
3E4677 Gallagher S200 Solar Energizer User Manual
15
Nederlands
LETTEN DAT: Vermijd aanraking van elektrische afrasteringen met het
hoofd, mond, nek of het bovenlijf. Klim niet over, door of onder een
elektrische meerdraads-afrastering. Gebruik een poort of een speciaal
daarvoor geplaatste doorgang.
• Bij goed onderhouden elektrische afrastering die vrij van begroeiing gehouden worden en goed geïsoleerd
zijn, is het risico op brand extreem laag. In jden met extreem hoog brandrisico dienen schrikdraadapparaten
losgekoppeld te worden.
• Een elektrische afrastering mag niet door twee verschillende schrikdraadapparaten gevoed worden of door
onaankelijke afrasteringscircuits aangesloten worden op hetzelfde schrikdraadapparaat.
• Voor elk van twee afzondelijke afrasteringen, elk gevoed door een afzonderlijk, onaankelijk pulserend
schrikdraadapparaat, moet de afstand tussen de draden van de twee elektrische afrasteringen minimaal 2,5 m
(7.5 vt) bedragen. Indien deze opening moet kunnen worden afgesloten, gebruik dan elektrisch niet-geleidend
materiaal of een geïsoleerde metalen afsluing.
• Gebruik in een elektrische afrastering geen prikkel- of scheermesdraad als geleider.
• Een niet-geëlectriceerde prikkeldraad- of scheermesdraad-afrastering mag als drager gebruikt worden voor
één of meer op afstand geplaatste elektrische afrasteringsdraden. Het dragende systeem voor deze onder
stroom staande afrasteringsdraden moeten dusdanig geconstrueerd zijn dat een minimale afstand van 150 mm
(6”) uit het vercale vlak van de stroomvrije prikkeldraad-of scheermesafrastering wordt bewaard. De prikkel-
en scheermesafrastering moeten op regelmage afstanden geaard worden.
• Houd u betreende de aarding aan de aanbevelingen van de producent van het schrikdraadapparaat.
• Installeer geen aardingssyteem (massa) voor uw afrastering binnen 10 m afstand (33 vt) vanaf enig ander
aardingssysteem die door nutsvoorzieningen e.d. wordt gebruikt (veiligheids-aarde e.d.).
• Gebruik aanvoerkabel met hoogspanning-isolae binnen gebouwen voor een eeceve isolae en gebruik deze
kabel ook op plaatsen waar blootliggende gegalvaniseerde draad eventueel aan corrosie onderhevig is. Gebruik
hiervoor geen kabel of snoer voor normale huishoudelijke toepassingen.
• Ondergrondse aansluitgeleiders moeten in een mantel uit geïsoleerd materiaal worden geplaatst of er dient
kabel met hoogspanningsisolae worden gebruikt. Let erop dat er geen schade aan de aansluitdraden kan
ontstaan door het in de grond zakken van hoeven van vee of door tractorwielen.
• Aansluitleidingen voor de afrastering mogen niet door dezelfde kabelgoot worden gevoerd waarin
netspanningskabels of communicae-of datakabels liggen.
• Aansluitleidingen en draden van een elektrische afrastering mogen niet over bovengrondse stroom-of
communicaeleidingen heen lopen.
• Indien mogelijk moeten afrasteringen niet onder bovengrondse hoogspanningsleidingen aangelegd worden.
Indien dit niet kan worden vermeden, dan dient de afrastering de bovengrondse leiding zo haaks mogelijk te
kruisen.
• Afrasteringsdraden moeten op ruime afstand van telefoon- of telegraaijnen of radioantennes worden
geïnstalleerd.
• Indien aansluitkabels en draden van een elektrische afrastering in de buurt van bovengrondse lichtnetleidingen
worden geïnstalleerd, dan mogen de onderlinge afstanden niet kleiner zijn dan wat hieronder wordt
aangegeven:
Minimale afstand tussen hoogspanningsleidingen en elektrische afrasteringen