Xenteq SR 200-12 User manual
SR 200-12/24
G e b r u i k s a a n w i j z i n g
P a g i n a 2
U s e r s m a n u a l
P a g e 6
G e b r a u c h s a n w e i s u n g
S e i t e 1 0
NL
EN
DE
2
NL
De specificatietabel is terug te vinden in de bijlage.
De SR 200-12/24 is een microprocessor gestuurd scheidingsrelais
speciaal ontwikkeld voor het parallel opladen van een tweetal accu’s (of
groepen). Onder bepaalde spannings- en timer voorwaarden zal het relais in-
of uitschakelen. In de ingeschakelde stand staan de twee accu’s aan elkaar
gekoppeld. Is de gemeten spanning echter niet voldoende hoog, dan
verbreekt het relais de verbinding. Hierdoor kunnen de twee accu’s elkaar
niet ontladen.
Het relais is geschikt voor zowel 12Vdc en 24Vdc systemen. De twee accu’s
dienen echter wel dezelfde nominale spanning te hebben.
Ook is het van belang dat de twee accu’s van gelijke soort zijn. Het is
bijvoorbeeld niet gewenst om een LiFePO4 (lithium) accu samen te
schakelen met een loodaccu. Dit vanwege het grote verschil in de inwendige
weerstand. Als het systeem uitgerust is met een Euro 5/6 dynamo, dan is
een scheidingsrelais geen werkbare oplossing en is het raadzaam om een
z.g. laadomvormer te plaatsen.
De maximale stroom die door het relais mag lopen is 200Amp. bij een
12Vdc systeem en 100Amp. bij een 24Vdc systeem. Doordat het
spanningsverlies is zo goed als nul is, zal de werking van het scheidingsrelais
niet ten kostte gaan van de laadspanning.
Het is mogelijk om de twee accu’s geforceerd/handmatig parallel te
schakelen gedurende een korte periode d.m.v. een extern contact. Zie
alinea ‘start assistentie functie’.
INSTALLATIE
Het relais detecteert automatisch of het een 12Vdc ofwel een 24Vdc
systeem betreft (0-16Vdc = 12Vdc, 16-32Vdc = 24Vdc). Daarom is het van
belang dat de accu’s op het moment van aansluiting op een normaal
spanningsniveau zitten. Een te lage of te hoge accuspanning kan ervoor
zorgen dat de verkeerde selectie gemaakt wordt of dat de spannings-
foutbeveiliging in werking treedt.
Montage
Monteer, met behulp van een schroef, het relais verticaal op een stabiele
ondergrond en met de schroefbevestiging naar boven. Montage in een
andere positie zal ten koste gaan van de IP waarde (stof- en waterdichtheid).
3
NL
Kabeldikte
Houd de kabels altijd zo kort mogelijk. Gebruik voldoende dikke (+) kabels,
passend bij de lengte en maximale stroom die over deze kabels gaat.
Meestal zal dit het vermogen van de dynamo zijn. Te dunne kabels kunnen
voor spanningsverliezen zorgen. Dit heeft invloed op de juiste werking van
het relais. Ook kan dit resulteren in oververhitting!
Formule optimale kabeldikte (+ kabel):
max. stroom x lengte in meter x 0,2 = kabeldikte mm²
(totaal tussen de accu’s)
De minuskabel moet minimaal 1,5mm² zijn.
Aansluiting
Koppel de minpolen van beide accu’s los. Volg qua aansluiting onderstaand
installatieschema. Gebruik geïsoleerde kabelogen en faston stekkers. (*) Pas
de zekeringen in de + kabel aan op de maximale laadstroom. Plaats tevens
een zekering van 2AT tussen de minus aansluiting van het relais (pin 86) en
de massa.
PIN 30 = Start accu (Battery 1) PIN 86 = Massa/minus
PIN 87 = Accessoire accu (Battery 2) PIN 85 = Start assistentie
4
NL
Na juiste aansluiting kunt u de minuspolen weer aansluiten.
Belangrijk
Controleer regelmatig de kabels en verbindingen. Houd de aansluitingen
schoon en vervang beschadigde kabels direct.
Na aansluiting zal het relais direct in werking treden en, afhankelijk van de
gemeten waarden, dus in- of uitschakelen.
Start
assistentie
functie
Het relais heeft nog een extra aansluiting (pin 85) waar optioneel een
signaal op aangesloten kan worden. Met dit contact kan men het relais
kortstondig (30 seconde) handmatig sluiten. Deze functie leent zich dan ook
uitermate als start assistentie. Mocht het namelijk voorkomen dat de
startaccu te weinig energie heeft om het voer/vaartuig te starten, dan kan
op deze wijze de tweede accu bijgeschakeld worden. Belangrijk: de timer
gaat pas lopen als het signaal verdwenen is, gebruik dus een ‘moment
schakelaar’. Bij gebruik van een ‘continu schakelaar’ kan gekozen worden om
de accu’s langer dan 30 seconden parallel te houden.
De aangeboden spanning mag tussen de 10,5~30Vdc liggen.
IN GEBRUIK
Inschakelvoorwaarden
Het relais schakelt in op het moment dat één van beide accu’s voldoende
hoog in spanning is doordat deze geladen wordt.:
13,2/26,4Vdc geduurde 10 sec., ofwel 13,8/27,6Vdc geduurde 2 sec.
Bij een startaccu zal dit normaal gesproken een dynamo zijn. Is de startaccu
voldoende geladen, dan zal het relais zich sluiten en wordt de tweede
aangesloten accu in parallel situatie mee geladen.
Idem bij de tweede (accessoire) accu: deze kan bijvoorbeeld door een
acculader of zonnepaneel geladen worden. Is de accu voldoende hoog in
spanning, dan zal het relais zich tevens sluiten en de startaccu mee laden.
Door de bidirectionele werking worden beide accu’s dus zowel via de dynamo
als via een eventueel aangesloten lader geladen worden.
Afschakelvoorwaarden
Het relais meet continu het spanning niveau als de accu’s parallel
geschakeld staan. Bij de vooraf geprogrammeerde spanningsniveaus èn
timers (vertraging) zal het relais de verbinding verbreken. Zie details in
5
NL
technische specificaties. Als de lading naar de accu’s stopt of als door een
ontlading de spanning te ver gaat zakken, dan zal het relais de verbinding
verbreken.
Overvoltage
beveiliging
Als een spanning gemeten wordt van >16Vdc ofwel >32Vdc dan zal het
relais direct ingrijpen. Deze situatie kan bijvoorbeeld ontstaan als de
spanningsregelaar van de dynamo ofwel de acculader kapot is. Doordat het
relais meteen de verbinding verbreekt, is de andere accu en daarmee ook
de eventueel aangesloten verbruikers beschermt tegen deze te hoge
spanning.
Spanningsfoutbeveiliging
Het relais zal niet in werking treden als het spanningsverschil tussen beide
accu’s meer dan 8Vdc is. Niet alleen systeem- en aansluitfouten worden
hiermee ondervangen, maar zeker ook het risico dat een kapotte accu
parallel schakelt wordt.
GARANTIE
In geval van een defect kunt u het relais terug brengen naar uw leverancier
of rechtstreeks retourneren naar het adres vermeld op deze handleiding.
Het relais dient gefrankeerd opgestuurd te worden. Op alle modellen uit de
SR serie wordt twee jaar garantie verleend vanaf verkoopdatum en alleen op
de onderdelen en arbeidsloon van de reparatie. Garantieduur is alleen van
kracht als bij reparatie de (kopie) aankoopbon overhandigd is. De garantie
vervalt bij reparatiewerken door derden, alsook door foutief gebruik of
aansluiting.
6
EN
The specification table can be found in the appendix.
The SR 200-12 / 24 is a microprocessor controlled separation relay
specially developed for parallel charging of two batteries (or groups). Under
certain voltage- and timer conditions the relay will switch on or off. In the
switched-on position, the two batteries are linked together. However, if the
measured voltage is not high enough, the relay will cut-off the connection.
As a result, the two batteries cannot discharge each other.
The relay is suitable for both 12Vdc and 24Vdc systems. However, the two
batteries must have the same nominal voltage. It is also important that the
two batteries are of the same kind. For example, it is not desirable to
connect a LiFePO4 (lithium) battery with a lead battery. This is due to the
large difference in the internal resistance. If the system is equipped with a
Euro 5/6 alternator, then an isolating relay is not a workable solution and it
is advisable to install a so-called charge converter.
The maximum current that is allowed to flow through the relay is 200Amp.
with a 12Vdc system and 100Amp. with a 24Vdc system.
Because the voltage drop is almost zero, the operation of the separation
relay will not be at the expense of the charging voltage.
It is possible to force/manually connect the two batteries in parallel for a
short period of time by means of an external contact. See paragraph "start
assistance function".
INSTALLATION
The relay automatically detects whether it is a 12Vdc or a 24Vdc system (0-
16Vdc = 12Vdc, 16-32Vdc = 24Vdc). That is why it is important that the
batteries are at a normal voltage level at the time of connection. A too low
or too high battery voltage can result in the wrong selection or that the
voltage fault protection will intervene.
Mounting
By using a screw, mount the relay vertically on a stable surface with the
screw fixing facing up. Mounting in a different position will be at the expense
of the IP value (dust and water tightness).
Cable
thickness
Always keep the cables as short as possible. Use sufficiently thick (+) cables,
7
EN
suitable for the length and maximum current that goes over these cables.
Usually this will be the power of the alternator. Too thin cables can cause
voltage losses. This affects the correct operation of the relay. And this can
also result in overheating!
Formula optimal cable thickness (+ cable):
Max. current x length in meter x 0,2 = cable mm²
(total distance
between the batteries)
The minus cable must be at least 1.5mm².
Connection
Disconnect the negative terminals from both batteries. Follow the installation
diagram below for connection. Use insulated cable eyes and faston plugs.
(*) Adjust the fuses in the + cable to the maximum charging current. Also fit
a 2AT fuse between the minus terminal of the relay (pin 86) and ground.
PIN 30 = Main/start battery (Battery 1) PIN 86 = minus/chassis
PIN 87 = Accessory battery (Battery 2) PIN 85 = Start assist
8
EN
After correct connection the minus poles of the batteries can be connected
again.
Important
Regularly check the cables and connections. Keep the connections clean
and replace damaged cables immediately.
After connection, the relay will immediately activate and, depending on the
measured values, switch on or off.
Start
assistance
function
The relay has an extra connection (pin 85) which can optionally be
connected to a signal. This allows you to manually choose to close the relay
briefly (30 sec.). This function lends itself perfectly as a start assistance. In
the event that the start battery has a too low energy level to start the
vehicle or vessel, one can manually add the second battery. Important: the
timer will only run if the signal disappears. Important: the timer only starts
when the signal has disappeared, so use a "momentary switch". When using
a "continuous switch" you can choose to keep the batteries in parallel for
longer than 30 seconds. The voltage offered may be between 10.5 ~
30Vdc.
IN
USE
Connection
conditions
The relay switches on when one of the two batteries is sufficiently high in
voltage because it is being charged: 13.2/26.4Vdc for 10 sec., Or 13.8/
27.6Vdc for 2 sec.
With a starter battery, that will normally be an alternator. When the starter
battery is sufficiently charged, the relay will close and the second connected
battery will be charged in parallel.
The same with the second (accessory) battery: it can be charged by a
battery charger or solar panel, for example. If the battery is sufficiently high
in voltage, the relay will also close and charge the starter battery.
Due to the bidirectional operation, both batteries are not only charged
through the alternator, but also through any charger on the accessory
battery.
9
EN
Disconnection
conditions
The relay continuously measures the voltage when batteries are connected
in parallel. The relay will disconnect at the pre-set voltage levels and timers
(delay). See details in technical specifications. If the charging of the batteries
stops or if the voltage get too low as a result of a discharge, then the relay
will disconnect.
Over
voltage
protection
If a voltage is measured from >16Volt or >32Vdc, then the relay will
immediately intervene. For example, this situation can occur if the voltage
regulator in the alternator or the battery charger is broken. Because the
relay breaks the connection immediately, the other battery, and therefore
also the possibly connected users, are protect against this over-voltage.
Voltage
fault
protection
The relay will not operate if the voltage difference between the two batteries
is more than 8Vdc. This not only intercepts system and connection errors,
but also the risk of a broken battery being switched in parallel.
WARRANTY
In case of a defect, the relay can be brought back to the dealer or it can be
sent directly to the address mentioned in this manual. The device must be
sent prepaid. The relays carry a two-year warranty. This warranty only
covers the costs of parts and labor for the repair. The warranty will lapse
when a third party has attempted to repair the relay or when it is not
installed or used in accordance with the instructions.
10
DE
Die Spezifikationstabelle finden Sie im Anhang
Das SR 200-12/24 ist ein mikroprozessorgesteuertes Trennrelais, das
speziell für das parallele Laden von zwei Batterien (oder Gruppen) entwickelt
wurde. Unter bestimmten Spannungs- und Zeitgeberbedingungen schaltet
sich das Relais ein oder aus. In der eingeschalteten Position sind die beiden
Batterien miteinander verbunden. Wenn die gemessene Spannung jedoch
nicht hoch genug ist, trennt das Relais die Verbindung. Dies verhindert,
dass sich die beiden Batterien gegenseitig entladen.
Das Relais ist sowohl für 12Vdc- als auch für 24Vdc-Systeme geeignet. Die
beiden Batterien müssen jedoch die gleiche Nennspannung haben.
Es ist auch wichtig, dass die beiden Batterien der gleichen Art sind.
Beispielsweise ist es nicht wünschenswert, eine LiFePO4-Batterie (Lithium)
mit einer Bleibatterie zu verbinden. Dies ist auf den großen Unterschied im
Innenwiderstand zurückzuführen.
Wenn das System mit einer Euro 5/6-Lichtmaschine ausgestattet ist, ist
ein Trennrelais keine praktikable Lösung, und es wird empfohlen, einen
sogenannten Ladungswandler zu installieren.
Der maximale Strom, der durch das Relais fließen darf, beträgt 200
Ampere. mit einem 12Vdc-System und 100Amp. mit einem 24Vdc-System.
Da der Spannungsabfall nahezu null ist, geht der Betrieb des Trennrelais
nicht zu Lasten der Ladespannung.
Es ist möglich, die beiden Batterien für kurze Zeit parallel zu erzwingen /
manuell zu schalten ein externer Kontakt. Siehe Abschnitt "Startassistenz-
funktion".
INSTALLATION
Das Relais erkennt automatisch, ob es sich um ein 12Vdc- oder ein 24Vdc-
System handelt (0~16Vdc = 12Vdc, 16~32Vdc = 24Vdc). Aus diesem
Grund ist es wichtig, dass sich die Batterien zum Zeitpunkt des Anschlusses
auf einem normalen Spannungsniveau befinden. Eine zu niedrige oder zu
hohe Batteriespannung kann dazu führen, dass eine falsche Auswahl
getroffen wird oder der Spannungsfehlerschutz funktioniert.
Montage
Befestigen Sie das Relais mit einer Schraube senkrecht auf einer stabilen
Oberfläche, wobei die Schraubenbefestigung nach oben zeigt. Die Montage
in einer anderen Position geht zu Lasten des IP-Werts (Staub- und
Wasserdichtigkeit).
11
DE
Kabeldicke
Halten Sie die Kabel immer so kurz wie möglich. Verwenden Sie ausreichend
dicke (+) Kabel, die für die Länge und den maximalen Strom geeignet sind,
der über diese Kabel fließt. Normalerweise ist dies die Leistung der
Lichtmaschine. Zu dünne Kabel können Spannungsverluste verursachen.
Dies wirkt sich auf den korrekten Betrieb des Relais aus. Dies kann auch zu
Überhitzung führen!
Formel optimale Kabeldicke (+ Kabel):
Max. Strom (Amp.) x Länge in Metern x 0,2 = Kabeldicke mmq
(
Gesamtabstand
zwischen den Batterien)
Das Minuskabel muss mindestens 1,5 mm² groß sein.
Anschluss
Die Minuspole von beiden Batterien abklemmen. Befolgen Sie das
Installationsdiagramm unten für den Anschluss. Verwenden Sie isolierte
Kabelösen und Faston-Stecker. Stellen Sie die Sicherungen im + Kabel auf
den maximalen Ladestrom ein. Platzieren Sie auch eine 2AT-Sicherung
zwischen dem Minusanschluss des Relais (Pin 86) und Masse.
PIN 30 = Haubt/Starterbatterie
PIN 87 = Zubehörbatterie
PIN 86 = Masse/minus
PIN 85 = Startassistenz
12
DE
Nach dem richtigen Anschluss können Sie den Minuspol wieder
anschließen.
Wichtig
Überprüfen Sie regelmäßig Kabel und Verbindungen. Halten Sie die
Anschlüsse sauber und ersetzen Sie beschädigte Kabel sofort.
Startassistenzfunktion
Das Relais verfügt noch über einen Zusatzanschluss (Pin 85), an den
optional ein Signal angeschlossen werden kann. Damit kann das Relais
manuell kurzfristig (30 Sekunden) geschlossen werden. Diese Funktion bietet
sich daher auch als Startassistenz an. Sollte nämlich der Startakku zu wenig
Energie haben, um das Fahrzeug zu starten, kann auf diese Weise der
zweite Akku zugeschaltet werden. Wichtig: Der Timer läuft erst, wenn das
Signal verschwunden ist. Bei Verwendung einer Drucktaste können die
Akkus somit länger als 30 Sekunden parallel gehalten werden.
IN GEBRAUCH
Einschaltbedingungen
Das Relais schaltet sich ein, wenn eine der beiden Batterien eine
ausreichend hohe Spannung aufweist, weil sie geladen wird:
10 Sekunden lang 13,2/26,4Vdc oder 2 Sekunden lang 13,8/27,6Vdc.
Bei einer Starterbatterie handelt es sich normalerweise um eine
Lichtmaschine. Wenn die Starterbatterie ausreichend aufgeladen ist,
schließt das Relais und die zweite angeschlossene Batterie wird parallel
geladen.
Gleiches gilt für die zweite (Zubehör-) Batterie: es kann beispielsweise über
ein Ladegerät oder ein Solarpanel aufgeladen werden. Wenn die Batterie
ausreichend hoch ist, schließt das Relais und auch die Starterbatterie lädt
sie auf. Aufgrund des bidirektionalen Betriebs werden beide Batterien
sowohl über die Lichtmaschine als auch über ein möglicherweise
angeschlossenes Ladegerät geladen.
Ausschaltbedingungen
Das Relais misst kontinuierlich den Spannungspegel, wenn die Batterien
parallel geschaltet sind. Bei den vorprogrammierten Spannungspegeln und
Timern (Verzögerung) unterbricht das Relais die Verbindung. Details hierzu
finden Sie in den technischen Spezifikationen. Wenn die Ladung der
13
DE
Batterien stoppt oder wenn die Spannung durch eine Entladung zu stark
abfällt, unterbricht das Relais die Verbindung.
Überspannungsschutz
Wenn eine Spannung von >16Vdc oder >32Vdc gemessen wird, greift das
Relais sofort ein. Diese Situation kann beispielsweise auftreten, wenn der
Spannungsregler der Lichtmaschine oder des Batterieladegeräts defekt ist.
Da das Relais sofort abschaltet, sind die andere Batterie und damit auch
alle angeschlossenen Verbraucher gegen diese Überspannung geschützt.
Spannungsfehlersicherung
Das Relais wird nicht aktiv, wenn die Spannungsdifferenz zwischen beiden
Batterien mehr als 8Vdc beträgt. Dadurch werden nicht nur System- und
Verbindungsfehler vermieden, sondern auch die Gefahr, dass eine defekte
Batterie parallel geschaltet wird.
GARANTIE
Im Falle eines Defekts können Sie das Relais an Ihren Lieferanten oder direkt
an die in diesem Handbuch angegebene Adresse zurücksenden. Das Relais
muss vorausbezahlt gesendet werden. Für alle Modelle der SR-Serie gilt eine
Garantie von zwei Jahren ab Verkaufsdatum und nur für Ersatzteile und
Arbeitskräfte. Die Gewährleistungsfrist gilt nur, wenn der (Kopien-) Kaufbeleg
während der Reparatur übergeben wird. Die Garantie erlischt, wenn
Reparaturarbeiten von Drittparteien durchgeführt werden und wenn das
Relais unsachgemäß verwendet oder verkehrt angeschlossen wurde.
12Vdc system 24Vdc system
200Amp. 100Amp.
500Amp. (1sec.) 250Amp. (1sec.)
PIN 30 of 87 13,2Vdc for 10sec. PIN 30 of 87 26,4Vdc for 10sec.
PIN 30 of 87 13,8Vdc for 2sec. PIN 30 of 87 27,6Vdc for 2sec.
PIN 30 of 87 12,8Vdc for 60sec. PIN 30 of 87 25,6Vdc for 60sec.
PIN 30 of 87 12,5Vdc for 30sec. PIN 30 of 87 25,0Vdc for 30sec.
PIN 30 of 87 12,0Vdc for 5sec. PIN 30 of 87 24,0Vdc for 5sec.
PIN 30 of 87 11,0Vdc for 0sec. PIN 30 of 87 22,0Vdc for 0sec.
200mA @ 13,5Vdc 135mA @ 27Vdc
* = based on 20⁰C
** = if mounted according to the instructions
Data subject to changes
Number of batteries
2
SR 200-12/24
System voltage
12 and 24Vdc, auto detect
Inputvoltage range
8-35Vdc
Ambient temperature
-30°C ~ 60°C
Max. current*
Max surge current*
Connect details (closed) ±2%
Disconnect details (open) ±2%
Consumption in closed condition
Consumption in open condition
5mA
Start assist function
Yes, 30 seconds
Terminal connections
2x M6 bolts + 2x faston (6,3x0,8mm)
Level of protection**
IP 54
Weight
100gr.
Housing dimensions
4,8 x 4,6/7,8 x 4,6 cm
This manual suits for next models
1
Table of contents
Languages:
