LELY Splendimo 321 PC User manual

SPLENDIMO 321 PC
HANDLEIDING
OPERATOR'S MANUAL
LIVRET DE MISE EN ROUTE
BETRIEBSANLEITUNG
SPLENDIMO 321 PC
E-HV.012.0401

HANDLEIDING
SPLENDIMO 321 PC
Ehn012-a.chp
SPLENDIMO®is een geregistreerde merknaam waarvan het uitsluitend gebruiksrecht toekomt aan
ondernemingen van het LELY-concern.
©2001. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van LELY INDUSTRIES N.V.


INHOUDSOPGAVE.......................................................................................................pagina
VOORWOORD...................................................................................................................5
GARANTIEBEPALINGEN.................................................................................................5
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE..........................................................5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ...................................................................................6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGSSTICKERS OP DE MACHINE .............7
1 INLEIDING.....................................................................................................................8
2 MONTAGE ACHTER DE TRACTOR..........................................................................9
3 TRANSPORT ...............................................................................................................10
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE...............................................................................10
4.1 Afstellen van transport- naar werkstand........................................................10
4.2 Maaihoogte ........................................................................................................11
4.3 Kneusintensiteit.................................................................................................11
4.4 Bodemdruk.........................................................................................................11
4.5 Positie maaier naast de tractor.......................................................................12
5 WERKEN MET DE MACHINE....................................................................................13
6 AFKOPPELEN VAN DE TRACTOR ..........................................................................14
7 ONDERHOUD..............................................................................................................15
7.1 Onderhoud na gebruik......................................................................................15
7.2 Smering..............................................................................................................15
7.3 Periodiek onderhoud........................................................................................16
7.4 Vervangen van maaimessen ...........................................................................19
7.5 Olie tandwielkasten verversen........................................................................19
7.6 Vet maaielementen vervangen........................................................................20
Bijlagen
A REPARATIEWERKZAAMHEDEN AAN DE MAAIBALK................................21
A.1 De-/montage van de maaibalk...............................................................21
A.2 Vervanging van de maaischijf van het aandrijfelement .....................24
B VERPLAATSEN VAN DE KNEUSROTOR......................................................24
C TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................................25
3


VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de
machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met
werkzaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen
in het geding is worden aangegeven met een
gevarendriehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg
deze instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg
kunnen hebben als deze niet, of niet goed worden
opgevolgd, worden aangegeven met een uitroepteken in
de kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan
onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting
behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn.
Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de
standaard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast
aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan
continue ontwikkeling en innovatie.
De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in
deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik
binnen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een
defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik-
king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde
instructies niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd.
De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming-
werkzaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje bevindt zich op de rechter
topstangplaat op het hoofdfreem.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder-
delen het type- en serienummer van uw machine.
Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
5
!
Typenummer
Serienummer

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Algemene veiligheidsvoorschriften:
•Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
•Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met inbe-
grip van de in de handleiding vermelde en op de
machine voorkomende instructies.
• Bedien de machine op veilige wijze.
• De machine mag alleen bediend worden door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
• Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
• Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en bescher-
mingsvoorzieningen altijd op de bestemde plaats zijn
aangebracht.
•Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
• Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende
delen stilstaan alvorens te beginnen met afstelling,
reiniging of smering van de machine.
• Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine
niemand in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat
iedereen ver uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien
langs een weg of nabij of op sportvelden, etc. gewerkt
wordt.
• Gebruik een tractor met een cabine.
• Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
• Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
• Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens,
indien vereist.
• Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
• Gebruik uitsluitend originele onderdelen.
• Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau-
lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
• Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
•Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon,
zodat ze altijd goed leesbaar zijn.
6

VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS-
STICKERS OP DE MACHINE
•Lees eerst de handleiding voordat u met de machine
gaat werken. Neem alle instructies en
veiligheidsvoorschriften in acht.
•Gevaar voor draaiende delen.
Houd afstand van draaiende delen.
•Gevaar voor rondvliegende voorwerpen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
tractormotor is ingeschakeld.
•Gevaar voor maaimessen.
Houd een ruime, veilige afstand van de machine zolang de
tractormotor is ingeschakeld.
•Laat de machine nooit draaien met een aftakastoerental
hoger dan 540 of 1000 omw/min.
•Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas.
Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
•Gevaar voor neerklappende maaibalk!
Blijf buiten de uitklapzone van de maaibalk.
7

1 INLEIDING
De LELY SPLENDIMO PC maaier is een getrokken
maaier-kneuzer en is geschikt voor het maaien van grasland.
De maaier-kneuzer is door middel van een parallellogram-
constructie opgehangen in het wielstel. Hierdoor kan de
maaibalk de contouren van het land onafhankelijk van het
wielstel volgen.
Met een hydraulische cilinder kan de maaier-kneuzer uit het
gewas worden geheven, waardoor in het veld snel kan
worden gemanoeuvreerd.
De hydraulische cilinders op de wielpoten zorgen voor een
grote bodemvrijheid in de transportstand.
De maaibalk is voorzien van maaischijven type “S” of “N”
(fig. 1). De maaibalk is samengesteld uit maaielementen
volgens het Lely-unit-systeem. De elementen worden samen
met tussenstukken door middel van een trekstang bijeen-
gehouden.
Het eerste maaielement (aandrijfelement) wordt van bovenaf
aangedreven. Een verenstalen as, aangedreven door het
aandrijfelement, zorgt voor de aandrijving van de andere
elementen.
De elementen zijn links- of rechtsomdraaiend. Deze worden
standaard gemonteerd als getoond in figuur 2.
Bij de SPLENDIMO PC maaier met type “S” maaischijven
kunnen de elementen desgewenst in een andere opstelling
worden gemonteerd.
De kneusinrichting bestaat uit een rotor met kneusvingers
van slagvast kunststof, een metalen kap met zwadborden en
een regelklep voor de instelling van de kneusintensiteit.
Het gemaaide gewas wordt over vrijwel de gehele breedte
van de maaibalk door de kneuzer gevoerd. Het gewas wordt
zo behandeld dat de waslaag op het blad plaatselijk wordt
verwijderd en eventueel aanwezige dikke stengels worden
geknikt. Het gewas wordt achter de machine zeer luchtig,
enigszins gekeerd, in een smal zwad neergelegd. Er komt
hierdoor weinig gewas in aanraking met de natte ondergrond
en er behoeft niet over het gemaaide gewas te worden
gereden.
8
1
2
SPLENDIMO 321PC -"N"
SPLENDIMO 321PC -"S"
"N""S"

2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
- Stel de hefarmen van de tractor op gelijke hoogte in.
- Bevestig de hefarmen aan de ophangpennen (cat II) van de
bok.
- Hef de bok zover op dat de trekboom horizontaal staat.
- Zet de steunpoot omhoog (fig. 3).
- Zet de hefarmen van de tractor met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat de bok geen zijdelingse bewegingen
kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de tractoraftakas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere tractor de minimale en maximale overlapping van
de ashelften*.
•Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de tractor.
•Laat de koppelingsas in de vanghaak liggen, als (in
verband met transport) de veiligheidsschermen van de
zijkanten van de machine zijn verwijderd.
De koppelingsas mag alleen aan de aftakas worden
bevestigd als de twee veiligheidsschermen (zie fig. 8)
aan de zijkanten van de machine zijn gemonteerd.
- Sluit de twee hydraulische slangen van de cilinder van de
trekboomverstelling aan op een dubbelwerkend
hydraulisch ventiel van de tractor.
- Sluit de hydraulische slang voor het heffen van de maaier-
kneuzer aan op een enkelwerkend hydraulisch ventiel,
voorzien van een zweefstand.
*Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie
9
3
4
!
5

3 TRANSPORT
De SPLENDIMO PC maaier kan als volgt achter de tractor
worden getransporteerd:
- Hef de maaier-kneuzer in zijn geheel d.m.v. de hefcilinder
(fig. 5) en beide wielcilinders (fig. 6)
- Trek de trekboom in zijn geheel naar binnen d.m.v. de
trekboomcilinder (fig. 4)
- Blokkeer de hydraulische werking van alle cilinders d.m.v.
het dichtzetten van de cilinder afsluiters (fig. 5 en 6)
Stop de tractormotor. Neem de koppelingsas los van de
aftakas en plaats deze in de vanghaak (fig. 3).
- Neem het veiligheidsscherm van de rechterkant van de
machine en plaats dit aan de voorzijde van het hoofd-
freem (fig. 7).
- Neem het veiligheidsscherm van de linkerkant van de
machine en bevestig dit aan de trekboom.
- Draai de rechterschijf haaks op de maaibalk (fig. 7), en
zorg ervoor dat het mesje op de linkerschijf naar binnen is
gedraaid (zie aanwijzing sticker 3 m transport).
Breng alle wettelijk (of andere van overheidswege)
voorgeschreven verlichting en waarschuwingstekens aan.
De machine is nu klaar voor transport.
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE
4.1 Afstellen van transport- naar werkstand
Stel de machine als volgt af:
- Deblokkeer de hydraulische werking van alle cilinders
d.m.v. het openen van de cilinder afsluiters.
- Laat de machine zakken door het enkelwerkend ventiel in
de zweefstand te zetten.
- Stel met de hefinrichting van de tractor de trekboom
horizontaal. Houd rekening met insporing van de tractor-
banden.
- Begrens een beweging naar beneden met bijvoorbeeld een
stabilisatieketting (accessoire) als de hefinrichting niet op
de ingestelde hoogte kan worden gehouden.
- Monteer de twee veiligheidsschermen aan de zijkanten van
de machine (fig. 8).
- Bevestig de koppelingsas aan de aftakas van de tractor,
-Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de tractor.
10
6
7
8
!
!

4.2 Maaihoogte
De maaihoogte wordt kleiner (langere topstang) of groter
(kortere topstang) naarmate de maaibalk meer of minder
voorover wordt gesteld.
- Stel de maaihoogte in door middel van de rateltopstang
(fig. 9)
- Vergrendel de rateltopstang met behulp van het elastiek.
4.3 Kneusintensiteit
De kneusintensiteit kan worden ingesteld met behulp van de
regelklep in de kneuzer.
Stel de regelklep af door het verdraaien van de spindel
(fig. 10).
Uiterst rechtsom gedraaid geeft de hoogste kneusintensiteit,
uiterst linksom de laagste.
De uiterste stand van de regelklep (opening) kan worden
begrensd met de daarvoor speciaal bestemde bussen en
borgclip (fig 10).
4.4 Bodemdruk
De bodemdruk van de maaibalk wordt bepaald door de
voorspanning van de vier trekveren (fig. 11).
Wanneer de maaibalk tijdens het werk de neiging heeft te
gaan zweven en de bodem niet goed volgt, moet de voorspan-
ning van de veren lager worden afgesteld.
11
9
10
11

4.5 Positie maaier naast tractor
De positie van de maaier is te variëren d.m.v. drie gaten waar
de trekboomcilinder in kan aangrijpen.
De positie hangt af van de plaats van het zwad en “sporen”
van de machine.
De plaats van het zwad wordt bepaald door eventueel gebruik
van een frontmaaier c.q. stand van de zwadborden.
Het sporen van de machine hangt af van de bodemdruk
(maaibalk) en de bodemgesteldheid.
Gat A (fig. 12): hartafstand maaier - tractor maximaal.
Gat B (fig. 13): hartafstand maaier - tractor tussenstand.
Gat C (fig. 14): hartafstand maaier - tractor minimaal.
12
12
A
13
B
14
C

5 WERKEN MET DE MACHINE
•Werk altijd met de veiligheidsschermen (fig. 15) aan de
zijkanten gemonteerd.
• Overtuig u ervan dat er zich niemand in de omgeving
van de machine bevindt als de koppelingsas wordt inge-
schakeld.
• Laat tijdens het werk niemand toe binnen een straal
van 100 m van de machine.
• Stop de tractormotor voordat u de tractorcabine ver-
laat.
• Start de machine nooit met de trekboomcilinder in de
transportstand (stuur de trekboomcilinder eerst in zijn
geheel uit).
Werk als volgt met de machine:
- Zorg ervoor dat de afsluiters van de cilinders open staan.
- Stuur de trekboomcilinder in zijn geheel uit.
- Laat de machine door middel van de hydraulische cilinder
(fig. 16) tot net boven het gewas zakken.
-Schakel de aftakas in bij een zo laag mogelijk motor-
toerental.
-Voer het aftakastoerental vervolgens op tot 1.000 omw/
min. Dit is tevens het maximale toerental waarmee mag
worden gewerkt.
- Laat de machine in het gewas neer.
- Zet het hydraulisch ventiel in de zweefstand; de cilinder
moet tijdens het werk vrij in- en uit kunnen schuiven.
- Rij niet te langzaam; bij voorkeur vanaf ca. 8 km/uur. Een
lagere snelheid kan nadelig werken op een goede gewas-
doorvoer over de maaibalk.
- Zorg dat het aftakastoerental tijdens het werk steeds
540/1.000 omw/min. bedraagt.
Een (tijdelijke) daling van het toerental kan verstopping
van de maaibalk en/of wikkelen van lang gewas onder de
schijven veroorzaken.
- Hef de machine eerst uit het gewas en verminder direct
daarna het toerental.
De maaibalk wordt door de hefcilinder ca. 25 cm boven de
grond getild. Dit is voldoende voor het snel manoeuvreren op
het veld.
Mocht de kneuzer bij gebruik in een lang gewas regelmatig
verstopt raken, dan adviseren wij om de rotor een stand naar
achteren te plaatsen (zie bijlage B).
13
15
16
!

6 AFKOPPELEN VAN DE TRACTOR
Koppel de machine als volgt van de tractor af:
- Laat de maaier-kneuzer op de grond zakken.
- Zet de tractormotor af. Neem de koppelingsas los van de
tractoraftakas.
- Leg de koppelingsas op de haak (fig. 17).
- Zet de steunpoot in de onderste stand (fig. 18).
- Laat de hefinrichting zakken tot de steunpoot op de grond
rust.
- Neem de druk weg van het hydraulisch systeem en
ontkoppel de hydraulische slangen. Haak de stekkers in de
houder op de trekboom.
- Ontkoppel de hefarmen van de machine.
14
17
18

7 ONDERHOUD
• Een goed onderhoud van de machine is noodzakelijk om
deze betrouwbaar en veilig in gebruik te houden.
•Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond
is geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat
verrichten.
De maaibalk is beter bereikbaar voor onderhoud als het
voorste beveiligingsscherm (fig. 19) is verwijderd. Handel
daartoe als volgt:
- Hef de maaier in zijn geheel.
- Verwijder de twee veiligheidsschermen van de zijkanten.
- Demonteer de borgveren om het scherm te kunnen ver-
wijderen.
7.1 Onderhoud na gebruik
Maak de machine grondig schoon. Laat de machine na het
schoonspuiten even draaien, zodat het water onder de maai-
schijven wordt weggeslingerd.
Controleer de maaimessen en maaischijven op vastzitten en
beschadigingen (zie hoofdstuk 7.3 tabel aanhaalmomenten)
Controleer de beschermzeilen op beschadigingen.
Smeer de machine in met een roestwerend middel.
7.2 Smering
Smeer de koppelingsassen iedere 8 werkuren (8 h) door bij
de smeernippels op de kruisstukjes, de beschermbuizen en de
vrijloopkoppeling (fig. 20).
Smeer de dubbele gaffels iedere 50 werkuren (50 h) door.
Vet de profielbuizen van de koppelingsas iedere 8 werkuren
(8 h) in.
Smeer de koppelingsas boven het aandrijfelement iedere 100
werkuren (100 h) door bij de smeernippels op de kruis-
stukjes. Verwijder daartoe de drie bouten van de kap A
(fig. 21) en de afdichtplaat B. Verwijder eventueel in de hoed
aanwezige grond en/of gewasresten.
Smeer de lagerblokken van de tussenas op de trekboom
iedere 8 werkuren(8 h) door (fig. 22).
Smeer de lagerblokken van de kneusrotor iedere 8 werkuren
door (fig. 23).
Smeer de overige scharnierpunten elke 40 werkuren (40 h) in
met een kwaliteitsvet of olie.
Smeer het scharnierpunt A (fig. 24) van de trekboom iedere
40 werkuren door.
15
19
20
8h
8h
21
B
A
100 h
50 h
50 h

Smeer het scharnierpunt B van de bok iedere 40 werkuren
(40 h) door.
Smeer het scharnierpunt C van de wielpoten iedere 40
werkuren (40 h) door.
7.3 Periodiek onderhoud
Het periodiek onderhoud moet worden uitgevoerd:
• Bij aanvang van het maaiseizoen;
• Als de machine voor langere tijd buiten gebruik wordt
gesteld;
• Tijdens het maaiseizoen als de machine zeer intensief
wordt gebruikt.
Smeer de machine op alle punten zoals eerder aangegeven in
hoofdstuk 7.2 “Smering”.
Smeer de drukstiften van de gaffelvergrendeling van de
koppelingsas in met vet.
Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuifbaar is.
Een beschadigde koppelingsas kan overmatige slijtage aan
de machine en tractor veroorzaken.
Controleer de machine op beschadigingen en gebreken.
Controleer de tandwielkasten op lekkage. Voor meer infor-
matie zie hoofdstuk 7.5 “Olie tandwielkasten verversen”.
Controleer de conditie van de slijtplaten, maaischijven en
messen. Voor meer informatie zie hoofdstuk 7.4 “Vervangen
van messen”.
16
22
23
8h
8h
24
AB
C40 h

Type “S” maaischijven:
Controleer of de mesbouten goed vastzitten (fig. 25).
Bouten borgen met Loctite 243 of nieuwe bouten, voorzien
van borgmiddel toepassen.
Aanhaalmoment 50-60 Nm (5-6 kgm).
Type “N” maaischijven:
Aanhaalmoment 50-60 Nm (5-6 kgm).
Controleer of de maaischijven goed vastzitten (fig. 25).
Aanhaalmoment: 150-250 Nm (15-25 kgm). De splitpen
waarmee de kroonmoer wordt geborgd, mag niet boven het
drukstuk uitsteken.
Controleer de spanning van de V-snaren.
Demonteer daartoe de snarenkast. De snaar kan door een
speciale spaninrichting op spanning gebracht worden. De
spanning moet zo zijn dat elke snaar in het midden tussen de
poelies, met een kracht van 70 N (7 kg) ca. 10 mm ingedrukt
kan worden (fig. 26).
Het verdient aanbeveling om de spanning van de V-snaren
weg te nemen als de machine langere tijd niet zal worden
gebruikt.
Controleer de bandenspanning. Deze dient ca. 310-420 kPa
(3,1-4,2 bar) te bedragen.
Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten.
Let in het bijzonder op de bouten waarmee de glijsloffen en
slijtplaten zijn gemonteerd (fig. 27).
Zet loszittende bouten/moeren vast met een aanhaalmoment
als vermeld in onderstaande tabel.
17
25
150-250 Nm(15-25 kgm)50-60 Nm (5-6 kgm)
"S"
"N"
50-60 Nm
(5-6 kgm)
26
10 mm
70 N
(7 kg)
27
M6 M8 M10 M12 M14 M16 M20 M24
Nm 10 25 50 85 135 215 410 710
kgm 1,0 2,5 5,0 8,5 13,5 21,5 41,0 71,0

Controleer of alle waarschuwingsstickers onbeschadigd op
de machine aanwezig zijn (fig. 28 en 29).
A (bestelnummer 9.1170.0408.0) -2x-
B (bestelnummer 9.1170.0410.2) -5x-
C (bestelnummer 9.1170.0407.6)
D (bestelnummer 9.1170.0419.4) -3x-
E (bestelnummer 9.1170.0175.5)(1000 omw/min)
F (bestelnummer 16.61.175)
G (bestelnummer 9.1170.0125.4)(540 omw/min)
H (bestelnummer 9.1170.0437.1)
18
28
FA
E/G
C
D
DB
A
E
C D
B
F
29
B
D
HB
H
B
AB
G

7.4 Vervangen van maaimessen
Plaats steunen onder de maaibalk als deze van de grond is
geheven en u werkzaamheden onder de machine gaat ver-
richten.
De maaimessen hebben een verschillende uitvoering voor
links- en rechtsdraaiende maaischijven. De snijkant dient aan
de voorzijde, gezien in de draairichting van de schijf, naar
beneden te wijzen (fig. 30).
De maaimessen zijn voorzien van twee snijkanten. Wanneer
één kant is versleten, kan het mes worden omgekeerd en de
tweede snijkant worden benut.
- Vervang de messen per schijf gelijktijdig, om onbalans in
de schijf te voorkomen.
- Vervang versleten of beschadigde moeren en mesbouten.
- Type “S”:
- Gebruik nieuwe mesbouten, voorzien van borgmiddel, of
breng Loctite 243 aan op de draad van de bout.
- Draai de mesbouten vast met een aanhaalmoment van
50-60 Nm (5-6 kgm).
- Type “N”:
- Gebruik nieuwe, zelfborgende moeren. Draai deze vast
met een aanhaalmoment van 50-60 Nm (5-6 kgm).
7.5 Olie tandwielkasten verversen
Ververs de olie van de tandwielkasten en het aandrijfelement
bij een nieuwe maaier (of na montage van een nieuwe
tandwielkast) de eerste keer na ca. 30 werkuren en daarna
iedere 250 werkuren.
• Vul de tandwielkast A (fig. 31) als volgt met GX85W-140
transmissie-olie;
Toerental 1000 omw/min: boven- en onderkast ieder 1,2 L
(liter)
Toerental 540 omw/min: bovenkast 1,7 l/onderkast 1,9 L.
• Vul tandwielkast B (fig. 31) met 0,5 l transmissie-olie
GX85W140.
• Vul de tandwielkast C (fig. 32) met 0,85 l transmissie- olie
GX85W140.
• Vul het aandrijfelement D (fig. 32) met een zorgvuldig
afgemeten hoeveelheid van 0.45 l transmissie-olie
GX85W140.
Afwijking van de oliehoeveelheid kan leiden tot
oververhitting en schade aan de tandwielkast en/of het
aandrijfelement.Ververs de olie regelmatiger wanneer
onder zware omstandigheden wordt gewerkt.
19
30
50-60 Nm (5-6 kgm)
"N"
50-60 Nm (5-6 kgm)
"S"
31
A
B
!
32
C
D
Table of contents
Languages:
Other LELY Tractor Accessories manuals
Popular Tractor Accessories manuals by other brands

Degelman
Degelman Landroller Operator's & parts manual

Harvest TEC
Harvest TEC 600BB installation manual

MK Martin
MK Martin LAND LEVELER Operator's & parts manual

Toro
Toro 03667 installation instructions

Homelite
Homelite LM-991013 Instructions-parts list

MK Martin
MK Martin Pulsar Wing Operator's & parts manual