Xenteq SBP Series User manual

Nederlands
SBP -S E R I E S
Geb rui ksaanw ijz ing
P a g i n a 2
Use rs manu al
P a g e 8
Geb ra uchsanw eisun g
S e i t e 1 4
NL
EN
DE
B A T T E R Y P R O T E C T O R
S o f t w . : V 1 . 0 1
H a r d w . : V 1 . 0 3

2
NL
INTRODUCTIE
De accubewakers uit de SBP serie zijn ontwikkeld om de accu te
beschermen tegen te diepe ontladingen. Hierdoor kan de levensduur van
de accu gewaarborgd blijven. Ook kan de accubewaker er bijvoorbeeld
voor zorgen dat er altijd nog genoeg stroom beschikbaar blijft om een
voertuig te starten. De accubewaker schakelt bij de ingestelde spanning
de stroomtoevoer naar de aangesloten verbruikers af, waardoor deze de
accu niet nog verder kunnen ontladen. De gewenste afschakelspanning
dient voor gebruik ingesteld te worden. Als de accuspanning door
oplading weer op de acceptabele hoogte (vaste waarde) is, wordt de
stroomtoevoer automatisch hervat. Eventueel is het mogelijk om de
accubewaker geforceerd in te laten schakelen. Lees meer hierover in
hoofdstuk ‘In gebruik’, alinea ‘handmatige re-start’.
De accubewaker is geschikt voor zowel een 12Vdc als een 24Vdc
systeem. De juiste systeemspanning zal automatisch bepaald worden.
De uitgang mag bij een 12Vdc systeem met maximaal 200Amp. belast
worden. Bij een 24Vdc systeem is dit 100Amp.
INSTALLATIE
De accubewaker detecteert automatisch of het een 12Vdc of 24Vdc
systeem betreft (0~16Vdc = 12Vdc, 16~32Vdc = 24Vdc). Daarom is het
van belang dat de accu op het moment van aansluiting op een normaal
spanningsniveau zit. Een te lage of te hoge accuspanning kan ervoor
zorgen dat de verkeerde selectie gemaakt wordt.
Montage
Monteer, met behulp van een schroef, de accubewaker zo dicht mogelijk
bij de accu op een stabiele ondergrond en met de schroefbevestiging naar
boven. Montage in een andere positie zal ten koste gaan van de IP waarde
(stof- en waterdichtheid).
Kabeldikte
Houd de kabels altijd zo kort mogelijk. Gebruik voldoende dikke (+) kabels,
passend bij de lengte en maximale stroom die over de kabel gaat. Dus de
maximale belasting van de aangesloten verbruikers. Te dunne kabels

3
NL
kunnen voor spanningsverliezen zorgen. Dit heeft directe invloed op de
werking van de accubewaker. Ook kan dit resulteren in oververhitting!
Formule voor het berekenen van de + kabel:
Max. stroom x lengte in meter x 0,2 = kabeldikte in mm²
(totale afstand tussen
accu en verbruikers)
De minus kabel moet minimaal 1,5mm² zijn.
Aansluiting
Volg qua aansluiting onderstaand installatieschema. Let hierbij op de
juiste polariteit. Gebruik geïsoleerde kabelogen en faston stekkers. Pas
de zekering in de + kabel aan op de maximale belasting. Plaats tevens
een zekering van 2AT tussen de minus aansluiting van de accubewaker
(PIN85) en de massa.
Na aansluiting met de accu zal de bewaker, afhankelijk van de gemeten
accuspanning de uitgang inschakelen ofwel uitgeschakeld laten.
>>> Stel na aansluiting de gewenste afschakelspanning in.
Zie hoofdstuk ‘de afschakelspanning’.
Pre-warning functie
Deze accubewaker heeft de mogelijkheid om een waarschuwingssignaal
af te geven voordat de ingestelde afschakelspanning is bereikt. Dit punt
ligt ongeveer 0,5Volt ofwel 1,0Volt boven de ingestelde afschakel-
Pin 30 = ingang (accu)
Pin 86 = pre-warning
Pin 85 = Massa/minus
Pin 87 = uitgang (verbruikers)
Uitgang
(verbruikers)
Pre-warning
Massa/minus
Zekering
Zekering
2Amp.
-+

4
NL
waarde (exacte waardes, zie specificaties blz. 21) Zo kan men een
akoestisch (zoemer) of optisch signaal (lampje) genereren als indicatie
dat de accu te laag in spanning dreigt te worden. De pre-warning zal
uitschakelen als de ingestelde afschakelspanning bereikt is of als de
ingangspanning gestegen is naar 13,0 ofwel 26,0Volt. De maximale
belasting is 100mAmp.
Met dit contact is het tevens mogelijk om een relais te laten schakelen,
waarmee bijvoorbeeld een generator gestart kan worden. In dit geval is
het belangrijk dat er een diode (bv. 1N4007) over de spoel van het
betreffende relais gemonteerd wordt.
DE AFSCHAKELSPANNING
Met de ‘mode’ drukknop kan de gewenste afschakelspanning ingesteld
worden. Hoe lager de spanning, des te dieper accu ontladen wordt.
Welke instelling gekozen moet worden hangt in de eerste plaats af van
de gebruikssituatie. Om een voertuig nog te kunnen starten zal een hoog
afschakelvoltage gekozen moeten worden. In de tweede plaatst hangt
het afschakelmoment af van het type accu. Het ene type en merk accu
mag namelijk dieper ontladen worden als het andere. Zo zijn
bijvoorbeeld vol-tractie accu’s specifiek ontwikkeld om diep ontladen te
worden (zwaar cyclisch gebruik). Overleg de juiste afschakelspanning
eventueel met uw acculeverancier.
Afschakelspanning instellen
Zorg dat de bewaker is aangesloten op de accu. De verbruiker hoeft
nog niet aangesloten te zijn. De bewaker is alleen in te stellen als de
status led groen of rood is (oplicht danwel knippert).
Houd de ‘mode’ knop 5 seconden ingedrukt. Het ‘status’ ledje zal
gedurende deze tijd uit gaan. Laat de mode knop los als het ledje weer
oplicht. De bewaker staat in de instelprocedure en geeft direct de op
dat moment ingestelde setting weer. Door nu steeds kort op de mode
knop de drukken, kan tussen de verschillende instellingen gekozen
worden. Deze onderscheiden zich door de led kleur en het al dan niet
knipperen van de led. Zie volgend schema.

5
NL
Status led
Afschakelspanning
12vdc systeem
24Vdc systeem
Mode 1
Groen
(fabrieksinstelling)
12,5Volt
25,0Volt
Mode 2
Groen, knipperen
12,0Volt
24,0Volt
Mode 3
Oranje
11,5Volt
23,0Volt
Mode 4
Oranje, knipperen
11,0Volt
22,0Volt
Mode 5
Rood
10,5Volt
21,0Volt
Mode 6
Rood, knipperen
10,0Volt
20,0Volt
Als de mode knop voor 10 seconden niet meer is gebruikt, zal de
bewaker uit de instelprocedure keren. De laatst gekozen setting blijft in
het geheugen staan, ook als de bewaker losgekoppeld wordt van de
ingang.
IN GEBRUIK
Belangrijk
Controleer regelmatig de kabels en verbindingen. Houd de aan-
sluitingen schoon en vervang beschadigde kabels direct.
Bij aansluiting met de accu (ingang) zal de ingestelde waarde voor 10
seconden lang weergegeven worden. Hierna zal de bewaker, afhankelijk
of de gemeten spanning boven of onder de 13,0/26,0Volt ligt, de
uitgang afgeschakeld laten ofwel inschakelen. Schakel de bewaker
eventueel handmatig in als de accu op dat moment onder het
inschakelniveau ligt, zie alinea ‘handmatige re-start’.
Afschakelmoment
Zolang de gemeten spanning boven de ingestelde waarde is, zullen de
aangesloten verbruikers van stroom voorzien worden. Zodra de meting
de ingestelde waarde heeft bereikt, zal de bewaker ingrijpen en de

6
NL
stroomtoevoer stoppen. Houdt er dus rekening mee dat de verbruikers
op dat moment zullen uitvallen of niet meer ingeschakeld kunnen
worden. Maak eventueel gebruik van de pre-warning om voor dit
moment gewaarschuwd te worden.
Om ervoor te zorgen dat de bewaker bij een spanningsdip (bv. tijdens
het starten van de motor) niet direct ingrijpt, is er een tijdsvertraging
ingebouwd. Zie specificaties blz. 21.
Als de accubewaker de uitgang afgeschakeld heeft, is het noodzakelijk
om de accu bij te laden zodat deze weer in spanning gaat stijgen.
Automatische re-start
Als de accu weer voldoende in spanning gestegen is, dan zal de
bewaker de stroomtoevoer naar de verbruikers weer automatisch
hervatten. Deze inschakelspanning ligt bij alle settings op gelijk niveau,
namelijk 13,0Volt / 26,0 Volt. Voor het inschakelen is tevens een
tijdsvertraging ingebouwd. Zie specificaties blz 21.
Handmatige re-start
Mocht het in een bepaalde situatie nodig zijn om de stroomtoevoer
eerder te hervatten dan het re-start niveau, dan is het mogelijk om de
bewaker handmatig in te laten schakelen. Dit kan door de mode knop
kort (<1sec) in te drukken als de bewaker de uitgang afgeschakeld
heeft (led rood knipperen).
Status led
Groen Accuspanning voldoende hoog
Uitgang ingeschakeld
Groen knippert Re-start timer geactiveerd (10sec.)
Oranje Accuspanning daalt richting afschakelvoltage
Pre-warning geactiveerd
Oranje, knippert Accuspanning op afschakelniveau
Switch off timer geactiveerd (10sec.)
Rood Overspanning, uitgang afgeschakeld
Rood, knippert Accuspanning te laag
Uitgang afgeschakeld

7
NL
Overvoltage beveiliging
Mocht de ingangspanning te ver oplopen, dan zal de overspannings-
beveiliging ingrijpen en de uitgang afgeschakeld worden. De aangesloten
verbruikers zijn op deze wijze beveiligd tegen een te hoge ingangs-
spanning.
ONDERHOUD
De accubewaker zelf behoeft geen specifiek onderhoud. Controleer echter
wel regelmatig alle verbindingen en kabels. Vervang beschadigde kabels
direct. Volg de instructies van de accufabrikant voor gebruik van en
omgang met de accu.
GARANTIE EN SERVICE
In geval van een defect kunt u het apparaat terug brengen naar uw
leverancier of rechtstreeks retourneren naar het adres op de achterzijde.
De accubewaker dient gefrankeerd opgestuurd te worden. Op de SBP-
serie wordt 2 jaar garantie verleend vanaf verkoopdatum en alleen op de
onderdelen en arbeidsloon van de reparatie. De garantieduur is alleen van
kracht als bij de reparatie de (kopie) aankoopbon overhandigd is. De
garantie vervalt bij reparatiewerken door derden, alsook door foutief
gebruik of aansluiting van de accubewaker.
Het gebruik van deze accubewaker is de verantwoordelijkheid van de
klant. De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor (vervolg)
schade.

8
EN
INTRODUCTION
The battery protectors from the SBP series have been developed to
protect the battery against deep discharges. As a result, the battery life
can be guaranteed. The battery protector can also for example ensure
that there is always enough power available to start a vehicle. The battery
protector switches off the power supply to the connected consumers at
the set voltage, so that the battery cannot be discharged further. The
required disconnect voltage must be set before use. Once the battery
voltage is recharged to the acceptable level (fixed value) through charging,
the power supply is automatically resumed. Optionally, it is possible to
force the battery protector to switch on. Read more about this in chapter
'In use', paragraph 'manual re-start'.
The battery protector is suitable for both 12Vdc and 24Vdc systems. The
correct system voltage will be determined automatically.
In a 12Vdc system the connected consumers may not exceed 200Amp.
In a 24Vdc system this is 100Amp.
INSTALLATION
The battery protector will automatically detect whether it is a 12Vdc or
24Vdc system (0~16Vdc = 12Vdc, 16~32Vdc = 24Vdc). It is therefore
important that the battery is at a normal voltage level at the time of
connection. A battery voltage that is too high or too low can result in the
wrong selection being made.
Mounting
Mount, by using a screw, the device as close as possible to the battery
and on a stable surface and with the screw fixing upwards. Mounting in a
different way will be at the expense of the IP value (dust and water
tightness).
Cable thickness
Always keep the cables as short as possible. Use sufficiently thick (+)
cable, matching the length and maximum current that goes over this
cable. So the maximum power of the connected consumers. Too thin
cables can cause voltage losses. This has a direct influence on the
operation of the battery guard. This can also result in overheating!

9
EN
Formula for calculating the + cable:
current x length in meters x 0.2 = cable thickness in mm2
(total length between
battery and users)
The minus cable must be at least 1.5mm².
Connection
Follow the installation diagram below for connection. Pay attention to the
correct polarity. Use insulated cable lugs and faston plugs. Adjust the
fuse in the + cable to the maximum load. Also place a 2AT fuse between
the minus connection of the battery guard (PIN85) and ground.
After connection with the battery, the protector will switch the output on
or off, depending on the measured battery voltage. See chapter 'In use'.
>>> Set the desired disconnect voltage upon connection.
See chapter ‘the disconnect voltage’.
Pre-warning function
This battery protector has the option of issuing a warning signal before
the pre-set disconnect voltage is reached. This point is approximately
0.5/1.0Volt above the pre-set disconnect value (for exact values, see
specifications on page 21). An acoustic (buzzer) or optical signal (light)
Pin 30 = input (battery)
Pin 86 = pre-warning
Pin 85 = massa/minus
Pin 87 = output (users)
Fuse
2Amp.
Output (users)
Fuse
Ground/minus
Pre-warning
-+

10
EN
can be generated as an indication that the battery is in danger of
becoming too low. The pre-warning will switch off if the pre-set disconnect
voltage is reached or if the input voltage has risen to 13.0/26.0Volts.
The maximum load is 100mAmp.
With this contact, it is also possible to automatically set a relay, with
which for example, a generator could be started. In this case it is
important that a diode (e.g. 1N4007) is mounted over the coil of the
respective relay.
THE DISCONNECT VOLTAGE
The required disconnect voltage can be set using the 'mode' push button.
The lower the voltage, the more deeply the battery is discharged. Which
setting should be selected depends primarily on the usage situation. In
order to still be able to start a vehicle, a high disconnect voltage will need
to be selected. Secondly, the point of disconnect depends on the type of
battery. Some types and brands of battery may be discharged more
deeply than others. Full-traction batteries for example, have been
specifically developed to be deeply discharged (heavy cyclic use). Where
possible discuss the correct cut-off voltage with your battery supplier.
Setting the disconnect voltage
Make sure the protector is connected to the battery. The consumer does
not need to be connected at this stage. The protector can only be set if
the status LED is green or red (lights up or flashes).
Press and hold the 'mode' button for 5 seconds. The LED ‘status’ will be
off during this time. Release the button when the LED lights up again. The
protector is in the setting procedure and will immediately display the
current setting. By briefly pressing the mode button in quick succession,
a selection can be made from the different settings. These are
distinguished by the LED colour and whether or not the LED light is
flashing. See diagram on following page.
If the mode button has not been used for 10 seconds, the protector leave
the set-up process. The last selected setting will remain in the memory
even if the device has been disconnected from the input.

11
EN
Status LED
Disconnect voltage
12vdc system
24Vdc system
Mode 1
Green
(factory setting)
12,5Volt
25,0Volt
Mode 2
Green, flashing
12,0Volt
24,0Volt
Mode 3
Orange
11,5Volt
23,0Volt
Mode 4
Orange, flashing
11,0Volt
22,0Volt
Mode 5
Red
10,5Volt
21,0Volt
Mode 6
Red, flashing
10,0Volt
20,0Volt
IN USE
Important
Check the cables and connections regularly. Keep the connections
clean and replace damaged cables immediately.
When connected to the battery (input) the set value will be displayed for
10 seconds. After this, depending on the measured voltage, the protector
will leave the output switched off (<13.0/26.0 Volts) or enable it
(>13.0/26.0 Volts). If required, switch the protector on manually if the
battery is below switching level, see paragraph 'manual re-start'.
Disconnection
As long as the measured input voltage is above the set value, the
connected consumers will be supplied with power. As soon as the
measurement has reached the set value, the protector will intervene and
stop the power supply. So, bear in mind that at that point, the consumers
will drop out and or can no longer be switched on. Possibly make use of
the pre-warning to be alert for the moment.
In order to ensure that the protector does not intervene immediately when
there is a voltage drop (e.g. when starting the engine), a time delay has
been built in. See specifications on page 21.

12
EN
If the battery protector has switched off the output, the battery will need
to be recharged so that the voltage starts to rise again.
Automatic re-start
Once the battery has gained sufficient voltage, the protector will
automatically resume the power supply to the consumers. This switch-
on voltage is the same at all settings, i.e. 13.0 Volts/26.0 Volts. A
time delay is also included for switching on. See specifications page 21.
Manual re-start
Should, in a given situation, it be necessary to resume the power supply
earlier than the re-start level, then it is possible to switch the protector
on manually. This can be done by briefly pressing the mode button
(<1sec) when the protector has switched off the output (LED flashes
red).
Overvoltage protection
If the input voltage rises too much, the overvoltage protection will
intervene and the output will be switched off. The connected consumers
are protected in this way against an excessively high input voltage.
Status led
Green Battery voltage sufficiently high
Output enabled
Green flashing Re-start timer activated (10sec.)
Orange Battery voltage dropping towards disconnect
voltage
Pre-warning activated
Orange, flashing Battery voltage at disconnect level
Switch off timer activated (10sec.)
Red Overvoltage, output switched off
Red, flashing Battery voltage too low
Output switched off

13
EN
MAINTENANCE
The battery guard itself does not require any specific maintenance.
However, regularly check all connections and cables. Replace damaged
cables immediately. Follow the battery manufacturer's instructions for use
and handling of the battery.
WARRANTY AND SERVICE
In case of a defect, the battery protector can be brought back to your
supplier or it can be send to the address on the back of this manual. The
device must be send prepaid. The SBP-series carrie a two-year warranty
from selling date. This warranty only covers the costs of parts and labour
for the repair. The warranty period is only valid when the (copy)purchase
ticket is handed over with the repair. The warranty will lapse when a third
party has attempted to repair the device or when the SBP battery
protector is not installed or used in accordance with the instructions. Do
not attempt to repair the device yourselves.
The customer is responsible for the use of this battery protector. The
manufacturer cannot be held liable for any (consequential) losses.

14
DE
EINFÜHRUNG
Die Batteriewächter aus der SBP-Serie sind so konzipiert, dass sie die
Batterie vor zu starker Entladung schützen. Dadurch kann die
Lebensdauer der Batterie gewährleistet werden. Der Batteriewächter
kann beispielsweise auch dafür sorgen, dass immer genug Strom
verfügbar bleibt, um ein Fahrzeug zu starten. Der Batteriewächter
schaltet die Stromversorgung der angeschlossenen Verbraucher bei der
eingestellten Spannung ab, wodurch sich die Batterie nicht weiter
entladen kann. Die gewünschte Abschaltspannung muss vor Gebrauch
eingestellt werden. Wenn die Batteriespannung durch die Aufladung
wieder auf einem akzeptable Niveau (Festwert) ist, wird die
Stromversorgung automatisch fortgesetzt. Bei Bedarf ist es möglich, den
Batteriewächter forciert einzuschalten. Lesen Sie dazu mehr im Kapitel
"Anwendung", Abschnitt "Manueller Neustart".
Der Batteriewächter ist sowohl für ein 12-VDC, als auch für ein 24-VDC-
System geeignet. Die richtige Systemspannung wird automatisch
ausgewählt. Die angeschlossenen Verbraucher dürfen in einem 12-VDC-
System nicht mehr als 200 Amp. betragen. Bei einem 24-VDC-System
sind dies 100 Amp.
INSTALLATION
Der Batteriewächter erkennt automatisch, ob es sich um ein 12-VDC-
System oder ein 24-VDC-System handelt (0~16Vdc = 12Vdc, 16~32Vdc
= 24Vdc). Es ist darum wichtig, dass die Batterie zum Anschlusszeitpunkt
ein normales Spannungsniveau hat. Eine zu niedrige oder zu hohe
Batteriespannung kann zu einer falschen Auswahl führen.
Montage
Befestigen Sie den Überwacher mit einer Schraube so nah wie möglich
an der Batterie auf einer stabilen Oberfläche, wobei die Schraub-
befestigung nach oben zeigt. Die Montage in einer anderen Position geht
zu Lasten des IP-Werts (Staub- und Wasserdichtigkeit).
Kabeldicke
Halten Sie die Kabel immer so kurz wie möglich. Verwenden Sie
ausreichend dicke (+) Kabel, die der Länge und dem maximalen Strom
entsprechen, der über das Kabel fließt. Also die maximale Belastung der

15
DE
angeschlossenen Verbraucher. Zu dünne Kabel können
Spannungsverluste verursachen. Dies hat direkten Einfluss auf den
Betrieb des Batterieschutzes. Dies kann auch zu Überhitzung führen!
Formel zur Berechnung des + Kabels:
Max. Strom x Länge in Metern x 0,2 = Kabeldurchmesser
(Gesamtabstand zwischen in mm2
Batterie und Verbraucher)
Das Minuskabel muss mindestens 1,5 mm2 sein.
Anschluss
Befolgen Sie das Installationsdiagramm unten für den Anschluss. Achten
Sie auf die richtige Polarität. Verwenden Sie isolierte Kabelösen und
Faston-Stecker. Stellen Sie die Sicherung im + Kabel auf die maximale
Last ein. Platzieren Sie auch eine 2AT-Sicherung zwischen dem
Minusanschluss (PIN85) und Masse.
Nach dem Anschluss an die Batterie wird der Wächter, je nach
gemessener Batteriespannung, den Ausgang einschalten oder
ausgeschaltet lassen. Siehe Kapitel "Anwendung".
>>> Stellen Sie nach dem Anschließen die gewünschte Abschaltspannung
ein. Siehe Kapitel "Die Abschaltspannung".
Pin 30 = Eingang (Batterie)
Pin 86 = Vorwarnfunktion
Pin 85 = Minus
Pin 87 = Ausgang
(Verbrauchers)
Vorwarnfunktion
Ausgang
Sicherung
Massa/minus
Sicherung
2Amp.
-+

16
DE
Vorwarnfunktion
Dieser Batteriewächter kann ein optionales Warnsignal abgeben, bevor
die eingestellte Abschaltspannung erreicht wird. Dieser Punkt liegt etwa
0,5/1,0 Volt über dem eingestellten Abschaltwert (genaue Werte, siehe
Angaben auf Seite 21), so dass ein akustisches (Summer) oder optisches
Signal (Lämpchen) erzeugt werden kann, um anzuzeigen, dass die
Batteriespannung nachlässt. Die Vorwarnfunktion wird abgeschaltet,
wenn die eingestellte Abschaltspannung erreicht wurde oder wenn die
Eingangsspannung auf 13,0/26,0 Volt angestiegen ist. Die maximale
Belastung liegt bei 100 mA.
Mit diesem Kontakt ist es auch möglich, ein Relais zu verwenden, um
beispielsweise einen Generator einzuschalten. In diesem Fall ist es
wichtig, dass eine Diode (z. B. N4007) über der Spule des betreffenden
Relais befestigt wird.
DIE ABSCHALTSPANNUNG
Mit der Drucktaste "Mode" kann die gewünschte Abschaltspannung
eingestellt werden. Je geringer die Spannung, desto stärker wird die
Batterie entladen. Die Wahl der Einstellung hängt in erster Linie von der
Betriebssituation ab. Um ein Fahrzeug starten zu können, muss eine hohe
Abschaltspannung gewählt werden. Zweitens hängt der Abschaltzeitpunkt
von der Art der Batterie ab. Das eine Batteriemodell darf nämlich stärker
entladen werden, als das andere. So sind beispielsweise Volltraktions-
batterien extra für die starke Entladung ausgelegt (starker zyklischer
Einsatz). Besprechen Sie die richtige Abschaltspannung ggf. mit Ihrem
Batterielieferanten.
Abschaltspannung einstellen
Achten Sie darauf, dass der Wächter an der Batterie angeschlossen ist.
Der Verbraucher muss noch nicht angeschlossen sein. Der Wächter darf
nur eingestellt werden, wenn die Statusanzeige (LED) Grün oder Rot ist
(aufleuchtet oder blinkt).
Halten Sie die Taste "Mode" 5 Sekunden lang gedrückt. Die Statusanzeige
(LED) wird in dieser Zeit erlöschen. Lassen Sie die Mode-Taste los, wenn
die LED wieder aufleuchtet. Der Wächter befindet sich im Einstellmodus
und zeigt sofort die aktuelle Einstellung an. Durch wiederholtes kurzes
Drücken der Mode-Taste können Sie zwischen den verschiedenen

17
DE
Einstellungen auswählen. Diese unterscheiden sich durch die LED-Farbe
und ob die LED blinkt oder nicht. Siehe folgendes Schema.
Status LED
Abschaltspannung
12vdc system
24Vdc system
Mode 1
Grün
(Werkseinstellung)
12,5Volt
25,0Volt
Mode 2
Grün, blinkt
12,0Volt
24,0Volt
Mode 3
Orange
11,5Volt
23,0Volt
Mode 4
Orange, blinkt
11,0Volt
22,0Volt
Mode 5
Rot
10,5Volt
21,0Volt
Mode 6
Rot, blinkt
10,0Volt
20,0Volt
Wenn die Mode-Taste für 10 Sekunden oder länger gedrückt wird, wird
der Wächter den Einstellmodus verlassen. Die zuletzt gewählte Einstellung
wird gespeichert, auch wenn der Wächter vom Eingang getrennt wird.
IN BENUTZUNG
Wichtig
Überprüfen Sie regelmäßig die Kabel und Anschlüsse. Halten Sie die
Anschlüsse sauber und tauschen Sie beschädigte Kabel sofort aus.
Beim Anschluss an die Batterie (Eingang) wird der eingestellte Wert für
10 Sekunden angezeigt. Anschließend wird der Wächter, je nach
gemessener Spannung, den Ausgang ausgeschaltet lassen (<13,0/26,0
Volt) oder einschalten (>13,0/26,0 Volt). Schalten Sie den Wächter bei
Bedarf manuell ein, wenn die Batterie unter dem Einschaltniveau liegt,
siehe Abschnitt "Manueller Neustart".
Solange die gemessene Spannung über dem eingestellten Wert liegt,
werden die angeschlossenen Verbraucher mit Strom versorgt. Sobald die
Messung den eingestellten Wert erreicht hat, greift der Wächter ein und
beendet die Stromversorgung. Beachten Sie aber, dass die Verbraucher

18
DE
in diesem Moment ausfallen oder nicht mehr eingeschaltet werden
können. Nutzen Sie bei Bedarf die Vorwarnfunktion, um vor diesem
Zeitpunkt gewarnt zu werden.
Um sicherzustellen, dass der Wächter bei einem Spannungsabfall (z.B.
beim Starten des Motors) nicht sofort eingreift, ist eine Zeitverzögerung
eingebaut. Siehe Angaben auf Seite 21.
Wenn der Batteriewächter den Ausgang abgeschaltet hat, muss die
Batterie geladen werden, damit deren Spannung wieder steigt.
Automatischer Neustart
Wenn die Batterie wieder ausreichend geladen ist, nimmt der Wächter
automatisch die Stromversorgung der Verbraucher wieder auf. Diese
Einschaltspannung ist bei allen Einstellungen auf dem selben Niveau,
nämlich 13,0 Volt/26,0 Volt. Vor dem Einschalten ist zudem eine
Zeitverzögerung eingebaut. Siehe Angaben auf Seite 21.
Manueller Neustart
Wenn es in einer bestimmten Situation notwendig ist, die Stromzufuhr
vor dem Neustartpunkt wieder aufzunehmen, ist es möglich, den
Wächter manuell einzuschalten. Dies kann durch kurzes Drücken der
Mode-Taste (<1 Sek.) erfolgen, wenn der Wächter den Ausgang
abgeschaltet hat (rote blinkende LED).
Statusanzeige
Grün Batteriespannung ausreichend hoch
Ausgang eingeschaltet
Grün, blinkend Neustart-Timer aktiviert (10 Sek.)
Orange Batteriespannung fällt auf Abschaltspannung
Vorwarnfunktion aktiviert
Orange, blinkend Batteriespannung auf Abschaltspannung
Abschalt-Timer aktiviert (10 Sek.)
Rot Überspannung, Ausgang abgeschaltet
Rot, blinkend Batteriespannung zu niedrig
Ausgang ausgeschaltet
Überspannungsschutz
Wenn die Eingangsspannung zu stark ansteigt, greift der

19
DE
Überspannungsschutz ein und der Ausgang wird ausgeschaltet. Die
angeschlossenen Verbraucher sind auf diese Weise gegen eine zu hohe
Eingangsspannung geschützt.
WARTUNG
Der Batterieschutz selbst erfordert keine spezielle Wartung. Überprüfen
Sie jedoch regelmäßig alle Anschlüsse und Kabel. Ersetzen Sie
beschädigte Kabel sofort. Befolgen Sie die Anweisungen des
Batterieherstellers zur Verwendung und Handhabung der Batterie.
GARANTIE UND SERVICE
Im Fall eines Defekts können Sie das Gerät an Ihrem Händler
zurückbringen oder direkt an die Adresse auf der Rückseite schicken.
Der Batteriewächter muss frankiert verschickt werden. Für die SBP
Serie gilt eine Garantie von zwei Jahren ab Verkaufsdatum und nur auf
die Einzelteile und den Arbeitslohn der Reparatur. Die Garantiedauer gilt
nur, wenn zur Reparatur auch ein(e Kopie des) Kaufbon(s) übergeben
wird. Die Garantie verfällt bei Reparaturen durch Dritte sowie bei
fehlerhaftem Gebrauch oder Anschluss des geräts.
Die Verwendung dieses Geräts liegt in der Verantwortung des Kunden.
Der Hersteller haftet nicht für (Folgeschäden).

20