LELY Splendimo 320 MC User manual

SPLENDIMO MC
HANDLEIDING
OPERATOR'S MANUAL
LIVRET DE MISE EN ROUTE
BETRIEBSANLEITUNG
SPLENDIMO 320 MC
E-HV.014.0203

HANDLEIDING
SPLENDIMO 320 MC
Ehn014-c
SPLENDIMO®is een geregistreerde merknaam waarvan het uitsluitend gebruiksrecht toekomt aan
ondernemingen van de LELY-groep.
©2003. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van LELY INDUSTRIES N.V.

INHOUDSOPGAVE.......................................................................................................pagina
VOORWOORD..............................................................................................................5
GARANTIEBEPALINGEN............................................................................................5
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE.....................................................5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ..............................................................................6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS- STICKERS OP DE MACHINE......7
1 INLEIDING.....................................................................................................................8
2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER..........................................................................9
3 TRANSPORT ...............................................................................................................10
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE...............................................................................11
4.1 Maaihoogte ........................................................................................................11
4.2 Kneusintensiteit.................................................................................................11
4.3 Bodemdruk.........................................................................................................12
4.4 Daalsnelheid......................................................................................................12
4.5 Zwadbreedte......................................................................................................12
5 WERKEN MET DE SPLENDIMO®MC......................................................................13
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER...........................................................................14
7 ONDERHOUD..............................................................................................................15
7.1 Onderhoud na gebruik......................................................................................15
7.2 Smering..............................................................................................................15
7.3 Periodiek onderhoud........................................................................................16
7.4 Vervangen van maaimessen ...........................................................................18
7.5 Olie tandwielkasten verversen........................................................................18
7.6 Vet maaielementen vervangen........................................................................19
Bijlagen:
A DE-/MONTAGE VAN DE MAAIBALK ........................................................................20
A.1 De-/montage van de maaibalk ........................................................................20
A.2 Vervanging van de maaischijf van het aandrijfelement...............................22
B KNEUZER INSTELLINGEN........................................................................................23
B.1 Positie bovenplaat............................................................................................23
B.2 Positie kneusrotor.............................................................................................23
B.3 Rotortoerental....................................................................................................24
C HYDRAULISCH SYSTEEM........................................................................................25
C.1 Schema...............................................................................................................25
C.2 Minimale systeemdruk verstellen ...................................................................26
C.3 Storingen............................................................................................................27
D ACCESSOIRES ...........................................................................................................28
E TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................................................29
3

VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de
machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met
werkzaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen
in het geding is worden aangegeven met een gevaren-
driehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg deze
instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg
kunnen hebben als deze niet, of niet goed worden
opgevolgd, worden aangegeven met een uitroepteken in de
kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan
onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting
behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn.
Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de
standaard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast
aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan
continue ontwikkeling en innovatie.
De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in
deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik
binnen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een
defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik-
king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde
instructies niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd.
De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming-
werkzaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje bevindt zich op de arm van de
uitslagbeveiliging, onder de afdekkap.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder-
delen het type- en serienummer van uw machine.
Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
5
!
Typenummer
Serienummer

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
• Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
• Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met
inbegrip van de in de handleiding vermelde en op de
machine voorkomende instrukties.
• Bedien de machine op veilige wijze.
• De machine mag alleen bediend worden door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
• Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
• Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en bescher-
mingsvoorzieningen altijd op de bestemde plaats zijn
aangebracht.
• Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
• Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende
delen stilstaan alvorens te beginnen met afstelling,
reiniging of smering van de machine.
• Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine
niemand in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat
iedereen ver uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien
langs een weg of nabij of op sportvelden, etc. gewerkt
wordt.
• Gebruik een trekker met een cabine.
• Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
• Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
• Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens,
indien vereist.
• Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
• Gebruik uitsluitend LELY onderdelen.
• Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau-
lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
• Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
• Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon,
zodat ze altijd goed leesbaar zijn.
6

VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS-
STICKERS OP DE MACHINE
•Lees eerst de handleiding voordat u met de machine gaat
werken. Neem alle instructies en veiligheidsvoorschriften
in acht.
•Gevaar voor draaiende delen.
Houd afstand van draaiende delen.
•Gevaar voor rondvliegende voorwerpen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
•Gevaar voor maaimessen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
trekkermotor is ingeschakeld.
•Gevaar voor neerklappende maaibalk.
Blijf buiten de uitklapzone van de maaibalk.
•Laat de machine nooit draaien met een aftakastoerental
hoger dan het aangegeven maximum toerental.
•Gevaar voor beknelling door bewegende delen.
Blijf buiten het bewegingsbereik van de delen zolang deze
niet zijn geborgd, of op een andere wijze een mogelijke
beweging wordt uitgesloten.
•Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas.
Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
7

1 INLEIDING
De LELY SPLENDIMO MC is een maaierkneuzer, geschikt
voor het maaien van grasland. Kenmerkend aan de
SPLENDIMO MC maaier is de middenophanging van de
maaikneusunit, waardoor een optimale bodemvolging
mogelijk is.
Er kunnen taluds tot ca. 20° omhoog en 20° omlaag worden
gemaaid.
De machine is opgebouwd uit een maaibalk en een kneus-
inrichting.
De maaibalk is voorzien van maaischijven type “N” of “S”
(fig. 1). De maaibalk is samengesteld uit maaielementen
volgens het LELY-unit-systeem. De elementen worden samen
met tussenstukken door middel van een trekstang bijeen-
gehouden.
Het eerste maaielement (aandrijfelement) wordt van bovenaf
aangedreven. Een verenstalen as, aangedreven door het
aandrijfelement, zorgt voor de aandrijving van de andere
maaielementen. Deze opbouw zorgt ervoor dat slechts weinig
vermogen benodigd is.
De elementen zijn links- of rechtsomdraaiend. Deze worden
standaard gemonteerd als getoond in figuur 2.
Bij de maaiers met type “S” maaischijven kunnen de
elementen desgewenst in een andere opstelling worden
gemonteerd.
De kneusinrichting bestaat uit een rotor met kneusvingers
van slagvast kunstof, een stalen kap met zwadborden en een
regelklep voor de instelling van de kneusintensiteit.
Het gemaaide gewas wordt over (vrijwel) de gehele breedte
van de maaibalk door de kneuzer gevoerd. Het gewas wordt
zo behandeld dat de waslaag op het blad plaatselijk wordt
verwijderd en eventueel aanwezige dikke stengels worden
geknikt. Het gewas wordt achter de machine zeer luchtig,
enigszins gekeerd, in een smal zwad neergelegd. Er komt
hierdoor weinig gewas in aanraking met de natte ondergrond
en er behoeft niet over het gemaaide gewas te worden
gereden.
De SPLENDIMO MC maaier laat zich geheel bedienen met
één hydraulische cilinder. De bodemontlasting is in te
stellen, door de druk in het hydraulisch systeem op een
andere waarde in te stellen.
Een uitslagbeveiliging beschermt de machine tegen schade
bij het onverhoopt raken van obstakels tijdens het maaien.
8
1
2
SPLENDIMO®320 MCN
"N"
SPLENDIMO®320 MCS
"S"

2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
De driepuntsbok heeft door de dubbele ophangpennen
(categorie II en III), twee aanspanmogelijkheden (fig. 3).
Hierdoor kan de machine meer of minder naar buiten achter de
trekker worden aangespannen.
Afhankelijk van de wijze van maaien: direct naast de
trekkerbanden, of met een bepaalde afstand (offset) naar buiten.
In combinatie met een frontmaaier dient de achtermaaier
zodanig afgesteld te worden dat voldoende overlap ontstaat. Als
de trekker categorie III-hefpunten heeft, dan dienen de
hefpennen (met categorie III zijde) naar buiten te worden
gemonteerd.
- Kies een stand waarbij het aandrijfelement geheel buiten het
spoor van de trekker staat. Let op dat de trekkerbanden bij de
volgende werkgangen niet over de gemaaide zwaden rijden.
Gebruik altijd positie wanneer een omlaaglopend talud
wordt gemaaid, zodat zo ver mogelijk van de kant kan worden
gereden.
- Stel de hefarmen van de trekker op gelijke hoogte in.
- Bevestig de hefarmen aan de ophangpennen van de bok.
- Monteer de topstang van de trekker met de categorie II- of
categorie III-kant van de topstangpen aan de machine.
- Hef de bok zover op, dat de scharnierpen van de hoofdas
(fig. 4) zich ca. 70 cm boven de grond bevindt.
- Zet de steunpoten omhoog.
- Zet de hefarmen van de trekker met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat de machine geen zijdelingse bewegin-
gen kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de trekkeraftakas.
• Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere trekker de minimale en maximale overlapping van
de ashelften*.
• Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
- De hydraulische slangen met de blauwe markering aan-
sluiten op een dubbelwerkend ventiel van de trekker. De
slang met de witte markering aansluiten op een enkelwerkend
ventiel (of indien aanwezig, op het tweede dubbelwerkende
ventiel).
- De kraan op de cilinder (transportvergrendeling, fig. 6) open-
zetten.
- Controleer of de hefarmen op gelijke hoogte blijven staan
wanneer de maaibalk wordt opgeklapt.
*Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie.
9
3
4
!
70 cm

3 TRANSPORT
De SPLENDIMO MC maaier kan in de hefinrichting van de
trekker worden getransporteerd.
Zet de machine als volgt in transportstand:
- Open de afsluiter (fig. 5) van het hydraulisch systeem door
aan het koord te trekken.
- Bedien het dubbelwerkende ventiel van de trekker en trek
de cilinder helemaal in.
Bij het opklappen vanuit kopakkerstand kan door druk-
wisselingen de maaierkneuzer eerst een stuk zakken,
voordat deze omhoog komt.
-Tijdens het rijden in transportpositie moet de trans-
portvergrendeling (door middel van de kraan) altijd
zijn gesloten (fig. 6).
- Sluit de kraan op de cilinder (fig. 6) als de machine
helemaal opgeklapt is (dit is de transportvergrendeling).
-Breng alle wettelijk voorgeschreven verlichting en
waarschuwingstekens aan.
-Zorg er bij transport over de openbare weg voor dat de
voorasdruk voldoende is (zonodig frontgewichten aan-
brengen) en dat de maximaal toegestane achterasdruk
niet wordt overschreden.
De machine is nu klaar voor transport.
Laat de koppelingsas nooit draaien als de machine in
transportstand staat.
5
10
6
!

4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE
Zet de machine als volgt in werkstand:
- Open de kraan op de cilinder (fig. 6).
- Open de afsluiter van het hydraulisch systeem door aan het
koord (fig. 5) te trekken.
- Bedien het dubbelwerkende ventiel van de trekker en klap
de machine behoedzaam helemaal uit.
- Stel met de hefinrichting van de trekker het hart van de
scharnierpen van de hoofdas op een hoogte van 70 cm
boven de grond (fig.4) af. Houd rekening met insporing
van de trekkerbanden.
Als er een talud gemaaid moet worden, stel de bok dan
hoger in, zodat de maaier voldoende vrijheid heeft rond het
centrale draaipunt.
- Begrens de beweging naar beneden met bijvoorbeeld een
stabilisatieketting als de hefinrichting niet op de ingestelde
hoogte kan worden gehouden.
De machine is nu klaar om te werken.
4.1Maaihoogte
- Stel de maaihoogte in door de maaibalk door middel van de
topstang meer of minder voorover te stellen (fig. 7).
4.2Kneusintensiteit
De kneusintensiteit kan worden ingesteld met behulp van de
regelklep (fig. 8) in de kneuzer, het rotortoerental en de
positie van kneuzer en de bovenplaat van de kneuzer.
- Stel de regelklep af.
Stand (A) geeft de hoogste kneusintensiteit, stand (B) de
laagste. Er zijn twee tussenstanden mogelijk.
Indien de instelling van de regelklep in de kneuzer
onvoldoende mogelijkheden biedt om het gewas door te
laten, kan de positie van de kneusrotor en de beplating
versteld worden. Dit wordt in bijlage B verder omschreven.
11
7
8
A
B

4.3Bodemdruk
De bodemdruk van de maaibalk wordt bepaald door de druk
in het hydro-pneumatische bodemontlastingssysteem.
Wanneer de maaibalk tijdens het werk de neiging heeft te
gaan zweven en de bodem niet goed volgt, moet de druk in
het systeem (= bodemontlasting) lager worden afgesteld.
- Stel de bodemontlasting als volgt in:
- Lees de druk af op de manometer A (fig. 9);
- Zet het dubbelwerkende ventiel van de trekker onder
druk;
- Open en sluit de afsluiter van het hydraulisch systeem
met het koord tot de gewenste druk bereikt is.
- Mocht de druk de verkeerde kant op gaan (verhogen
i.p.v. verlagen (of andersom)), bedien het
dubbelwerkend ventiel dan in tegengestelde richting.
De instelling wordt door heffen op de kopakker niet
beïnvloed. De druk in het systeem blijft onveranderd zolang
de afsluiter niet geopend wordt.
Op vlak terrein geeft een instelling ca. 7,0 MPa (70 bar)
meestal goede resultaten.
In de fabriek is de minimale systeemdruk van de machine
afgesteld op ca. 5,0 MPa (50 bar). Normaliter hoeft deze
instelling niet aangepast te worden. In bijlage C.2 wordt
uitgelegd hoe dit evt. uitgevoerd moet worden.
4.4Daalsnelheid
De snelheid, waarmee de maaierkneuzer daalt voor het
inzetten op de kopakker, is instelbaar.
- Stel de snelheid af door de blauwe knop B (fig. 9) achterop
de afschermkap te verdraaien.
rechtsom verdraaien = langzamer zakken.
linksom verdraaien = sneller zakken.
4.5Zwadbreedte
Bij de SPLENDIMO 320 MC maaier is de zwadbreedte
instelbaar van 1,4 tot 3,0 m.
- Verstel het zwadbord met de verstelinrichting A (fig. 10)
tot de gewenste opening is verkregen. Vergrendel daarna de
verstelinrichting.
- Verstel de zwadbordverlengers B om een nog smaller zwad
te verkrijgen.
12
9
10
A
B
A
B

5 WERKEN MET DE SPLENDIMO®MC
•Overtuig u ervan dat er zich niemand in de omgeving
van de machine bevindt als de koppelingsas wordt
ingeschakeld.
•Laat tijdens het werk niemand toe binnen een straal van
100 m van de machine.
•Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine
verlaat.
•De veiligheidsschermen, -zeilen en beplating (fig. 11)
zijn essentiële onderdelen van de beveiliging van de
machine. Werk daarom alleen met de maaier als deze
hiermee is uitgerust en de onderdelen in goede staat
verkeren.
•Werk altijd met neergeklapt veiligheidsscherm. Druk
deze goed in de klemblokken (inzet, fig. 11).
Voor het heffen van de machine op de kopakker, dient de
hydraulische cilinder te worden ingetrokken met behulp van
alleen het enkelwerkende ventiel van de trekker.
De machine stopt automatisch met heffen bij een stand van
ca. 20° omhoog (fig. 12).
Werk als volgt met de machine:
- Laat de machine door middel van de hydraulische cilinder
tot net boven het gewas zakken.
-Schakel de aftakas in bij een zo laag mogelijk motor-
toerental.
-Voer het aftakastoerental vervolgens op tot 1.000 omw./
min.
Dit is tevens het maximale toerental waarmee mag
worden gewerkt.
- Laat de machine in het gewas neer.
- Zet het hydraulisch ventiel in de zweefstand; de cilinder
moet tijdens het werk vrij in- en uit kunnen schuiven.
- Rij niet te langzaam; bij voorkeur vanaf ca. 8 km/uur. Een
lagere snelheid kan nadelig werken op een goede gewas
doorvoer over de maaibalk.
- Zorg dat het aftakastoerental tijdens het werk steeds 1.000
omw./min. bedraagt.
Een (tijdelijke) daling van het toerental kan verstopping
van de maaibalk en/of wikkelen van lang gewas om de
schijven veroorzaken.
-Hef de machine eerst uit het gewas en verminder direct
daarna het toerental.
13
11
12
!
!

- Indien de machine na afloop van het werk in de transport-
stand moet worden gezet, wacht dan tot de draaiende delen
in de machine volledig tot stilstand zijn gekomen.
Bij het opklappen van een nog draaiende machine kan
ernstige schade aan de koppelingsas optreden.
Zie verder hoofdstuk 3 “Transport”.
- Wanneer de machine de bodem onvoldoende volgt of
strepen in de grond trekt, verstel dan de bodemdruk (zie
§ 4.3).
- Door de regelklep in de kneuzer dicht te zetten, krijgt het
gewas een hogere snelheid, waardoor de zwadborden de
zwadbreedte beter (smaller) kunnen sturen.
Wanneer de machine tijdens het maaien een obstakel raakt,
kan deze naar achteren uitwijken doordat de uitslag-
beveiliging (fig. 13) dan uitschuift.
- Rij in dat geval een paar meter achteruit tot de uitslag-
beveiliging weer is vergrendeld.
De machine is tegen overbelasting beveiligd door een
slipkoppeling.
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER
- Klap de machine naar beneden.
- Zet de steunpoten in de onderste stand.
- Laat de hefinrichting zakken tot de steunpoten op de grond
rusten.
- Zet de trekkermotor af. Neem de koppelingsas los van de
trekkeraftakas.
- Leg de koppelingsas op de haak.
- Zet de hydraulische ventielen van de trekker in zweefstand.
Met behulp van de hendel, die uit de kap steekt (fig. 14),
kan de druk weggenomen worden van het hydraulisch
systeem. De drukwaarde die de manometer aangeeft moet
0 bar zijn.
Stel de daalsnelheid hoger in met de blauwe draaiknop als
de druk niet of langzaam daalt (Let op: de daalsnelheid in
het werk wordt hierdoor versteld, zie § 4.4).
- Verwijder het bedieningskoord van het hydraulisch
systeem uit de trekkercabine.
- Ontkoppel de hydraulische slangen.
- Maak de topstang los van de machine.
- Ontkoppel de hefarmen van de machine.
14
13
14
!

7 ONDERHOUD
• Een goed onderhoud van de machine is noodzakelijk om
deze betrouwbaar en veilig in gebruik te houden.
•Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond
is geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat
verrichten.
7.1Onderhoud na gebruik
- Maak de machine grondig schoon. Laat de machine na het
schoonspuiten even draaien, zodat het water onder de
maaischijven wordt weggeslingerd.
- Controleer de maaimessen en maaischijven op vastzitten en
beschadigingen (aanhaalmomenten: zie § 7.3).
- Controleer de beschermzeilen op beschadigingen.
- Smeer de machine in met een roestwerend middel.
- Smeer de zuigerstang in met een corrosiewerend middel
wanneer de machine langere tijd niet wordt gebruikt.
Verwijder dit bij het opnieuw in gebruik nemen. Anders
kan, als het middel is verhard, de afdichting van de cilinder
worden beschadigd.
7.2Smering
- Smeer de koppelingsas iedere 8 werkuren door bij de
smeernippels op de kruisstukjes, de beschermbuizen en de
vrijloopkoppeling (fig. 15).
- Vet de profielbuizen van de koppelingsas iedere 8 werk-
uren in.
- Smeer de lagerblokken (fig. 16) van de kneusrotor iedere 8
werkuren door.
- Smeer de draaipunten van de cilinder en de draagarm elke
40 werkuren door (fig. 17).
- Breng elke 40 werkuren enkele druppels olie aan op de
nokken van de obstakelbeveiliging (fig. 18).
- Smeer alle overige scharnierpunten elke 40 werkuren in
met vet of olie.
15
15
16
8h
8h
8h
8h
8h

7.3Periodiek onderhoud
Het periodiek onderhoud moet worden uitgevoerd:
• bij aanvang van het maaiseizoen;
• als de machine voor langere tijd buiten gebruik wordt
gesteld;
• tijdens het maaiseizoen als de machine zeer intensief
wordt gebruikt.
- Smeer de machine op alle punten zoals eerder aangegeven
in § 7.2 “Smering”.
- Smeer de drukstiften van de gaffelvergrendeling van de
koppelingsassen in met vet.
- Controleer of de koppelingsassen gemakkelijk in- en uit-
schuifbaar zijn.
Een beschadigde koppelingsas kan overmatige slijtage aan
de machine en trekker veroorzaken.
- Controleer de machine op beschadigingen en gebreken.
- Controleer de conditie van de slijtplaten, maaischijven en
messen. (Vervangen van messen: zie § 7.4.)
- Controleer de tandwielkasten op lekkage.
(Verversen van olie: zie § 7.5.)
- Controleer of de buffer van de obstakelbeveiliging op een
lengte van 90 mm staat voorgespannen (fig. 18).
- Controleer de spanning van de V-snaren.
Open daartoe de snarenkast. De spanning moet zo zijn dat
elke snaar in het midden tussen de poelies, met een kracht
van 70 N (7 kg) ca. 10 mm ingedrukt kan worden (fig. 18).
Het verdient aanbeveling om de spanning van de V-snaren
weg te nemen als de machine langere tijd niet zal worden
gebruikt.
- Controleer of de mesbouten goed vastzitten (fig. 19).
Type “N”: Aanhaalmoment 50-60 Nm (5-6 kgm).
Type “S”: Bouten borgen met Loctite 243 of nieuwe
bouten, voorzien van borgmiddel.
Het aanhaalmoment is 50-60 Nm (5-6 kgm).
- Controleer of de maaischijven goed vastzitten (fig. 19).
Het aanhaalmoment van de kroonmoer is 150-250 Nm
(15-25 kgm). De splitpen waarmee de kroonmoer wordt
geborgd, mag niet boven het drukstuk uitsteken.
Tip: de moer mag niet teruggedraaid worden, draai
verder totdat de splitpen gemonteerd kan worden.
16
17
18
19
150-250 Nm (15-25 kgm)
"S"
"N"
50-60Nm(5-6kgm)
50-60Nm(5-6kgm)
40h
40h
10 mm
70 N (7 kg)
90 mm

- Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten.
Let in het bijzonder op de bouten waarmee de glijsloffen en
slijtplaten zijn gemonteerd (fig. 20).
Zet loszittende bouten/moeren vast met een aanhaal-
moment als vermeld in onderstaande tabel.
- Controleer of alle waarschuwingsstickers onbeschadigd op
de machine aanwezig zijn (fig. 21).
A(bestelnummer 9.1170.0408.0)
B(bestelnummer 9.1170.0407.6) -2x-
C(bestelnummer 9.1170.0410.2) -2x-
D(bestelnummer 9.1170.0419.4)
E(bestelnummer 9.1170.0420.5)
F(bestelnummer 9.1170.0175.5)
G(bestelnummer 9.1170.0437.1) -3x-
H(bestelnummer 16.61.175) -2x-
17
20
21
A
G
C D
B
E
M6 M8 M10 M12 M14 M16 M20 M24
Nm 10 25 50 85 135 215 410 710
kgm 1,0 2,5 5,0 8,5 13,5 21,5 41,0 71,0
F
H
FA G
BCE
H
H
BCD

7.4Vervangen van maaimessen
De maaimessen hebben een verschillende uitvoering voor
links- en rechtsdraaiende maaischijven. De snijkant dient aan
de voorzijde, gezien in de draairichting van de schijf, naar
beneden te wijzen (fig. 22).
De maaimessen zijn voorzien van twee snijkanten. Wanneer
één kant is versleten, kan het mes worden omgekeerd en de
tweede snijkant worden benut.
- Vervang de messen per schijf gelijktijdig, om onbalans in
de schijf te voorkomen.
- Vervang versleten of beschadigde moeren en mesbouten.
- Type “N”:
Gebruik nieuwe, zelfborgende moeren. Draai deze vast met
een aanhaalmoment van 50-60 Nm (5-6 kgm).
- Type “S”:
Gebruik nieuwe mesbouten, voorzien van borgmiddel of
breng Loctite 243 aan op de draad van de bout.
Draai de mesbouten aan met een aanhaalmoment van 50-60
Nm (5-6 kgm).
7.5Olie tandwielkasten verversen
Ververs de olie van de tandwielkasten bij een nieuwe maaier
(of na montage van een nieuwe tandwielkast) de eerste keer
na ca. 30 werkuren en daarna iedere 250 werkuren.
- Vul de tandwielkast A (fig. 23) met 1.7 l transmissie olie
(GX85W140).
- Vul de tandwielkast B (fig. 24) met 0.85 l transmissie olie
(GX85W140).
- Vul het aandrijfelement C met een zorgvuldig afgemeten
hoeveelheid van 0.45 l transmissie olie (GX85W140).
Afwijking van de hoeveelheid kan leiden tot overver-
hitting en schade aan de tandwielkast en/of het aandrijf-
element.
Ververs de olie regelmatiger wanneer onder zware om-
standigheden wordt gewerkt.
18
22
"N"
23
!
24
50-60 Nm (5-6 kgm)
"S"
A
1.7 l
B
0.85l
C
0.45l
50-60 Nm (5-6 kgm)

7.6Vet maaielementen vervangen
Vervang het vet in de maaielementen elke 500 werkuren of na
iedere 1000 hectaren.
Volg hiervoor onderstaande aanwijzingen op.
- Verwijder de maaischijf.
Wanneer meerdere lagerhuizen tegelijk worden gedemon-
teerd, dient ervoor te worden gezorgd dat de lagerhuizen
later op de oorspronkelijke elementen worden terug-
geplaatst.
- Neem het lagerhuis A (fig. 25) van het element. Let erop
dat de vulringen B op hun plaats blijven.
- Verwijder het vet uit het element. Gebruik geen oplos-
middel omdat dit de afdichting van de lagers kan aantasten
en/of de vetvulling uit de lagers kan spoelen.
Pas de hoeveelheid vet nauwkeurig af. Afwijking van de
hoeveelheid kan leiden tot oververhitting en schade aan
het element.
- Vul het element met 95 gram vet (vet-classificatie NLGI 0,
type calcium-lithium zeep of lithium zeep / Shell Alvania
WR 0).
- Plaats het lagerhuis op het element. Draai de naaf C
(fig. 25) zodanig dat deze in lijn staat met de naaf van het
naastliggende element (fig. 26).
- Breng Loctite 243 aan op de draad van de cilinder-
kopschroeven en draai deze vast met een aanhaalmoment
van 39 Nm (3,9 kgm).
- Controleer of de O-ring D (fig. 26) zich in het drukstuk
bevind.
- Monteer de maaischijf. Zet de kroonmoer vast met een
aanhaalmoment van 150-250 Nm (15-25 kgm) en borg deze
met een splitpen. Zorg ervoor dat de splitpen niet boven het
drukstuk uitsteekt.
19
!
!
25
39 Nm (3,9 kgm)
0,095 kg
C
A
B
26
150-250 Nm (15-25 kgm)
D

A REPARATIEWERKZAAMHEDEN AAN DE MAAIBALK
A.1De-/montage van de maaibalk
De nummers tussen haakjes verwijzen naar de nummers in figuur A-1.
De maaibalk is opgebouwd uit onafhankelijke elementen (1). Deze worden door tussenstukken (2) op afstand
gehouden. De elementen en tussenstukken worden door een verbindingsstang (3) samengehouden.
De elementen worden vanuit het aandrijfelement (4) door middel van een aandrijfas (5) aangedreven.
Door deze constructie kan een element of een aandrijfas snel worden vervangen. Bij de SPLENDIMO maaier
met type “S” maaischijven kan ook, indien gewenst, de volgorde van de links- en rechtsomdraaiende
elementen worden veranderd.
Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond is geheven en u werkzaamheden onder de
machine gaat verrichten.
Demonteer de maaibalk als volgt:
- Bevestig de machine in de hefinrichting van een trekker.
- Plaats de machine op een vlakke vloer.
- Verwijder het borgplaatje (6).
- Draai de moer (7) enkele slagen los.
- Hef de maaibalk enkele centimeters van de grond. Blokkeer de hydrauliek, zodat de maaibalk niet kan
zakken.
20
A-1
4
12
14987
11
10
13
6
12
5
3
Bijlage A

- Verwijder de moer (7) en de ring (8).
- Draai de 5 bouten (14) onderaan de steun los en verwijder
de eindplaat (9).
- Schuif de elementen en tussenstukken van de verbindings-
stang (3).
Bouw de maaibalk in omgekeerde volgorde op. Neem daarbij
de volgende punten in acht:
- Reinig de centreerringen (10) en de contactvlakken van de
elementen en de tussenstukken.
- Controleer of er geen vuil tussen niet gedemonteerde
elementen en tussenstukken is gekomen (zijvlakken
insmeren met Castrol Tarp).
- Smeer de aandrijfas in met vet (MOLYKOTE BR2 Plus)
Zorg ervoor dat de maaischijven 90° ten opzichte van
elkaar zijn verdraaid. Als een element niet direct op de
aandrijfas kan worden geschoven moet de maaischijf één
of meerdere malen een halve slag worden verdraaid tot dit
wel mogelijk is.
- Monteer de elementen met de draairichting in de juiste
opstelling (fig. A-2).
• Een rechtsomdraaiend element van de SPLENDIMO
MC maaier is als volgt te herkennen:
Wanneer de naaf rechtsom wordt gedraaid (R: fig. A-3),
zal het aandrijftandwiel aan de rechterzijde linksom
meedraaien.
• Een linksomdraaiend element is als volgt te herkennen:
Wanneer de naaf linksom wordt gedraaid (L: fig. A-3),
zal het aandrijftandwiel aan de rechterzijde linksom
meedraaien.
- Als een maaischijf gedemonteerd is geweest, controleer
dan of de O-ring zich in het drukstuk (11, fig. A-1) bevindt.
- Zet de kroonmoer (12) vast met een aanhaalmoment van
150-250 Nm (15-25 kgm) en borg deze met een splitpen.
Zorg ervoor dat de splitpen niet boven het drukstuk
uitsteekt.
- In het buitenste element moet het borgschijfje (13) met de
seegerring zijn aangebracht. In geval van vervanging van
dit element moeten deze worden overgezet.
- Draai de 5 bouten (14) eerst handvast aan.
- Breng vet (Molykote P74) aan op de ring (8) en het
schroefdraad van de verbindingsstang (3) en de moer (7).
Draai de moer op de stang.
21
!
A-3
A-2
SPLENDIMO®320 MCS
R
L
SPLENDIMO®320 MCN
Bijlage A
Table of contents
Languages:
Other LELY Tractor Accessories manuals
Popular Tractor Accessories manuals by other brands

MX
MX MX A104 user manual

horsch
horsch Maestro SW 1630 owner's manual

LS tractor
LS tractor LL1101 Operator manual & service manual

Homelite
Homelite 172 Assembly instructions and parts list

Bercomac
Bercomac BERCO 700286-1 owner's manual

Tiger
Tiger NH T6 145-55/CASE MXM 125 Mounting and operating instructions