
18
4. Garantie
Alvorens de pomp te installeren en in bedrijf te stellen,
dient u deze montage-en bedrijfsinstructies zorgvuldig te
lezen om ongevallen en schade aan de pomponderdelen
te voorkomen. De HOMA-garantie dekt uitsluitend
pompen die overeenkomstig deze montage- en
bedrijfsinstructies en met kennis van zaken zijn
geïnstalleerd voor de in deze instructies genoemde
toepassingen.
5. Transport en opslag
De pomp nooit aan de aansluitkabel of persslang of
persleiding omhoog hijsen of transporteren, maar altijd
aan de handgreep of hijsogen. Indien nodig een touw of
ketting voor ophijsen aan de pomp bevestigen.
De pomp kann horizontaal of verticaal worden
getransporteerd of opgeslagen. Bij transport de pomp niet
werpen of stoten. Bij langere opslag de pomp
beschermen tegen vochtigheid, vorst en warmte.
6. Elektrische aansluiting
Een vakbekwame test moet voor in gebruiknamen
vaststellen, dat de aanbevolen elektrische beveiligingen
aanwezig zijn. Aarding, nul, scheidingstrafo,
aardlekschakelaar e.d. moeten aan de voorschriften van
de lokale instanties voldoen. De pomp dient volgens de in
Nederland/Belgiёalgemeen geldende normen op het
elektriciteitsnet worden aangesloten.
De in de technische gegevens en op het type-plaatje
aangegeven bedrijfsspanningen en- frequentie moet
overeenkomen met de voorhandenen zijnde netspanning.
Dompelpompen, die voor transportabel gebruik zijn,
dienen een aansluitkabel van minimaal 10 m. te hebben.
Controleert u, dat de stekkerverbindingen buiten het
gevaar van overstroming liggen en tegen vochtigheid
beschermd zijn. Netstekker en aansluitkabel voor gebruik
op beschadigingen controleren.
Het einde van de aansluitkabel mag niet in het water
gedompeld worden, omdat er anders water in de
motoraansluitruimte komen kann.
Motorbeveiligingsschakelaars als mede
schakelkasten, ook van explosievrije pompen, mogen
nooit in explosiegevaarlijke gebieden gemonteerd
worden.
6.1. Aansluiting 3-Fasen-Motoren
Alle 3-fasen HOMA pompen die zonder besturingskast
worden geleverd, dienen op een afzonderlijke
motorbeveiliging te worden aangesloten. Originele
HOMA-besturingskasten zijn als toebehoor leverbaar. Bij
gebruik van een eigen besturingskast moet men bij de
keuze van de motorbeveiliging de nennstroom van de
pomp in acht nemen. (zie typeplaatje).
Start-wijze
De Pompen zijn seriematig voor Ster/Driehoek start
voorbereidt. Beide uiteinden van de motorwindingen zijn
via de aders U1/U2, V1/V2, en W1/W2van de aansluitkabel
verbonden. De pomp aansluiten in een voor ster/driehoek
start bestemde besturingskast. (zie 13.)
Wanneer een voor ster/driehoek voorbereidde motor met
400 V/3fase spanningsopgave direkt (DOL) gestart moet
worden, moet er bij een netspanning van 400 V/3fase de
wikkelingeinden in driehoek geschakeld worden.( zie 13.)
6.2. Temperatuur-voeler
Alle pompen zijn met een temperatuurvoeler-set in de
motorwikkeling uitgerust, welke de motor bij verhitting van
de wikkeling uitschakelt.
Bij pompen in normale uitvoering worden de
aansluitingen van de temperatuurvoelers via de motor
aansluitkabel naar buiten gevoerd en moeten via de
aders T1 en T3 van de aansluitkabel zo in de schakelkast
worden aangesloten, dat een automatische
wederinschakeling na afkoeling van de motor mogelijk is.
De uitschakelingtemperatuur van de voeler voor motoren
in normale uitvoering ligt bij ca. 130°C. graden.(zie pag.
22 afb.1)
De explosieveilige uitvoeringen van de typen H 163 en H
165 bezitten een temperatuurvoeler-set met een hogere
uitschakelingtemperatuur (ca. 140°C), de aderen T1 en
T2 van de aansluitkabel moeten zo aangesloten worden
dat na uitschakeling een handmatige terugschakeling
mogelijk is. De handmatige terugstelling moet over een
speciale beveiligingscombinatie in de besturingskast
gewaarborgd worden (zie pag. 22 afb. 2).
De typen H172 Ex tot H 179 Ex bezitten beide
bovengenoemde voeler-sets en zijn via de aders T1, T2,
T3 op de juiste wijze aan te sluiten (zie pag. 22, afb. 3).
6.3. Oliesperkamer-afdichtingscontrole
De pompen kunnen op verzoek met een
afdichtingsbewaking van de oliesperkamer geleverd
worden, welke via sonden de elektrische weerstand van
de olievulling controleert. Deze weerstand verandert zich
bij intreding van water door een defecte asafdichting.
De pompen in normale uitvoering hebben één sonde
welke de weerstand tegen massa (pomphuis) meet. De
aansluit ader van deze kabel is met S1gemerkt (zie 13).
De pompen in explosie beveiligde uitvoering hebben twee
sonden, waar tussen de weerstand gemeten wordt. De
aansluit aders van deze kabel zijn met S1en S2gemerkt.
(zie 13)
De bewakings-sonden moeten aan een uitschakelrelais
aangesloten worden, welke met een galvanische
scheiding (bij Ex-uitvoering Ex-eigengezekerd) werkt. De
aanspreekwaarde moet van 0-100 k Ωinstelbaar zijn,
standaard instelling 50 k Ω.
6.4. Draairichtingcontrole
Voordat u een 3-fasen pomp in bedrijf neemt, dient u de
draairichting te controleren. Bij gebruik van een HOMA-
besturing met draairichting-controle, licht deze bij foutieve
draairichting op. Bij kleinere pompen kann de controle
ook door het observeren van de start-ruk plaatsvinden.
De draairichting is met de klok mee, gezien vanaf de
bovenzijde van de pomp. Tijdens het starten zal de pomp
echter even in tegengestelde richting roteren. Bij grotere
pompen dient de draairichting door een testloop voor
inbouw vastgesteld te worden. Bij vast geϊnstalleerde
pompen kann in noodgeval de opvoerhoogte op
capaciteit bij verschillende draairichtingen vergeleken
worden. De draairichting met de grootste capaciteit of
hoogste opvoerhoogte is de juiste.Bij een onjuiste
draairichting, verwissel dan twee van de drie fasen van de
stroomvoorziening. Bij pompen met een origineel HOMA-
besturing met CEE-netstekker kann de faseverwisseling
door 180°-draaien van de ronde houderplaat aan de
stekkerpolen met een schroevendraaier verricht worden.