Proosten Electronics ProMax 200 Series User manual

ProMax 200
S o f t w a r e V 1 . 3 . 1
Gebruiksaanwijzing
-
NL
Users manual - GB
Gebrauchsanweisung - D

N e d e r l a n d s
I n t r o d u c t i e 3
E i g e n s c h a p p e n 3
H e t l a a d p r o c e s 5
H e t l a a d p r a m m a i n s t e l l e n 6
I n s t a l l a t i e
D e l a a d o m g e v i n g 9
K a b e l d i k t e 9
M o n t a g e 9
A a n s l u i t i n g 1 0
W e e r g a v e l a a d s t a t u s 1 1
H e t a a n s l u i t e n v a n e e n d i o d e b r u g 1 1
T e m p e r a t u u r c o m p e n s a t i e 1 1
L D m o n i t o r 1 1
P r o b l e e m o p l o s s e r 1 2
O v e r d e a c c u 1 4
G a r a n t i e 1 4
E n g l i s h
I n t r o d u c t i o n 1 5
F e a t u r e s 1 5
T h e c h a r g i n g p r o c e s s 1 7
S e t t i n g t h e c h a r g i n g p r o g r a m 1 8
I n t a l l a t i o n
T h e a t m o s p h e r e 2 1
W i r e t h i c k n e s s 2 1
M o u n t i n g 2 1
C o n n e c t i o n 2 2
h a r g e s t a t u s 2 3
o n n e c t i n g a b a t t e r y s e p a r a t o r 2 3
T e m p e r a t u r e s e n s o r 2 3
L D d i s p l a y 2 3
T r o u b l e s h o o t i n g 2 4
A b o u t t h e b a t t e r y 2 6
W a r r a n t y 2 6
D e u t s c h
A l g e m e i n 2 7
E i g e n s c h a f f e n 2 7
D e r L a d e v o r g a n g 2 9
D a s L a d e p r o g r a m m e i n s t e l l e n 3 0
I n s t a l l a t i o n
D i e L a d e u m g e b u n g 3 3
K a b e l s t ä r k e 3 3
M o n t a g e 3 3
A n s c h l u s s 3 4
L e d A n z e i g e 3 5
A n s c h l u s s e i n e r T r e n n d i o d e n v e r t e i l e r 3 5
T e m p e r a t u r k o m p e n s a t i o n 3 5
L D M o n i t o r 3 5
B e h e b u n g v o n P r o b l e m e n 3 6
U b e r d i e B a t t e r i e 3 8
G a r a n t i e 3 8

Nederlands
3
INTRODUCTIE
De vermelde spanningen in deze gebruiksaanwijzing zijn gebasseerd op een 12Volts
systeem. De spanningen dienen te worden vermenigvuldigd met:
x2 bij 24Volt, x3 bij 36Volt en x4 bij 48Volt
In de bijlagen vindt u de technische specificaties van de Promax 200.
De Promax 200 is een microproces gestuurde acculader en druppellader in één en kan
permanent aan de netspanning en aan de accu aangesloten blijven. De lader meet en
controleert constant het spanningniveau van de accu. Deze wordt automatisch op de
juiste spanning gehouden. Hierdoor kan de accu niet overladen worden of in een
gastoestand komen en de accu blijft in een perfecte conditie.
De ProMax bevat verschillende laadprogramma’s. Door middel van de ‘mode’ knop aan
de voorzijde van de lader wordt het laadprogramma eenvoudig gekozen. De lader kan zo
optimaal afgestemd worden op het betreffende accu type en de toepassing. Dit komt
uiteraard de capaciteit en levensduur van de accu ten goede.
Na inschakeling controleert de Promax 200 eerst de accuspanning. Mocht de
accuspanning niet akkoord zijn dan zal dit aangegeven worden d.m.v. een error indicatie.
Bij inschakeling geeft de lader kortstondig het ingestelde laadprogramma weer d.m.v. een
cijfer in het display en één of meerdere led’s onder ‘charge process’.
Belangrijk
Sluit geen verbruikers rechtstreeks aan op de aansluitbouten van de acculader.
EIGENSCHAPPEN
Compensatie spanningsverlies
De acculader compenseert automatisch de spanningsval over de aansluitkabels. Hierdoor
is het mogelijk op de aansluitbouten een hogere spanning te meten dan de ingestelde
waarde. De juiste spanning is daarom alleen op de accupolen te meten.
Soft start
De Promax 200 bevat een soft start, zodat de lader geen invloed heeft op de, eventueel,
aangeschakelde verbruikers (zoals bv. verlichting). Hierdoor kan pas na 3min de juiste
lading waargenomen worden.
Stroombegrenzing
De lader is voorzien van een stroombegrenzing.
Ingangsspanning
De ingang van de lader is beveiligd d.m.v. een glaszekering. Deze is bereikbaar op de
achterzijde van de lader. Bij vervanging dient er altijd een zekering geplaatst te worden
met dezelfde waarde. In de technische specificaties in de bijlage kunt u deze waardes
opzoeken.
Uitgangsspanning
De lader wordt pas geactiveerd als er een accu aangesloten is. Zonder aanwezigheid van
een accu zal er dus geen spanning gemeten worden.

Nederlands
4
Ompoling
Bij ompoling zijn de aansluitdraden voor de plus en de min met elkaar verwisseld, op de
accu of op de lader. Ompoling wordt aangegeven d.m.v. een error indicatie.
Als de lader of accu wordt omgepoold dan zal dit geen schade aanbrengen, maar probeer
ompoling altijd te verkomen.
Kortsluiting op de uitgang
De lader is beveiligd tegen kortsluiting als er géén accu op aangesloten is, ook als de
lader aan staat (netspanning aanwezig).
Accu’s kunnen daarentegen niet tegen kortsluiting!
Maak daarom nooit een kortsluiting op de accu. Maak ook nooit een kortsluiting als de
lader is aangesloten op de accu, ongeacht of de netspanning aanwezig is. Als een accu
wordt kortgesloten bestaat er de kans dat de accu explodeert!!! Ook de lader loopt dan
ernstige beschadigingen op.
14-uurs limiet
Bij de laadprogramma’s voor een stand alone toepassing wordt de tijdsduur van het
laadprocess gecontroleerd. Duurt de hoofdlading en nalading tesamen meer dan 14 uur,
dan wordt het laadprocess gestopt. Hiermee kan voorkomen worden dat men een kapotte
accu blijft doorladen.
Temperatuur
De lader is tegen een te hoge interne temperatuur beveiligd. Bij een interne temperatuur
van meer dan 40°C schakelt de ventilator automatisch aan. De ventilator stopt wanneer
de lader is afgekoeld tot 35°C. Mocht de koeling van de ventilator nog niet voldoende zijn,
dan schakelt de lader zich geheel uit. Deze thermische stop wordt aangegeven d.m.v. een
error indicatie. Als de lader weer voldoende is afgekoeld wordt het laadproces
automatisch weer vervolgd.
Het verloop van de hierboven genoemde beveiligingen is sterk afhankelijk van de
omgevingstemperatuur en manier van montage.
Beschermingsgraad
De aanduiding om beschermingsgraad aan te geven bestaat uit de kenletters ‘IP’
(International Protection), gevolgd door twee of drie kengetallen die aangeven aan welke
voorwaarden er zijn voldaan. Het eerste cijfer heeft betrekking op de beschermingsklasse
stofdichtheid, het tweede cijfer op de vloeistofdichtheid en het derde cijfer heeft betrekking
op de slagvastheid. Aan de Promax 200 kan IP 205 worden toegekend. Dit betekent:
2 = de lader is beschermd tegen vaste stoffen groter dan 12mm.
0 = de lader heeft geen bescherming tegen water/vloeistof e.d.
5 = de lader kan een slagkracht verdragen van max. 2,00 Joule (2Nm)
Belangrijk
Bescherm de lader voor vocht en vervuiling. Dit kan aangezogen worden door de
ventilator en kan intern schade aanbrengen. Eventuele reparatiekosten vallen dan niet
onder de garantie.

Nederlands
5
HET LAADPROCES
Het laadproces bestaat uit max. 5 fases, afhankelijk van het ingestelde laadprogramma.
Hieronder volgt een korte beschrijving van elke laadfase:
1. Hoofdlading (boost) = T1
Elke lading begint in deze fase, ongeacht of de accu vol is of niet. De laadstroom
bedraagt 100% en de spanning loopt op tot dat de ingestelde waarde is bereikt. De
hoofdlading heeft altijd een minimale tijdsduur van 30min. Als een volle accu wordt
aangesloten duurt deze fase dan ook maar 30 minuten.
Tijdens deze fase brandt de rode led onder ‘charge process’.
2. Nalading (equalize) = T2
In deze fase blijft de lader doorladen op de ingestelde voltage. Doordat de accu vol raakt
neem de laadstroom af. Het omslagpunt naar de volgende fase is afhankelijk van het
laadprogramma. Deze fase heeft echter altijd een maximum tijdsduur van 4 uur.
Thermische stops worden hierin niet meegerekend.
Tijdens deze fase brandt de gele led onder ‘charge process'.
3. Compensatie (compensate) = T3
Dit is een speciale en extra laadfase om het sulvaat af te breken wat ontstaat bij
regelmatige (diepe) ontlading. De spanning kan hierbij oplopen naar 16Volt. Deze fase
komt dan ook alleen voor bij de laadprogramma’s onder een stand-alone toepassing
(géén gebruikers tijdens het laadproces). Voor het merendeel van de gesloten, onder-
houdsvrije accu’s is deze fase niet geschikt. De comp. fase duurt maximaal 4 uur.
Thermische stops worden hierin niet meegerekend.
Tijdens deze fase knippert de gele led onder ‘charge process’.
4. Druppellading (float) = T4
De accu is vol en wordt in deze fase onderhouden door middel van een lagere, stabiele
spanning van 13,5Volt of 13,8Volt, afhankelijk het laadprogamma. In deze fase kan de
lader nog zijn maximale stroom leveren zonder dat de lader weer naar de hoofdlading
gaat. Hierdoor kan de Promax 200 indirect als voeding dienen voor eventuele gebruikers.
Indien de accuspanning voor langere tijd onder 12,65Volt daalt, schakelt de lader
automatisch terug op de hoofdlading (T1).
Tijdens deze fase brandt de groene led onder ‘charge process’.
5. Jogging = T5
Als tijdens de druppellading de laadstroom langer dan 24 uur onder de 10% is gebleven
schakelt de lader over naar jogging. D.m.v. deze fase wordt voorkomen dat een accu die
lange tijd onder druppellading staat ‘lui’ wordt. In deze fase wordt er geen laadstroom
afgegeven, maar staat de lader in een wacht stand. Als de accuspanning tot 12,65Volt
gedaald is, schakelt de lader automatisch terug naar de hoofdlading (T1).
Tijdens deze fase knippert de groene led onder ‘charge process’.
Als u de lader van de accu af wilt halen is het belangrijk dat het laadproces altijd is
afgerond. Verbreek daarom de verbinding tussen lader en accu pas als de groene LED
onder ‘charge process’ oplicht of knippert. Indien de lading tussentijds wordt verbroken is
het gevolg dat de accu zijn spanning- en zuur verhouding verliest. Dit is onherstelbare
schade.

Nederlands
6
HET
LAADPROGRAMMA
INSTELLEN
Met de drukknop ‘mode’ aan de voorzijde van het apparaat kan het laadprogramma
ingesteld kan worden. Stel de ProMax 200 eerst in op het juiste programma voordat u de
lader inbouwt. De accu mag reeds aangesloten zijn, maar is geen vereiste.
Het instellen van de lader gebeurt in 3 stappen.
Allereerst dient de toepassing bepaald te worden, nl. ‘on-board’ gebruik of ‘stand-
alone’gebruik (zie onderstaande uitleg). Deze keuze wordt ingesteld d.m.v. de groene of
rode led onder ‘charge process’.
Als tweede stap wordt het type accu bepaald. Dit wordt ingesteld d.m.v. een nummer in
te geven.
Als laatste moet worden bepaald of er een temperatuur sensor aanwezig is. Deze keuze
wordt eveneens ingesteld d.m.v. de groene of rode led onder ‘charge process’.
De combinatie van deze 3 instellingen bepaald het laadprogramma.
Als de lader voor het eerst ingesteld wordt zal een ‘2’ in het display verschijnen en de
groene led oplichten onder ‘charge process’. Dit laadprogramma is de fabrieksinstelling.
Belangrijk
Onder geen beding mag het laadprogramma naar eigen inzicht gekozen worden. Dit kan
leiden tot onherstelbare schade aan accu en/of eventuele gebruikers. Aangezien elk type,
en merk accu eigen laadvoorschriften heeft, zijn de vermelde laadprogramma puur advies.
Controleer altijd of het geadviseerde laadprogramma overeenkomt met de laadvoor-
schriften van uw accu. Zie hiervoor blz. 40. Zo niet, neem dan contact op met uw
acculeverancier voor een andere passende instelling.
On board
Er zijn verbruikers aanwezig tijdens het laadproces.
Stand alone:
De tegenhanger van on board gebruik. Er zijn geen verbruikers aanwezig tijdens het
laadproces. De accu wordt na de ontlading aangesloten op de lader (of aan gezet) en vol
geladen. Als de accu weer gebruikt gaat worden, is de lader afgekoppeld of staat uit.
Zwaar cyclisch gebruik
Zwaar cylisch gebruik wil dat zeggen dat de accu op regelmatige basis diep ontladen
(>30%) en daarna geladen wordt. Omdat er meer sulfatering van de accu plaatsvindt door
de diepere ontladingen benodigen sommige accu’s een andere lading.
Bepaal voordat u de instellingsprocedure start, waar u de lader op in dient te stellen
(uw toepassing: on-board of stand-alone, welk accutype u heeft en of er een temp.sensor
aanwezig is).
Sluit de lader aan op de netspanning.
Houdt de ‘mode’ knop ingedrukt en schakel de lader gelijktijdig aan d.m.v. de aan/uit
schakelaar aan de achterzijde van het apparaat.
Houdt de knop ingedrukt tot rechtsonder in het display een punt oplicht.. Dit wil
zeggen dat de lader in de instellings procedure staat.
Vervolg de stappen onder de betreffende toepassing (onboard pag. 6, stand alone
pag 7).
+

Nederlands
7
ON BOARD
(verbruikers aanwezig tijdens laadproces)
Zet de lader in de instellings procedure, zoals eerder omschreven.
Er verschijnt een ‘0’ in het display. D.m.v. het drukken op de ‘mode’ knop kunt u wisselen
tussen de groene en de rode led. Stel de lader in op de groene led (= fabrieks-instelling).
Wacht hierna 10 seconden. Er verschijnt nu een cijfer in het display wat het
laadprogramma weer geeft. D.m.v. het herhaaldelijk drukken van de ‘mode’ knop kunt
u het laadprogramma ingeven.
Advies
Accutype laadprogramma
GEL
NAT (fabrieksinstelling)
SEMI TRACTIE, SPIRAL
VOL-TRACTIE
CALCIUM
AGM
Wacht hierna 10 seconden.
Er verschijnt een ‘t’ in het display. Nu kan bepaald worden of de optionele temperatuur
sensor aangesloten is. D.m.v. het drukken van de ‘mode’ knop kunt u wederom wisselen
tussen de groene en de rode led.
Temperatuursensor Laat de groene led
aanwezig oplichten
Temperatuursensor
niet aanwezig Laat de rode led
(fabrieksinstelling) oplichten

Nederlands
8
STAND-ALONE
(géén verbruikers aanwezig tijdens laadproces)
Zet de lader in de instellings procedure, zoals eerder omschreven.
Er verschijnt een ‘0’ in het display. D.m.v. het drukken op de ‘mode’ knop kunt u wisselen
tussen de groene en de rode led. Stel de lader in op de rode led.
Wacht hierna 10 seconden. Er verschijnt nu een cijfer in het display wat het
laadprogramma weer geeft. D.m.v. het herhaaldelijk drukken van de ‘mode’ knop kunt u
het laadprogramma ingeven.
Advies
Accutype laadprogramma
GEL
AGM, CALCIUM
Zwaar cyclisch gebruik?
SEMI-TRACTIE
VOL-TRACTIE
SPIRAL
Wacht hierna 10 seconden.
Er verschijnt een ‘t’ in het display. Nu kan bepaald worden of de optionele temperatuur
sensor aangesloten is. D.m.v. het drukken van de ‘mode’ knop kunt u wederom
wisselen tussen de groene en de rode led.
Temperatuursensor Laat de groene led
aanwezig oplichten
Temperatuursensor
niet aanwezig Laat de rode led
(fabrieksinstelling) oplichten
JaNee

Nederlands
9
Als na het instellen van de temperatuursensor de ‘mode’ knop voor 10 seconde niet meer
is gebruikt, zal de de lader uit de instelmode keren. Indien reeds een accu is aangesloten
zal het laadproces beginnen volgens het ingestelde programma.
De gekozen instellingen zullen bij het aanzetten van de lader altijd kortstondig oplichten.
In het display verschijnt het ingestelde laadprogramma. In de bijlagen vindt u per laadpro-
gramma een korte opsomming van de laadinstellingen.
Als de netspanning verwijderd wordt, blijft het laatst gekozen laadprogramma in het
geheugen van de acculader staan. Gaat de lader echter voor een andere toepassing en/of
accutype ingezet worden, dan dient het laadprogramma aangepast te worden.
INSTALLATIE
De laadomgeving
Het laden van de accu moet in een geventileerde ruimte geschieden, daar er explosieve
gassen (knalgas) vrij kunnen komen uit de accu. Er dient altijd voldoende vrije ruimte
rondom de lader aanwezig te zijn (eventuele ventilatie-openingen mogen niet
geblokkeerd zijn). Dit is belangrijk voor voldoende luchtcirculatie, t.b.v. de koeling van de
lader en de afvoer van vrij gekomen gassen.
De Promax 200 is niet geschikt voor buitenshuis gebruik.
Belangrijk
Tijdens lekken of verdampen van brandstof niet laden.
Als u de lader op een staal of aluminium schip gaat monteren, dient u de lader
geïsoleerd op te hangen. Dit wil zeggen, het huis van de lader mag geen contact maken
met het schip, om elektrolyse te voorkomen. Een andere mogelijkheid is om een
scheidingstrafo te installeren.
Kabeldikte
Om de juiste kabeldikte te bepalen kunt u onderstaande formule aanhouden. Probeer de
aansluitkabels zo kort mogelijk te houden. Gebruik bij voorkeur een rode (+) en een
zwarte (-) kabel.
Max. Amp. x afstand x 0,2 = kabeldikte mmq.
accu lader
B.v.: een ProMax 212-25 staat 2,5 meter van de accu geplaatst.
25 (max. Amp.) x 2,5 (afstand) x 0,2 =12,5 mmq
Als de uitkomst geen bestaande kabeldikte is, neem dan de dichtstbijzijnde bestaande
dikte.
Montage
Met de bijgeleverde bevestigingsstrips kan de lader vast gemonteerd worden. Plak de
bijgeleverde rubberen plakvoetjes aan de onderkant van de behuizing ter bescherming en
stabiliteit.

Nederlands
10
Aansluiting
1. Monteer een rode draad op de + bout en een zwarte draad op de – bout van de
acculader dmv. een M6 kabeloog.
2. Bevestig eerst de andere zijde van de rode draad op de + pool van de accu (dmv
krokodillenklem, accuklem of kabeloog). Monteer daarna de zwarte draad op de
- pool van de accu.
3. Steek de acculader in een werkend, geaard stopcontact en zet de ‘power’ schakelaar
op ‘on’. Het laadproces zal gaan beginnen.
Als u de verbinding tussen de accu en de lader wilt verwijderen, dient u eerst de lader uit
te schakelen en de lader af te koppelen van de netspanning.
Belangrijk
De accu aansluiting die niet verbonden is met het chassis, moet als eerste
aangesloten worden. De andere verbinding moet gemaakt worden met het chassis.
Sluit de lader aan op de accu op een afstand van de brandstofinstallatie
Controleer of de netspanning van de spanningsbron overeenkomt met
de benodigde netspanning van de lader.
Controleer minimaal één maal per jaar de kabels en verbinding tussen accu en lader.
Vervang beschadigde snoeren/kabels direct.
Verder is het bij de montage belangrijk dat u de volgende punten opvolgt:
Gebruik voor de bevestiging van de kabels en de lader altijd de bijgeleverde moeren
en sluitringen (messingnikkel)! Als er een andere materiaalsoort wordt gebruikt
kunnen de bouten zo warm worden dat ze uit de print branden.
Zorg er ook voor dat de aansluiting van de kabel goed contact maakt, anders worden
de bouten te warm met kans dat de printplaat verbrandt.
Draai de moeren niet te vast aan, vast=vast. Als deze te vast aangedraaid worden
kunnen de bouten zich losdraaien van de print. De lader zal dan niet meer juist
functioneren.
Er wordt geen garantie verleend als de lader defect is geraakt doordat bovenstaande
punten niet zijn opgevolgd.
Tip
Als extra beveiliging kunt u een zekering monteren tussen de + van de accu en de +
van de lader. Gebruik hiervoor altijd een zekering die zwaarder is dan de laadstroom.

Nederlands
11
WEERGAVE
LAADSTATUS
Rode
LED Gele LED Groene LED Error melding
display
brandt knippert brandt knippert
Hoofdlading X
Nalading X
Comp. Lading X
Druppellading X
Jogging X
Accupolariteit of
Geen accu aanwezig 1
Te lage accuspanning 2
14 uurs limiet 3
Thermische stop 4
Accu gesulfateerd 5
Temp.sensor error 6
Raadpleeg de probleemoplosser bij het branden van de error ledjes
HET
AANSLUITEN
VAN
EEN
DIODEBRUG
U kunt twee of drie accusets gelijktijdig laden d.m.v. het aansluiten van een diodebrug.
Belangrijk is dan dat de D+ aansluiting op de lader aangesloten wordt. Deze D+
aansluiting bevindt zich aan de voorzijde van de lader in de vorm van schroefverbinding.
Wordt deze aansluiting niet gebruikt, dan zal het geheel niet werken. Monteer tevens een
diode tussen de D+ van de dynamo en de D+ van de diodebrug. Het aansluitschema is te
downloaden op www.proostenelectronics.nl. Wij adviseren u de verliesarme DB 180 (2
uitgangen) of DB 270 (3 uitgangen) te nemen.
TEMPERATUUR
COMPENSATIE
De optionele temperatuur sensor BTC 100 meet tijdens het gehele laadproces de
temperatuur van de accu. Afhankelijk van de gemeten temperatuur wordt er een
compensatie toegepast op de eindspanning. Als gebruik wordt gemaakt van de
temperatuursensor dan dient het laadprogramma hierop ingesteld te worden. Zie
hoofdstuk ‘Het laadprogramma instellen’.
LCD-MONITOR
Indien de optionele LCD-monitor PCM 100 is aangesloten is het mogelijk om op afstand
het laadproces te volgen. Op de monitor kunnen gegevens afgelezen worden zoals
accuspanning, laadstroom, ladingsfase en eventuele errors.

Nederlands
12
PROBLEEMOPLOSSER
Probleem (mogelijke) oorzaak Handeling
Error indicatie 1
(Wisselt steeds af met het
weergeven van het ingestelde
laadprogramma)
Aansluitdraden omgepoold. Verwijder de verbinding en
sluit de kabels op de juiste
manier aan
Geen accuspanning
aanwezig.
Controleer de verbinding en
de zekeringen tussen accu en
lader.
Er is een diodebrug
aangesloten
die de accuspanning spert
waardoor de lader niet kan
inschakelen.
Gebruik de D+ aansluiting, zie
hoofdstuk ‘Het aansluiten van
een diodebrug’.
Error indicatie 2 De accu heeft een spanning
tussen de 1,0-11,0Volt
Deze indicatie blijft gedurende
5 min. branden. Geen
handeling ondernemen en het
laadproces afmaken.
Let op! Bij meerdere te diepe
ontladingen gaat de accu snel
defect.
Error indicatie 3
De boostfase (T1) + de
equalizefase (T2) duurt
langer dan 14 uur. Het
laadproces is gestopt.
Bereken of de lader genoeg
laadstroom heeft voor de
accu.
Er zijn verbruikers aanwezig
tijdens het laadproces, terwijl
de lader ingesteld staat dat er
géén verbruikers aanwezig
zijn. Schakel de verbruikers
uit of wijzig het laadpro-
gramma. Zie hoofdstuk ‘Het
laadprogramma instellen’.
Controleer de accu.
Error indicatie 4 Lader staat in een thermische
stop.
Het laadproces zal
automatisch weer vervolgt
worden als de lader
voldoende is afgekoeld.
- probeer de lader in een zo
koel mogelijke omgeving te
plaatsen.
- controleer of de lader
genoeg kan ventileren.
>>>

Nederlands
13
Error indicatie 5 Accu mogelijk gesulfateerd.
Houdt de error aanduiding bij
de volgende ladingen in de
gaten. Blijft deze error
voorkomen laat dan de accu
controleren/vervangen.
Error indicatie 6
Temp.sensor defect. Vervang de temp.sensor.
Lader staat ingesteld voor
een temperatuursensor maar
deze is niet aanwezig.
- controleer het ingestelde
laadprogramma.
- controleer de verbinding.
Lader werkt geheel niet. Geen netspanning aanwezig.
- Controleer de netspanning,
deze dient hoger te zijn als
180VAC (95VAC bij 115VAC
input)
- controleer de zekering aan
de achterzijde van de lader.
Het power ledje licht op, maar
de lader werkt niet. Te lage netspanning.
Controleer de netspanning,
deze dient hoger te zijn als
180VAC (95VAC bij 115VAC
input).
De lader geeft de juiste
indicatie aan, maar de accu
wordt niet bijgeladen.
De lader geeft niet de juiste
spanning (en stroom) af.
De lader is bezig met de soft
start.
3 minuten na inschakeling
van de lader is de juiste
lading waar te nemen.
Lader levert niet zijn
maximale laadstroom. Te lage netspanning.
Controleer de netspanning.
Onder een spanning van
200VAC (100VAC bij 115VAC
input) zal de lader niet zijn
volledige laadstroom kunnen
leveren.
Accu komt niet vol, de rode of
gele led blijft, na verloop van
tijd, oplichten.
De accu is stuk. Meet de zuurgraad van alle
cellen en vervang de accu
indien nodig.
Er staan zware verbruikers/
belasters aangesloten op de
accu.
Schakel zoveel mogelijk
verbruikers uit.
De lader is te licht voor de
accu. Raadpleeg uw dealer.
U meet een te hoge spanning
op de aansluitbouten
De acculader compenseert
automatisch de spanningsval
over de aansluitkabels.
Meet de spanning op de
accupolen.

Nederlands
14
Indien de Promax 200 na de genoemde handelingen nog niet goed functioneert,
raadpleeg dan uw leverancier. De lader dient altijd gefrankeerd op gestuurd te worden.
Probeer onder geen geding de lader zelf te repareren of open te maken. Op onze website
kunt u een retourformulier downloaden welke u mee kunt sturen. Op deze wijze kunnen
wij uw reparatie efficienter uitvoeren.
OVER
DE
ACCU
Volg de instructies van de fabrikant voor gebruik van en omgang met de accu.
WAARSCHUWING
Een accu bevat bijtend zwavelzuur. Bij aanraking brengt dit zwavelzuur onherstelbare
schade aan ogen, huid, kleding, enz. Indien hetgeen toch in aanraking komt met
zwavelzuur (accuzuur), moet het direct met overvloedig water worden schoon gespoeld.
Als uw ogen in aanraking zijn gekomen, dient u direct een arts te waarschuwen!
Belangrijk
Controleer het vloeistofniveau bij een niet onderhoudsvrije accu regelmatig:
1x in de 2 weken
semi of voltractie accu’s bij cyclisch gebruik; 1x per week
accu die constant onder druppellading is (winterstalling); 1x per maand
Het accuzuur (elektrolyt) dient +/- 1cm boven de platen uit komen. Het bijvullen mag
alleen gebeuren met gedestilleerd of gedenatureerd water. Gebruik hiervoor nooit
accuzuur!
GARANTIE
Op de Promax 200 serie wordt 2 jaar garantie verleend vanaf verkoopdatum en alleen op
de onderdelen en arbeidsloon van de reparatie. De garantieduur is alleen van kracht als
de (kopie) aankoopbon bij reparatie overhandigd wordt. De garantie vervalt bij
reparatiewerken door derden, alsook door foutief gebruik of aansluiting van de lader.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade als gevolg van
de laadinstellingen of gebruik van de Promax 200.

English
15
INTRODUCTION
The voltages mentioned in this user manual are based on a 12V system. The voltages
must be multiplied as follows:
x2 for 24 Volt, x3 for 36 Volt and x4 for 48Volt
On the last pages you will find the technical specifications of the Promax 200.
The Promax 200 is a micro process controlled battery charger and can be left connected
to the mains power supply keeping the battery in a good condition. The charger measures
and checks the voltage level continuously. This level will be adjusted automatically
whenever necessary. This built-in system prevents the battery becoming overcharged or
entering a gaseous state.
The charger can be adjusted optimally for each specific application by means of the
‘mode’ button on the front of the charger. Because of this, the ProMax can be set for
different battery types and applications.
After switch-on, the Promax 200 first checks the battery voltage. If the battery voltage is not
correct then an error indicator will indicate this. When turning on the charger the display will
briefly indicate the adjusted charging setting by way of a number and one or more led’s
under ‘charge process’ will light up.
Important
Don’t connect devices directly to the connection terminals on the battery charger!
FEATURES
Voltage drop compensation
The battery charger automatically compensates for the voltage drop over the connection
cables. Because of this, it’s possible that a voltage reading on the connection terminals will
be higher than the set value. The correct current can therefore only be measured through
the battery poles.
Current limitation
The charger incorporates a current limitation feature.
Soft start
The Promax 200 features a soft start, so that the charger has no influence on any power
users which may be turned on (such as lighting for example). Because of this the correct
charge level can only be indicated 3 min after start-up.
Reverse polarisation
Reverse polarisation means that the plus and minus connection wires are inadvertently
reversed on the battery or on the charger. Reverse polarisation is indicated by an error
indication. Disconnect, and connect the battery and the charger properly. Reverse
polarisation will not cause damage to the battery or the charger but you should try to avoid
it.

English
16
Input voltage
The input of the charger is protected by means of a fuse. If the fuse needs to be replaced, a
fuse with the same value must always be used for the replacement.
Output voltage
The charger can only be activated if a battery has been connected to it. Without the
presence of a battery no voltage readings will be measured.
Short circuit (output)
The charger is protected from short circuit when no battery is connected, even in the
presence of the mains voltage.
Batteries on the other hand cannot withstand short circuit!
You should for this reason never short circuit the battery. Never short circuit when the
charger is connected to the battery, irrespective of whether the mains voltage is present.
When a battery is short circuited there is a danger that it will explode!!! The charger too will
then incur serious damage.
14-Hour limit
At the charge programs for a stand-alone application, the duration of the charge process is
monitored. Is the duration of the boost phase and equalizing phase more than 14 hours,
then the charging process will be stopped. This way it can be prevented a broken battery
will be charged continuously.
Temperature
The Promax 200 is protected against excess temperatures. At an internal temperature of
more than 40ºC the fan will turn on automatically. When the internal temperature is cooled
down until 35ºC, the fan also stops automatically. If the cooling of the fan isn’t enough the
charger will shut down totally. This thermal stop is indicated by an error indication. When the
charger has cooled down until 100ºC it will continue the charging process.
How the temperature protective devices operate will depend strongly on the ambient
temperature.
Level of protection
The indication for the degree of protection contains the character ‘IP’ (International
Protection) followed by two or three digits that stipulates the conditions that it complies with.
The first digit refers to the class of protection for density, the second digit to the fluid density
and the last digit refers to the impact resistance. The Promax 200 can be assigned IP 205,
which means:
2 = the charger is protected against solid particulate larger than 12mm.
0 = the charger is not protected against water/liquid etc.
5 = the charger can bear a n impact force of 2.00 Joule (2Nm) max.
Important
Protect the charger against moisture, pollution etc. This can be sucked in by the fan en will
damage the charger internally. The cost for this repair is not covered by warranty.

English
17
THE CHARGING PROCESS
The charging process consists of 5 phases at most, depending on the dipswitch settings.
Here is a short description of each charging phase:
1. Boost = T1
Every charging session begins with this phase, whether the battery is full or not. The
charging current is 100% and the voltage increases until the set voltage is reached. The
boost charge always takes at least 30 minutes. As such, even if a full battery is connected
this phase always takes 30 minutes.
During this phase the red LED under ‘charging process’ lights.
2. Equalize = T2
In this stage the charger holts on to the set boost voltage. Because the battery is filling up
the charging current decreases.. The point at which the following phase is entered depends
on the charging program. However, this charge phase always has a duration of maximum 4
hours, without any thermal stops which may occur.
During this phase the yellow LED under ‘charging process’ lights.
3. Compensate = T3
This is a special and extra phase for breaking down the sulphates which build up when the
battery is (deeply) discharged on a regular basis. The voltage can increase to 16Volt. As
such, this phase is only used in ‘stand alone’ applications (no users present during the
charging process). This phase isn’t suitable for most sealed, maintenance free batteries.
The compensation phase lasts at most 4 hours, plus any thermal stops which may occur.
During this phase the yellow LED under ‘charging process’ blinks.
4. Float = T4
The battery is full and is maintenanced with a lower, stable voltage of 13.5Volt or 13.8Volt,
depending on the charge setting. During this phase, the charger can still supply its
maximum current without the charger going into the boost phase. Because of this the
Promax 200 is capable of supplying other devices when used ‘on board’. If the battery
voltage drops below 12.65 Volt for a longer period of time, the charger automatically
switches back to the boost phase (T1). During this phase the green LED under ‘charging
process’ lights.
5. Jogging = T5
If, during float charging, the charging current is less then 10% for more than 24 hours, the
charger switches over to jogging. This phase prevents a battery, which has been on float
charge for a long time, from becoming “lazy”. During this phase no charging current is
delivered. If the battery voltage drops below 12.65 Volt the charger automatically switches
back to the boost charge phase (T1).
During this phase the green LED under ‘charging process’ blinks.
If you want to remove the charger from the battery, it’s important that the charging process
is always completely finished. As such, the connection between the charger and the battery
should only be broken when the green LED lights or blinks. If the charging process is
interrupted before it is completed, the battery loses its charge and its acid balance.

English
18
SETTING THE CHARGING PROGRAM
The charging program can be set by pressing the ‘mode’ pushbutton on the front of the
charger. Set the ProMax 200 to the correct program before mounting the case. The battery
may be connected already but this is not a requirement.
The set up of the charger consists out of three stages.
First the application needs to be determined; there are 2 options: ‘on-board’ use or
‘stand-alone’ use (see explanation below). This setting can be entered by way of the green
or red led located under ‘charge process’.
In the second step the type of battery is determined. This is done by entering a number.
As last step the determination whether a temperature sensor is present needs to be
made. This setting is also entered by way of the green or red led located under ‘charge
process’.
The combination of these three adjustments determines the charging program.
If the charger is being set for the first time a
‘2’
will appear in the display screen and the
green led located under ‘charge process’ will come on. This charging program is the default
factory setting.
Important
Under no circumstances must the charge program be set arbitrarily. This can lead to
irreparable damage of the battery and any devices which may be connected. Since each
battery type and –brand has its own charge requirements, the mentioned charging
programs are purely suggestions. Always check if the recommended charging program
matches the charging guides of your battery. See page 40. If not, please contact your
battery supplier for another suitable setting.
On-board
There are users present during the charging process.
Stand-alone:
The opposite of on-board use. There are no users present during the charging process. After
discharging, the battery is connected to the charger (or charger turned on) and fullycharged.
When the battery is going to be used again, the charger is disconnected or turned off.
Heavy cyclic use
Heavy cyclic use means that the battery on a regular basis is discharged deeply (>30%)
and then recharged. Because more sulphation occurs, deeply, some batteries require a
different charging program.
Make sure you know the correct charger settings before you begin with the adjustment
procedure (your application: on-board or stand-alone, which battery type you have and
if a temperature sensor is present).
Connect the charger to the mains voltage supply.
Press and hold down the ‘mode’ button and turn, at the same time, the charger on by
way of the on/off button situated on the back of the apparatus.
Keep the button pressed down until a point lights up in the lower right corner of the
display screen.
Continue with the steps appropriate for the particular application (on-board page 19,
stand-alone page 20)
+

English
19
ON BOARD
(users present during the charge process)
Put the charger in set-up mode, as described earlier.
A ‘0’ will appear in the display screen. By way of pressing on the ‘mode’ button it is
possible to switch between the green and the red led. Adjust the charger as per the
green led (= factory setting).
After this wait for 10 seconds. A number will now appear in the display screen which
indicates the charging program. By way of repeatedly pressing the ‘mode’ button it is
possible to enter the correct charging program which corresponds to the battery type.
Suggested
Battery type charge program
GEL
WET (factory setting)
SEMI TRACTION, SPIRAL
FULL-TRACTION
CALCIUM
AGM
After this wait for 10 seconds.
A ‘t’ will appear in the display screen. Now it is possible to determine if the optional
temperature sensor has been connected. By way of pressing the ‘mode’ button it is once
again possible to switch between the green and red led. If the temperature sensor is
present, allow the green led to light up.
Temperature sensor Set the LED to green
present
Temperature sensor
isn’t present Set the LED to red.
(factory setting)

English
20
STAND-ALONE
(no users present during the charge proces)
Put the charger in set-up mode, as described earlier.
A ‘0’ will appear in the display screen. By way of pressing on the ‘mode’ button it is
possible to switch between the green and the red led. Adjust the charger as per the
red led.
After this wait for 10 seconds.
A number will now appear in the display screen which indicates the charging program. By
way of repeatedly pressing the ‘mode’ button it is possible to enter the correct charging
program which corresponds to the battery type.
Suggested
Battery type charge program
GEL
AGM, CALCIUM
Heavy cyclic use?
SEMI-TRACTION
FULL-TRACTION
SPIRAL
After this wait for 10 seconds.
A ‘t’ will appear in the display screen. Now it is possible to determine if the optional
temperature sensor has been connected. By way of pressing the ‘mode’ button it is once
again possible to switch between the green and red led. If the temperature sensor is
present, allow the green led to light up.
Temperature sensor Set the LED to green
present
Temperature sensor
isn’t present Set the LED to red.
(factory setting)
YesNo
This manual suits for next models
6
Table of contents
Languages:
Other Proosten Electronics Batteries Charger manuals