vermijd contact van de vloeistof met de huid en de ogen aangezien dit
ontstekingen kan veroorzaken.
Ga als volgt te werk om een glucose-controlevloeistoftest uit te voeren:
1. Schuif een nieuwe GLUCOFIX®TECH Sensor teststrip in de teststripopening.
Het druppelsymbool begint te knipperen op het display en het
glucosesymbool “Glu” verschijnt in de linker onderhoek van het display.
Indien er niets op het display verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif
hem opnieuw in de opening en wacht tot het druppelsymbool gaat knipperen.
2. Schakel de CTL-modus in (§2.1).
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

14
NL
WAARSCHUWING
●Indien de CTL-modus niet ingeschakeld wordt vóór het uitvoeren van de
controlevloeistoftest, zal het resultaat als een bloedtest worden opge-
slagen en voor het berekenen van gemiddelde waarden worden gebruikt.
●Schakel de CTL-modus altijd in voordat u een controlevloeistoftest
uitvoert anders kunnen de resultaten buiten het acceptabele bereik
vallen. Om de CTL-modus in te schakelen, twee seconden lang
gelijktijdig op de pijltoetsen (▲/▼), drukken terwijl het druppelsymbool
op het display knippert.
●Nadat de CTL-modus is ingeschakeld verschijnt het CTL-symbool samen
met de melding “ctl” in grotere letters op het hoofdscherm.
3. Schud het controlevloeistofflesje zachtjes voor het testen. Laat voor
gebruik een eerste druppel wegvloeien. Knijp een druppel controlevloeistof
op een schone, harde en droge ondergrond.
4. Raak de druppel controlevloeistof met het uiteinde van de teststrip aan tot
het testveld vol is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een teller
op het display begint af te tellen.
AANWIJZINGEN
●De test start niet als u de controlevloeistof direct op het testveld
aanbrengt. De test start wanneer de meter de controlevloeistof
detecteert. Tijdens de test telt de meter af van 5 tot 1.
●Sluit het controlevloeistofflesje goed af. Doe de dop na gebruik meteen
weer op het flesje.
●Raak de teststrip niet aan nadat de meter met aftellen is begonnen.
5. Controleer of uw testresultaat binnen het acceptabele bereik ligt dat op
het etiket van het GLUCOFIX®TECH Sensor teststrippotje is aangegeven.
Als het resultaat buiten het bereik valt, controleer dan of er geen fouten in
de procedure zijn gemaakt en herhaal de controlevloeistoftest.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

15
NL
LET OP
●Als u nog steeds testresultaten krijgt die buiten het acceptabele bereik
vallen, dient u het systeem niet langer te gebruiken en contact op te
nemen met de klantenservice van A. Menarini Diagnostics.
6. Druk op de eject-knop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
4.4 Markeren van testresultaten
Nadat u een bloedglucose- (geen controlevloeistof-) test met een geldig resul-
taat hebt uitgevoerd, kunt u het resultaat als volgt markeren:
1. Begin bij punt 3van de glucosetestprocedure (resultaat op het display
weergegeven, §4.2).
Druk op tot de symbolen van de markering beginnen te knipperen. Druk
op ▲of ▼om (achteruit of vooruit) door de symbolen te scrollen, in
onderstaande volgorde:
Vóór maaltijd-markering.
Na maaltijd-markering.
Sport-markering.
Vinkje (algemene markering).
Leeg (bij bevestiging wordt hiermee een eerder
geselecteerde markering uitgeschakeld)
.
2. Druk op om de geselecteerde markering te bevestigen. U kunt meerdere
markeringen selecteren (maar slechts één bij instellen van of )
door stap 1 & 2te herhalen.
3. Ga terug naar punt 4van glucosetestprocedure (§4.2).
4. Meten van uw bloedglucosewaarde

16
NL
5. METEN VAN UW BLOEDKETONENWAARDE
5.1 Bloedmonster prikken
Lees de betreffende gebruiksinstructies voor informatie over hoe u de prikpen
moet gebruiken.
LET OP
●De prikplaats met water en zeep wassen en goed afdrogen alvorens een
bloeddruppel af te nemen.
●Deel dezelfde lancet of prikpen niet met anderen om het risico van
infecties te voorkomen.
●Gebruik altijd een nieuwe lancet. Lancetten zijn voor eenmalig gebruik.
Gebruik een reeds gebruikte lancet niet opnieuw.
De GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor is niet bestemd voor testen op
alternatieve prikplaatsen (AST). Gebruik alleen vers capillair volbloed uit de
vingertop om te testen.
5.2 Testen van uw bloedketonenwaarde
1. Schuif een nieuwe GLUCOFIX®TECH β-Ketone Sensor teststrip (lichtpaars
van kleur) in de teststripopening. Het druppelsymbool begint te knipperen
op het display en het β-ketonensymbool “Ket” verschijnt in de linker onder-
hoek van het display. Indien er niets op het display verschijnt, verwijder de
teststrip dan, schuif hem opnieuw in de opening en wacht tot het druppel-
symbool gaat knipperen.
2. Breng de bloeddruppel op het uiteinde van de teststrip aan tot het testveld
vol is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een teller op het
display begint af te tellen..
AANWIJZINGEN
●Voor nauwkeurige testresultaten de bloeddruppel binnen 20 seconden
na het prikken op het uiteinde van de teststrip aanbrengen.
●Test geen bloeddruppel die uitloopt of uitvloeit op de prikplaats.
●Smeer geen bloed op de teststrip.
●Druk de teststrip niet tegen de prikplaats.
●Raak de teststrip niet aan nadat de meter met aftellen is begonnen.
5. Meten van uw bloedketonenwaarde

17
NL
3. Lees uw testresultaat af. U hoort een pieptoon wanneer het testresultaat op
het display verschijnt samen met het β-ketonensymbool “Ket”. Het testre-
sultaat knippert tot de meter uitschakelt.
LET OP
●Als “HI” op het display verschijnt:
“HI” verschijnt als uw testresultaat hoger is dan 8,0 mmol/L. Controleer de
β-ketonenwaarde in uw bloed onmiddellijk weer met een nieuwe teststrip.
Als het resultaat nog steeds hoog is, neem dan contact op met uw arts of
professionele zorgverlener. “0,0” verschijnt als de β-ketonenwaarde in
uw bloed lager is dan 0,1 mmol/L. U hoeft dan niets te doen.
●
Indien de testresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt:
Controleer of u de test correct hebt uitgevoerd zoals uitgelegd in §5.2.
Als er geen fouten in de procedure werden gemaakt, voer dan een
β-ketonencontroletest uit om na te gaan of het systeem goed werkt
(§5.3). Indien het systeem goed werkt en de testresultaten nog steeds
niet overeenkomen met hoe u zicht voelt, neem dan contact op met uw
arts of professionele zorgverlener.
●Negeer testresultaten niet. Verander uw behandeling niet op basis van
het β-ketonentestresultaat zonder eerst uw arts of professionele
zorgverlener te hebben geraadpleegd.
4.
Druk op de eject-knop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
LET OP
●Houd uw meter omlaag en van anderen af gericht wanneer u de gebruikte
teststrip uitwerpt.
●Wegwerpen van biogevaarlijk afval
Gebruikte teststrips en lancetten zijn biogevaarlijk afval. Zij moeten
daarom worden weggeworpen in overeenstemming met de lokale
regelgeving voor biogevaarlijk afval.
5.3 β-ketonen-controletest
Voer een controletest uit als:
●u vermoedt dat de meter of de GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor teststrips
niet goed werken;
●de meter is gevallen;
5. Meten van uw bloedketonenwaarde

18
NL
●de meter is beschadigd;
●de bloedketonen-testresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt;
●u de werking van de meter en de GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor
teststrips wilt controleren wanneer u ze voor het eerst ontvangt of elke keer
dat u hun werking wilt controleren voorafgaand aan een bloed-β-ketonentest.
AANWIJZINGEN
●Gebruik alleen de controlevloeistoffen GLUCOFIX®TECH Ket Control
(apart geleverd) om uw meter en GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor
teststrips te testen. Gebruik geen andere controlevloeistoffen omdat dit
kan leiden tot onnauwkeurige resultaten.
●Gebruik de GLUCOFIX®TECH Control controlevloeistoffen niet voor het
testen van de GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor: dit zou verkeerde
resultaten geven.
LET OP
●
Gebruik de controlevloeistoffen niet na hun vervaldatum. De vervaldatum
is op het controlevloeistofflesje aangegeven naast het symbool.
●Voor nauwkeurige testresultaten de meter, teststrips en controlevloeistof
ten minste 30 minuten aan de omgeving laten acclimatiseren alvorens
de controletest uit te voeren:
- temperatuur: 10 tot 40 °C (50 tot 104 °F);
- luchtvochtigheid: < 85% RH.
●Gebruik de controlevloeistoffen niet als 3 maanden of meer zijn
verstreken sinds het flesje voor het eerst werd geopend.
●Drink de controlevloeistof niet. Deze is niet voor menselijke consumptie
bestemd.
●Vermijd contact van de vloeistof met de huid en de ogen aangezien dit
ontstekingen kan veroorzaken.
Ga als volgt te werk om een ketonen-controlevloeistoftest uit te voeren:
1.
Schuif een nieuwe GLUCOFIX
®
TECH β-Ketone Sensor teststrip in de
teststripopening. Het druppelsymbool begint te knipperen op het display en
het ketonensymbool “Ket” verschijnt in de linker onderhoek van het display.
Indien er niets op het display verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif
hem opnieuw in de opening en wacht tot het druppelsymbool gaat knipperen.
2. Schakel de CTL-modus in (§2.1)
5. Measuring your blood β-ketone levels

19
NL
WAARSCHUWING
●Indien de CTL-modus niet ingeschakeld wordt vóór het uitvoeren van de
controlevloeistoftest, zal het resultaat als een bloedketonentest worden
opgeslagen.
●
Schakel de CTL-modus altijd in voordat u een controlevloeistoftest uitvoert
anders kunnen de resultaten buiten het acceptabele bereik vallen. Om de
CTL-modus in te schakelen, twee seconden lang gelijktijdig op de pijltoet-
sen (▲/▼) drukken terwijl het druppelsymbool op het display knippert.
●Nadat de CTL-modus is ingeschakeld, verschijnt het CTL-symbool
samen met de melding “ctl” in grotere letters op het hoofdscherm.
3. Schud het controlevloeistofflesje zachtjes voor het testen. Laat voor
gebruik een eerste druppel wegvloeien. Knijp een druppel controlevloeistof
op een schone, harde en droge ondergrond.
4. Raak de druppel controlevloeistof met het uiteinde van de teststrip aan tot
het testveld vol is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een teller
op het display begint af te tellen.
AANWIJZINGEN
●
De test start niet als u de controlevloeistof direct op het testveld
aanbrengt. De test start wanneer de meter de controlevloeistof
detecteert. Tijdens de test telt de meter af van 8 tot 1.
●Sluit het controlevloeistofflesje goed af. Doe de dop na gebruik meteen
weer op het flesje.
●Raak de teststrip niet aan nadat de meter met aftellen is begonnen.
5. Controleer of uw testresultaat binnen het acceptabele bereik ligt dat op
het foliezakje van de GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor teststrip is
aangegeven. Als het resultaat buiten het bereik valt, controleer dan of er
geen fouten in de procedure zijn gemaakt en herhaal de controlevloeistoftest.
LET OP
●Als u nog steeds testresultaten krijgt die buiten het acceptabele bereik
vallen, dient u het systeem niet langer te gebruiken en contact op te
nemen met de klantenservice van A. Menarini Diagnostics.
6.
Druk op de eject-knop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
5. Measuring your blood β-ketone levels
Table of contents
Languages:
Other A.MENARINI Blood Glucose Meter manuals

A.MENARINI
A.MENARINI GLUCOCARD MX User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen READY Setup guide

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen LX2 User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen areo User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen Day METER 2K User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GLUCOMEN LX User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GLUCOFIX TECH User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen Day CGM User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen areo 2K User manual

A.MENARINI
A.MENARINI GlucoMen Areo User manual