18
Nederlands
Selecteer om een opgeslagen zender op
te roepen, het zendernummer ervan met de
toets I
of I(24) of voer het in met de
cijfertoetsen (29).
Gebruik om een zender handmatig in te
stellen (in stappen van 0,1MHz) de toetsen
F− en F+ (25).
Aanwijzingen over de weergave van het zen-
dernummer:
Op het display verschijnt na een handmatige instel-
ling van de frequentie de melding FM:00,
– als de ingestelde frequentie onder geen zender-
nummer is opgeslagen
– als de ingestelde frequentie weliswaar reeds via
de zoekopdracht onder een zendernummer werd
opgeslagen, maar slecht wordt ontvangen
Bij de volgende omschakeling naar de modus
“Radio” geeft het display echter niet FM:00, maar
het zendernummer, waarvan de frequentie dichtbij
de ingestelde frequentie ligt, of, als er geen frequen-
tie werd gevonden, het zendernummer1.
7 Technische gegevens
Uitgangsvermogen RMS
op 4
Ω
: � � � � � � � � � � � � � � � � � 2 × 70 W
Frequentiebereik:� � � � � � � � � � 20 – 20 000 Hz
Signaal/Ruis-verhouding:� � � � 90 dB
THD: � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 0,1 %
Ingangen (aansluiting,
gevoeligheid/impedantie)
MIC, mono, symmetrisch: � � gecombineerde bus
XLR/6,3 mm-stekker,
1,3 mV/500
Ω
AUX, stereo: � � � � � � � � � � � � 3,5 mm-stekkerbus,
190 mV/10 k
Ω
LINE IN, stereo:� � � � � � � � � � Cinch-bussen
480 mV/20 k
Ω
AMP IN, stereo: � � � � � � � � � Cinch-bussen
580 mV/22 k
Ω
Equalizer
Lage tonen: � � � � � � � � � � � � ±12 dB/100 Hz
Hoge tonen:� � � � � � � � � � � � ±10 dB/10 kHz
Voedingsspanning: � � � � � � � � 230 V/50 Hz
Vermogensopname:� � � � � � � � 350 VA
Omgevingstemperatuurbereik: 0 – 40 °C
Afmetingen (B × H × D): � � � � 482 × 44 × 245 mm,
1 HE
Gewicht: � � � � � � � � � � � � � � � � 4,9 kg
Wijzigingen voorbehouden.
6.1.5 Bedrijfsmodus “Bluetooth”
Met de Bluetooth-ontvanger kan een radiover-
binding met een Bluetooth-signaalbron (bv.
smartphone, tablet-pc, notebook) tot stand ge-
bracht worden, om de daarop opgeslagen au-
diobestanden via de SA-130DMP af te spelen.
Een Bluetooth-verbinding opbouwen:
1) Selecteer met de toets MODE (21) de be-
drijfsmodus “Bluetooth” (Bluetooth op
display): Het display wisselt naar Initi-
alizing...naar Disconnected!,
om aan te geven dat er geen Bluetooth-
verbinding tot stand is gebracht.
2)
Schakel op de Bluetooth-bron de Blue-
tooth-functie in.
3) De Bluetooth-ontvanger wordt op het dis-
play van de Bluetooth-bron aangeduid met
“Bluetooth”. Koppel de Bluetooth-bron met
de Bluetooth-ontvanger (raadpleeg hiervoor
evt. de handleiding van de Bluetooth-bron).
4)
Zodra de Bluetooth-verbinding tot stand
is gebracht, verschijnt Connected! op
het display.
5) Voer de bediening (afspelen, pauze, track-
selectie) ofwel direct op de Bluetooth-bron
door of gebruik voor afspelen/pauze de
toets
II
(22) en voor het selecteren van
de track de toetsen I
en I(24) van de
afstandsbediening.
6.1.6 Bedrijfsmodus “Radio”
Selecteer met de toets MODE (21) de bedrijfs-
modus “Radio”, op het display verschijnt:
– de ingestelde FM-frequentie in MHz
– FM: 01 … hetzendernummerwaaronder
de FM-frequentie via de zoek-
functie werd opgeslagen (zie
hiervoor ook de opmerking op
het einde van dit hoofdstuk)
– het ingestelde basisvolume (VOL)
(zie hoofdstuk 6.1.3)
Druk om zenders op te slaan op de toets
II
(22): Er wordt een zenderzoekfunctie gestart.
De gevonden zendfrequenties worden automa-
tisch onder zendernummers opgeslagen. Als de
zoekfunctie beëindigd is, is de frequentie van
het stationsnummer 1 geselecteerd.
Om een zoekfunctie voortijdig af te bre-
ken, drukt u opnieuw op de toets
II.
of “Radio” geactiveerd was). Als in de modus
“Player” met twee aangesloten media het ge-
selecteerde medium verwijderd wordt, wisselt
de speler naar het andere medium. Om naar
het andere medium te schakelen, kunt u ook de
toets MODE (21) gebruiken (zie hoofdstuk 6.1.2).
Op het display verschijnt:
– Uvoor USB-medium,
Svoor geheugenkaart
voor de letter: het symbool voor afspelen,
pauze of stop
– de reeds verstreken speeltijd van de track
– de afspeelmodus (ALL, FOLDER, SINGLE
of RANDOM): zie hieronder
– het tracknummer en de bestandsnaam
Om naar pauze te schakelen drukt u op toets
II (22), om het afspelen te stoppen en terug
te keren naar het begin van de track drukt u
op toets (23) van het apparaat of op STOP
(23) op de afstandsbediening. Druk om het
afspelen voort te zetten op toets
II.
Gebruik om de track te selecteren de toetsen
I
en I(24) of voer het tracknummer in via
de cijfertoetsen (29).
Opmerking: In de afspeelmodus
RANDOM
kunt u
niet terugkeren naar de vorige track noch de track
via de cijfertoetsen selecteren. In de afspeelmodus
FOLDER kunt u alleen de tracks van de huidige map
selecteren.
Gebruik om de map te selecteren de toetsen
F− en F+ (25). Om na het selecteren van een
map de gewenste track met de toets I
of
I(24) te selecteren, wacht u tot de naam
van de map niet meer op het display wordt
getoond. Anders zorgt drukken op de toets
I
/
Iervoor dat u naar de vorige/volgende
map springt.
Om snel vooruit en achteruit te zoeken (al-
leen tijdens het afspelen mogelijk) houdt u de
toets I
of I(24) op de afstandsbediening
ingedrukt. Het vooruit zoeken gaat ook over
meerdere tracks, het achteruit zoeken slechts
tot aan het begin van de track.
Selecteer met de toets EQ (20) de gewenste
equalizerinstelling (alleen tijdens het afs-
pelen mogelijk). U kunt omschakelen tussen:
NORMAL, ROCK, POP, CLASSIC, JAZZ,
COUNTRY.
Opmerking: Bij de volgende keer inschakelen of
omschakelen naar de modus “Player” wordt de
equalizerinstelling terug op NORMAL ingesteld.
Selecteer met de toets (19) op het apparaat
of (19) op de afstandsbediening de afspeel-
modus (alleen mogelijk tijdens het afspelen).
U kunt omschakelen tussen:
ALL = alle tracks worden eindeloos na
elkaar afgespeeld
FOLDER = de tracks van de huidige map wor-
den eindeloos na elkaar afgespeeld
SINGLE = de huidige track wordt eindeloos
afgespeeld
RANDOM = alle tracks worden eindeloos in
willekeurige volgorde afgespeeld
Opmerking: Bij de volgende keer inschakelen of
omschakelen naar de modus “Player” wordt de af-
speelmodus terug op ALL ingesteld. Idem, als voor
het selecteren van de map op de toets F− of F+ (25)
wordt gedrukt.