
3
Afstandsbediening
8
9
a
b
1
2
3
4
5
6
7
1STANDBY/ON
Gebruik deze toets voor het omschakelen tussen ON
(aan) en STANDBY (ruststand).
2MUTE toets (Dempingstoets)
Druk tijdens weergave op deze toets om het geluid
tijdelijk uit te schakelen.
3VOL +/− toetsen (Volumetoetsen)
Druk op deze toetsen om het geluidsvolume te
verhogen/verlagen.
4Directe ingangskeuzetoetsen
Druk op een van de USB/COAX/OPT/AES EBU toetsen
om de gewenste ingangsbron te kiezen.
5LOCK RANGE toets (Blokkeerbereiktoets)
Druk hierop om het DAC-blokkeerbereik in te stellen.
Overzicht van de bedieningstoetsen
6DIRECT toets
Druk hierop om het ingangssignaal ongewijzigd uit te
voeren, dus zonder dat dit via de DSP loopt.
7Hi-Bit 32 toets
Druk hierop om de Hi-Bit 32 instelling te veranderen.
8DIMMER toets (Dimtoets)
Druk hierop om de helderheid van het display te
veranderen.
9FINE +/− toetsen (Fijnafsteltoetsen)
Gebruik deze voor fijnafstelling van het
hoofdtelefoonvolume (deze afstelling is alleen van
invloed op het hoofdtelefoon-uitgangsniveau).
aDIGI FILTER toets (Toets voor digitaal filter)
Druk hierop om het gebruikte type digitaal filter te
veranderen.
bUp Sample toets (Bemonstering-
verhogingstoets)
Druk hierop om de instelling voor verhoging van de
bemonsteringsfrequentie te veranderen.
Basisbediening
1 Schakel het apparaat in.
Druk op de /I STANDBY/ON toets op het voorpaneel.
• De spanningsindicator in het midden van het toets
licht op.
2 Kies de gewenste uitgangsaansluiting.
Draai aan de OUTPUT knop op het voorpaneel.
Stel in op LINE om de analoge uitgangsaansluiting te
kiezen.
3 Kies de gewenste ingangsbron.
Draai aan de INPUT knop op het voorpaneel of druk op
de corresponderende directe ingangskeuzetoets op
de afstandsbediening.
• De gekozen ingangsbron wordt op het display
aangegeven.
• DSD-gegevens kunnen alleen worden weergegeven
bij gebruik van de USB-verbinding.
4 Bedien het weergaveapparaat.
Raadpleeg voor verdere informatie de handleiding die
bij het weergaveapparaat wordt geleverd.
5 Stel het geluidsvolume in.
Draai aan de VOLUME knop op het voorpaneel van
het apparaat of gebruik de VOL +/− toetsen op de
afstandsbediening.
Voorpaneel
12 345678 9
ab c d
1/I STANDBY/ON
Gebruik deze toets voor het omschakelen tussen ON
(aan) en STANDBY (ruststand).
Wanneer het apparaat is ingeschakeld, licht de
spanningsindicator in het midden van de toets op.
2INPUT knop (Ingangskeuzeknop)
Gebruik deze knop om de ingangsbron te kiezen.
De gekozen bron wordt op het display aangegeven.
3DIRECT indicator
Zie “Direct-instelling” van de handleiding.
4Hi-Bit 32 indicator
Zie “Hi-Bit 32 instelling” van de handleiding.
5Up Sampling indicator (Indicator voor
bemonstering-verhoging)
Zie “Instelling voor bemonstering-verhoging” van de
handleiding.
6LOCK RANGE ADJUST indicator (Indicator voor
instelling van blokkeerbereik)
Zie “Het DAC-blokkeerbereik instellen” van de handleiding.
7Displayvenster
8Afstandsbedieningssensor
9VOLUME knop (Volumeknop)
Om het geluidsvolume in te stellen van apparatuur
aangesloten op de analoge uitgangsaansluiting van
het apparaat, moet de Keuzeschakelaar 1 (op het
achterpaneel van het apparaat) op VARIABLE worden
ingesteld.
aPHONES GAIN knop (Hoofdtelefoon-
versterkingsknop)
Gebruik deze knop om de versterking van de
hoofdtelefoon in te stellen.
bOUTPUT knop (Uitgangsknop)
Gebruik deze knop om het type uitgang, waaronder
LINE en PHONES 1 t/m PHONES 3, te kiezen.
cHoofdtelefoonaansluitingen (PHONES 1, 2, 3)
Sluit hierop een hoofdtelefoon aan.
dFINE ADJUST knop (Fijnafstelknop)
Gebruik deze voor fijnafstelling van het
hoofdtelefoonvolume (deze afstelling is alleen van
invloed op het hoofdtelefoon-uitgangsniveau).
USBDACU-05QSG.indb3USBDACU-05QSG.indb3 2014/05/2220:18:332014/05/2220:18:33