ROLF 240.3223 User manual

Rolf bv
Mercuriusweg 14
4051 CV Ochten
Holland
T [phone]
F [phone]
www.rolf.nl
Wie van de vier?
Art. .
Which of these four?
Wass passt nicht dazu?
Lequel des quatre?

Inhoud
In een kartonnen doos
- 6 kunststof opdrachtkaarten 21 x 20 cm
4 opdrachten per kaart, totaal 24 opdrachten
- 6 kunststof controlestroken 20 x 3,5 cm
- 24 transparante kaartjes met kruis
- handleiding
Doel van het spel
Op de opdrachtkaarten staat telkens een rij
voorwerpen waarvan er één niet in het rijtje
thuishoort. De kinderen leren redeneren en
oefenen het verwoorden van die redenering.
Ze leren dus preciezer te benoemen en te
omschrijven, in categorieën te denken en door
te denken, want niet elke oplossing ligt voor de
hand.
Doelgroep
Voor 2-6 kinderen vanaf 5 jaar
Met zelfcorrectie
Ontwikkelingsdoelen
Taalontwikkeling en ontwikkeling van
het lezen
Ontwikkeling van waarnemen van kleur
en vorm
Denkontwikkeling en ontwikkeling van
het rekenen
Dit spel is uitermate geschikt om taalontwikkeling
te bevorderen. Stimuleer de kinderen om de
afbeeldingen te benoemen en om hun keuze te
verwoorden. Herhaal wat de kinderen hebben
gezegd in goede nederlandse zinnen zodat ze
jouw taalgebruik kunnen oppikken.
Spel
Speel het spel eerst onder jouw begeleiding.
Dat heeft als voordeel dat je samen intens kan
werken aan die mondelinge taalvaardigheid.
Neem een opdrachtkaart en 4 kruisjes. Verwoord
de opdracht als volgt: “Welke voorwerpen zie je
op de eerste rij?”, Welk voorwerp denk jij dat er
niet in thuis hoort?”. “Waarom denk je dat?”.
Het kind zegt dan bijvoorbeeld: ik zie een lepel,
een vork en een mes, daar kun je mee eten, en
ik zie een hark en een hark gebruik je in de tuin.
Als de oplossing van het kind klopt mag het een
kruisje leggen op de afbeelding van de hark. Ga
dan naar de volgende rij.
Als het in elke rij ontdekt heeft wie of wat er
niet bij hoort, neemt het de controlestrook. De
controlestroken en de opdrachtkaarten zijn
voorzien van een kleurband. Leg de gekleurde
banden tegen elkaar. Vergelijk of je ook op
dezelfde afbeeldingen een kruisje hebt gelegd.
Is dat zo? Geef het kind dan een welgemeend
compliment. Neem dan een volgende
opdrachtkaart.
De oplossingen van de opdrachtkaarten:
• de cirkel, want dat is een vorm die geen
hoeken heeft
• het vliegtuig, want de andere voertuigen
kunnen niet vliegen
• depoes,wantdeanderedierenhebbengeen
vier poten, of de andere dieren hebben
pluimen.
• de wortel, want dat is een groente en de
anderen zijn fruit
• dehark,wanteenharkgebruikjenietomte
eten
• de wortel, want de andere voorwerpen
hebben allemaal met de koe te maken
• hetkonijn,wantdatzwemtofleeftnietinhet
water
• deboom,wanteenboomisgeenbloem
• deletterA,wantdeandereafbeeldingenzijn
cijfers
• depinguïn,wantdatiseenvogelmaarhijkan
niet vliegen
• dekikker,wantdiespringtendeanderedieren
glijden
• de bal, want dat is speelgoed en de andere
voorwerpen zijn gereedschap
• deezel,wantdieheeft4potenendeandere
dieren hebben er maar 2
Nederlands

• desandaal,wantsandalendraagjenietinde
winter
• de pan, want die is van ijzer en de andere
voorwerpen zijn van hout
• dekaas,wantdatisnietgebakkenofmetmeel
gemaakt of koop je niet bij de bakker
• deshampoofles,wantdaarwasjejehaarmee
en dat kun je niet drinken
• de rondjes, want de andere vierkanten zijn
gevuld met streepjes
• de bijtjes die naar rechts vliegen, want de
andere vliegen naar links
• het nijlpaard, want een nijlpaard wordt niet
geboren uit een ei.
Dit spel kun je ook met jongere kinderen (4-4,5
jaar) spelen als je het op een andere manier
aanbrengt. Jongere kinderen hebben nog niet
genoeg taal ter beschikking om hun redenering
te verwoorden maar weten vaak al wel de
oplossing. In dat geval breng je de oefening als
volgt aan. Je vraagt eerst“Wat hoort er niet in het
rijtje thuis?” en dan ga je verduidelijken: “Wat zie
je waar je mee kunt eten? En zie je ook iets waar
je niet mee kunt eten”. Dan wijzen de kinderen de
hark aan of ze kennen het woordje hark en dan
mogen ze het kruisje leggen. Jonge kinderen
kunnen wel al heel goed het controlesysteem
hanteren.
Veel plezier met ‘Wie van de vier?’
Auteur: Magda Jacobs

English
Contents
In a cardboard box
- 6 plastic assignment cards 21 x 20 cm
4 assignments per card, total 24 assignments
- 6 plastic answer cards 20 x 3.5 cm
- 24 transparent cards with crosses
- instructions
Object of the game
On the assignment cards you will find a series of
rows of objects one of which does not belong
in the row (the odd one out). The children learn
how to discuss these objects properly by naming
and describing them, placing them in categories
and by thinking out their answers, because not
every correct answer is as obvious as it might
seem at first.
Target group
For 2-6 children ages 5 and up.
With control system.
Development objectives
Linguistic development and develop-
ment of reading skills
Development of the perception of
colours and shapes
Development of thought and number
work
This game is excellent for developing language
skills. Encourage the children to name the objects
and to articulate their choices. Repeat what the
children have said in correct English so they can
learn from your use of language.
Game
You should supervise the game the first time
it is played. The benefit of this is that you can
work intensively together at improving oral
language skills. Take an assignment card and
4 crosses. Describe the assignment as follows:
“Which objects can you see in the first row?”,
“Which object is the odd one out?”. “Why that
one?”
The child will say, for example: I see a spoon, a
fork and a knife, you can eat with those, and I
see a rake and that’s something you use in the
garden. If the child’s answer is correct then he/
she can place a cross on the rake. Then move
on to the next row. If the child has correctly
spotted the odd one out for each row and
provided the right answer, you then move on
to the answer cards. Both the answer cards
and the assignment cards have a colour stripe.
Place the stripes next to each other.
Check to see if a cross has been placed on
the same images. If that is the case the child
deserves a compliment! Then move on to the
next assignment card.
The solutions for the assignment cards:
• thecircle,becauseitdoesnothaveanyangles
• theairplane,becausetheothervehiclescannot
fly
• thecat,becauseitistheonlyanimalwithfour
legs, or the other animals all have feathers.
• thecarrot,becauseitisavegetableandallthe
others are fruit
• the rake, because you don’t use a rake for
eating
• thecarrot,becausealloftheotherobjectsare
directly related to the cow
• the rabbit, because it doesn’t swim or live
underwater
• thetree,becauseatreeisn’taflower
• theletterA,becausealltheothersarenumbers
• the penguin, because although it is a bird it
cannot fly
• thefrog,becauseitjumpswhiletheothersall
slither
• theball,becauseitisatoywhiletheothersare
all tools
• thedonkey,becauseithas4legsandtheother
animals only have 2
• thesandal,becauseyoudon’twearsandalsin
the winter

• the saucepan, because it is made of metal
while the other objects are made of wood
• the cheese, because it is not a pastry or
made from flour and you can’t buy it at the
bakery
• theshampoobottle,becauseyouusethatto
wash your hair, not to drink out of
• thecircles,because alltheother shapeshave
stripes in them
• thebees that areflyingto the right,because
the others are going to the left
• thehippo,becauseahippoisnotbornfroman
egg.
You can also play this game with younger
children (4 - 4.5) when you explain it to them a
little differently. Younger children do not yet have
a vocabulary that allows them to explain their
reasoning, but they often do know the correct
answer. You can play the game by asking; “What
doesn’t belong in this row?” and then make it
even clearer by asking: “Which objects can you
use for eating with? And do you see anything that
can’t be used for eating with”. The children will
then point to the rake or will already know the
word rake, meaning they can then place a cross
on the card. Young children are very capable of
using the checking system with the answer cards.
Have fun with‘Which of these four?’
Author: Magda Jacobs

Deutsch
Inhalt
Schachtel mit
- 6 Aufgabenkarten aus Kunststoff (21 x 20 cm)
4 Aufgaben pro Karte, insgesamt 24 Aufgaben
- 6 Kontrollstreifen aus Kunststoff (20 x 3,5 cm)
- 24 transparente Kärtchen mit Kreuz
- Spielanleitung
Ziel des Spiels
Auf jeder Aufgabenkarte sind mehrere Gegen-
stände abgebildet, von denen einer nicht zum
Rest passt. Die Kinder lernen, ihre Wahl zu
begründen und ihre Begründung zu formulieren.
Sie lernen also, genauer zu benennen und zu
beschreiben, in Kategorien zu denken und
weiterzudenken, denn nicht alle Lösungen sind
naheliegend.
Zielgruppe
Für 2-6 Kinder ab 5 Jahren
Mit Selbstkorrektur
Entwicklungsbereiche
Sprachentwicklung und Entwicklung
der Lesefertigkeiten
Entwicklung der Wahrnehmung von
Farben und Formen
Denkentwicklung und Entwicklung der
Rechnenfertigkeiten
Dieses Spiel ist ein ausgezeichnetes Mittel zur
Förderung der Sprachentwicklung. Es regt die
Kinder dazu an, Gegenstände zu benennen und
das gewählte Wort zu formulieren. Wiederholen
Sie die Antworten der Kinder in ganzen
Sätzen, damit sie eine korrekte Ausdrucksweise
übernehmen.
Spiel
Das Spiel wird anfangs unter Begleitung gespielt.
Dies hat zum Vorteil, dass man gemeinsam intensiv
an der mündlichen Sprachfertigkeit arbeiten kann.
Nehmen Sie 1 Aufgabenkarte und 4 Kreuze.
Formulieren Sie die Aufgabe wie folgt: „Welche
Gegenstände siehst du in der ersten Reihe?“,
„Welcher Gegenstand, glaubst du, passt nicht zum
Rest?“,„Warum glaubst du das?“.
Das Kind antwortet dann beispielsweise: „Ich sehe
einen Löffel, eine Gabel und ein Messer. Damit kann
man essen. Und ich sehe eine Harke. Die benutzt
man im Garten.“ Wenn das Kind richtig geantwortet
hat, legen Sie ein Kreuz auf die Harke und gehen
weiter zur nächsten Reihe.
Wenn das Kind in allen Reihen die Gegenstände,
die nicht dazu passen, gefunden hat, nimmt
es den Kontrollstreifen zur Hand. Sowohl der
Kontrollstreifen als auch die Aufgabenkarten sind
mit einem Farbstreifen versehen. Legen Sie die
Farbstreifen aneinander. Vergleichen Sie, ob die
Kreuze auf den richtigen Bildern liegen. Wenn alles
stimmt, loben Sie das Kind ausgiebig und nehmen
die nächste Aufgabenkarte.
Die Lösungen:
• DerKreis,denndieseFormhatkeineEcken.
• Das Flugzeug, denn die anderen Fahrzeuge
können nicht fliegen.
• Die Katze, denn die anderenTiere haben nicht
vier Pfoten oder die anderen Tiere haben Federn.
• Die Möhre, denn sie gehört zum Gemüse und
nicht zum Obst.
• Die Harke, denn sie wird nicht zum Essen
verwendet.
• Die Wurzel, denn alle anderen Gegenstände
haben etwas mit Kühen zu tun.
• DasKaninchen,denneskannnichtschwimmen
bzw. lebt nicht im Wasser.
• DerBaum,denneristkeineBlume.
• DerBuchstabeA,dennalleanderensindZahlen.
• Der Pinguin,denn er ist einVogelaberer kann
nicht fliegen.
• Der Frosch, denn er springt und alle anderen
Tiere kriechen.
• Der Ball, denn er ist ein Spielzeug und alle
anderen Gegenstände sind Werkzeuge.
• Der Esel, denn er hat 4 Beine und alle anderen
Tiere haben nur 2.

• DieSandale,denndieträgtmannichtimWinter.
• Die Pfanne, denn die ist aus Eisen und die
anderen Gegenstände sind aus Holz.
• DerKäse,dennderwirdnichtausMehlgemacht
oder gebacken und man kauft ihn nicht beim
Bäcker.
• DieShampooflasche,dennmitShampoowäscht
man sich die Haare, es ist kein Getränk.
• Die Kreise, denn die anderen Formen sind mit
Strichen ausgefüllt.
• Die Bienen, die nach rechts fliegen, denn die
anderen fliegen nach links.
• DasNilpferd,dennesschlüpftbeiseinerGeburt
nicht aus einem Ei.
Dieses Spiel kann in abgeänderter Form auch mit
kleineren Kindern im Alter von 4 bis 4,5 Jahren
gespielt werden. In diesem Alter ist die Sprache
der Kinder noch nicht so weit entwickelt, um ihre
Begründung formulieren zu können, obwohl sie die
Antwort meist schon wissen. Für diese Altersgruppe
sieht die Übung wie folgt aus: Sie fragen zuerst „Was
passt nicht dazu?“ und dann zur Verdeutlichung
„Siehst du etwas, womit man essen kann? Und siehst
du auch etwas, womit man nicht essen kann?“. Die
Kinder zeigen dann auf die Harke oder kennen das
Wort Harke bereits und dürfen ein Kreuz darauf
legen. Kinder sind in diesem Alter auch schon sehr
gut in der Lage, das Kontrollsystem zu verwenden.
Viel Spaß mit ‘Was passt nicht dazu?’
Spielautor: Magda Jacobs

Français
Contenu
Dans une boite en carton
- 6 cartes plastiques à instructions de 21 x 20 cm
4 instructions par carte, 24 instructions au total
- 6 bandes de contrôle plastiques de 20 x 3.5 cm
- 24 cartes transparentes à croix
- Manuel
But du jeu
Sur les cartes à instructions se trouve à chaque
fois une rangée d’objets. Un de ces objets ne
fait pas partie de la même catégorie. Les enfants
apprennent à raisonner et à formuler leurs
raisonnements. Ils apprennent donc à désigner,
à décrire précisément, à catégoriser et à réfléchir
plus profondément car les solutions ne sont pas
toujours évidentes.
Tranche d’age
Pour 2 à 6 enfants âgés de plus de 5 ans
Avec autocorrection
Domaines d’épanouissement
Le développement de la compétence
linquistique et la formation à la lecture
Le développement de la perception des
couleurs et des formes
Le développement intellectuel et la
formation au calcul
Ce jeu est particulièrement adapté au
développement linguistique. Encouragez les
enfants à décrire les images et à exprimer leur
choix. Répétez ce qu’ils disent en formulant des
phrases françaises correctes pour leur apprendre
correctement votre langue.
Jeu
Jouez le jeu tout d’abord en accompagnant les
enfants. Cela permettra de travailler ensemble sur
l’expression orale.
Prenez une carte à instruction et 4 croix. Exprimez
l’instruction de la manière suivante: “Quels sont
les objets que tu aperçois dans la première
rangée?”. “Quel est selon toi l’objet qui ne fait pas
partie de la même catégorie ?”“Pourquoi penses-
tu cela?”
L’enfant répondra ensuite par exemple: je vois
une cuillère, une fourchette et un couteau qui
servent à manger, je vois un râteau et celui-ci
s’utilise dans le jardin.
Si la solution de l’enfant est correcte, il pourra
poser une croix sur l’image du râteau. Passez
ensuite à la rangée suivante.
Lorsque l’enfant aura découvert pour chacune
des rangées quels sont les objets qui ne font pas
partie de la catégorie, il prendra alors la bande
de contrôle. Les bandes de contrôle et les cartes
à instructions sont munies d’une bande de
couleur. Posez les bandes colorées l’une à côté
l’autre. Vérifiez que vous ayez placé des croix sur
les mêmes images. Est-ce le cas? Faites alors un
grand compliment à l’enfant et passez à la carte à
instructions suivante.
Les solutions pour les cartes à instructions
sont les suivantes:
• le cercle car c’est une forme qui ne possède
pas d’angles
• l’avioncarlesautresvéhiculesnepeuventpas
voler
• lechatcarlesautresanimauxn’ontpasquatre
pattes ou parce que les autres animaux ont des
plumes.
• Lacarottecarc’estunlégumeetlesautressont
des fruits
• lerâteaucaronnes’ensertpaspourmanger
• la carotte car les autres objets ont tous un
rapport avec la vache
• le lapin car c’est un animal qui ne peut pas
nager ou qui ne vit pas dans l’eau
• l’arbrecarcen’estpasunefleur
• lalettreAcarlesautresimagessontdeschiffres
• le pinqouin car l’orsque c’est un oiseau il ne
peut donc pas voler
• la grenouille car elle peut sauter tandis les
autres animaux ne peuvent que glisser
• leballoncarc’estunjouettandisquelesautres
objets sont des outils

• l’âne car il a 4 pattes tandis que les autres
animaux n’en ont que 2
• lasandalecarelleneseportepasl’hiver
• lapoêlecarelleestfabriquéeenmétaltandis
que les autres objets sont fabriqués en bois
• lefromagecarcelui-cin’estpascuitoupréparé
avec de la farine et ne s’achète donc pas chez
le boulanger
• la bouteille de shampoing car elle sert à se
laver les cheveux et on ne peut pas boire son
contenu.
• lescerclescarlesautrescarréssontremplisde
petits traits
• les abeilles qui volent vers la droite car les
autres volent vers la gauche
• l’hippopotamecarilnenaitpasdansunœuf
Ce jeu peut également être joué avec de jeunes
enfants (âgés entre 4 et 4.5 ans) en présentant
le jeu de manière différente. Les jeunes enfants
ne possèdent pas encore suffisamment de
connaissances linguistiques pour exprimer leur
raisonnement, cependant ils savent souvent
trouver la solution. Dans ce cas, vous présenterez
le jeu de la manière suivante: vous leur demandez
tout d’abord :“Dans cette rangée, qu’est ce qui ne
fait pas partie de la même catégorie?” et vous les
aiderez davantage: “Quels sont les objets que tu
peux utiliser pour manger? Vois-tu un objet que
tu ne peux pas utiliser pour manger?” Les enfant
désigneront alors le râteau et pourront ensuite
poser la croix dessus. Les jeunes enfants sont par
contre assez bien capables d’utiliser le système
de contrôle.
Nous vous souhaitons beaucoup de plaisir avec
‘Lequel des quatre?’
Auteur: Magda Jacobs