Atag HIDD8471E/A01 Parts list manual

240 541 0001 L21
HIDD8471E
we love to cook
Instructies voor gebruik en installatie
Inductie kookplaat met geïntegreerde afzuiging
Instructions for usage and installation
Induction hob with integrated extractor
Gebrauchs- und Montageanweisung
Induktions-Kochfeld mit integrierter Absaugung
Instructions d’utilisation et de montage
Induction avec aspiration intégrée

Algemene opmerkingen
2
NL
Inhoud
1 Algemene opmerkingen
1.1 Hier vindt u...
Lees eerst zorgvuldig de informatie in dit boekje door
vooraleer u uw kookplaat in gebruik neemt. Hier vindt u
belangrijke richtlijnen voor uw veiligheid, het gebruik, het
schoonmaken en het onderhoud van het toestel, zodat u
er lang plezier aan beleeft.
Als er een storing optreedt, kijk dan eerst na in het
hoofdstuk „Wat te doen bij problemen?”.
Kleinere storingen kunt u vaak zelf verhelpen en u
vermijdt op die manier onnodige servicekosten.
Bewaar deze handleiding zorgvuldig. Geef deze
gebruiks- en montagehandleiding ter informatie en
veiligheid aan een nieuwe eigenaar door.
1.2 Reglementair gebruik
De kookplaat is alleen voor de bereiding van
levensmiddelen in het huishouden en in gelijkaardige
omgevingen bedoeld. Gelijkaardige omgevingen zijn:
• Het gebruik in winkels, kantoren en gelijkaardige
werkomstandigheden
• Het gebruik in landbouwbedrijven
• Het gebruik door klanten in hotels, motels en andere
typische woonomgevingen
• Het gebruik in logies en ontbijt
• Ze mag niet voor een ander doel en alleen onder
toezicht worden gebruikt.
1 Algemene opmerkingen........................................... 2
1.1 Hier vindt u... ........................................................ 2
1.2 Reglementair gebruik ........................................... 2
2 Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen ....... 3
2.1 Voor aansluiting en werking ................................. 3
2.2 Voor de kookplaat in het algemeen...................... 3
2.3 Voor personen ...................................................... 4
2.4 Symbool- en instructieverklaring .......................... 5
3 Beschrijving van het toestel.................................... 6
3.1 Bediening met sensortoetsen............................... 7
3.2 Wat u moet weten over de slider (sensorveld) ..... 7
4 Bediening .................................................................. 8
4.1 Het inductiekookveld ............................................ 8
4.2 Panherkenning .................................................... 8
4.3 Gebruiksduurbeperking ........................................ 8
4.4 Andere functies..................................................... 8
4.5 Oververhittingsbeveiliging (inductie) .................... 8
4.6 Kookgerei voor inductiekookplaat ........................ 9
4.7 Tips om energie te besparen................................ 9
4.8 Kookstanden ........................................................ 9
4.9 Restwarmteweergave .......................................... 9
4.10 Permanente panherkenning ............................. 10
4.11 Bediening van de toetsen ................................. 10
4.12 Kookplaat en kookzone inschakelen ................ 10
4.13 Kookzone uitschakelen .................................... 10
4.14 Kookplaat uitschakelen .................................... 10
4.15 STOP-functie ....................................................11
4.16 Recall-functie ....................................................11
4.17 Kinderbeveiliging ............................................. 12
4.18 Automatische uitschakeling (timer)................... 13
4.19 Kookwekker (eierwekker) ................................. 13
4.20 Aankookautomaat ............................................ 14
4.21 Warmhoudstand ............................................... 14
4.22 Vergrendeling .................................................. 15
4.23 Powerstand ..................................................... 15
4.24 Powermanagement .......................................... 15
4.25 Ventilator gebruiken.......................................... 16
4.25.1 Ventilator in- en uitschakelen ........................ 16
4.25.2 Ventilatornaloop............................................. 17
4.25.3 Nalooptijd ...................................................... 17
5 Reiniging en onderhoud ........................................ 18
5.1 Glazen plaat ....................................................... 18
5.2 Afzuigen.............................................................. 18
6 Wat te doen bij problemen? .................................. 20
7 Montagehandleiding............................................... 21
7.1 Veiligheidsinstructies voor de
keukenmeubelmonteur....................................... 21
7.2 Ventilatie............................................................. 21
7.3 Montage ............................................................. 21
7.4 Variabele montagemogelijkheden:
Opliggende montage .......................................... 22
7.5 Externe dimensies.............................................. 22
7.6 Installatie van het afzuigsysteem ....................... 26
7.7 Aansluiting raamcontact/relaisaansluiting .......... 26
7.8 Elektrische aansluiting........................................ 27
7.9 Inbedrijfstelling ................................................... 27
8 Technische gegevens ............................................ 27
9 Informatieblad efficiëntiemeting ........................... 28
10 Informatie over ECO-gegevens........................... 28
11 Buitenbedrijfstelling, afvoer ................................ 29
11.1 Buitenbedrijfstelling........................................... 29
11.2 Verwijderen van de verpakking......................... 29
11.3 Verwijderen van oude apparaten...................... 29

Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen
3
NL
2 Veiligheidsaanwijzingen en
waarschuwingen
2.1 Voor aansluiting en werking
• De apparaten worden volgens de geldende
veiligheidsvoorschriften gebouwd.
• Aansluiting op het net, onderhoud en
reparatie van het apparaat mogen alleen door
een erkend vakman volgens de geldende
veiligheidsvoorschriften worden uitgevoerd.
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden
vormen een risico voor uw veiligheid.
• Als de netaansluitkabel van dit toestel
beschadigd is, moet ze door de fabrikant of
zijn klantenservice of door een gelijkaardig
gekwalificeerde persoon worden vervangen
om risico's te vermijden.
• Het toestel mag niet met een
externe schakelklok of een extern
afstandsbesturingssysteem worden gebruikt.
2.2 Voor de kookplaat in het algemeen
• Wegens de zeer snelle reactie bij een hoog
ingestelde kookstand de inductiekookplaat niet
zonder toezicht gebruiken!
• Houd bij het koken rekening met de hoge op-
warmsnelheid van de kookzones. Vermijd het
leegkoken van pannen omdat daarbij het ge-
vaar bestaat dat de pannen oververhit raken!
• Plaats geen lege potten en pannen op de
ingeschakelde kookzones.
• Wees voorzichtig bij het gebruik van au-bain-
marie-pannen. Au-bain-marie-pannen kunnen
ongemerkt droogkoken! Dat veroorzaakt
beschadigingen aan de pan en aan de
kookplaat. De fabrikant kan hiervoor niet
aansprakelijk worden gesteld!
• Schakel een kookzone na gebruik altijd met de
aan/uit-toets of min-toets uit en niet alleen met
de panherkenning.
• Oververhitte vetten en olie kunnen spontaan
ontbranden. Bij het bereiden van gerechten
met vet en olie altijd in de buurt blijven.
Brandend vet of olie nooit met water blussen!
Het toestel uitschakelen en dan de vlammen
voorzichtig met bijv. een deksel of een
blusdeken afdekken.
• De glasplaat is zeer stevig. Zorg er niettemin
voor dat er geen harde voorwerpen op de
glasplaat vallen. Puntvormige slagbelastingen
kunnen de glazen plaat doen breken.
• Bij breuken, barsten, scheuren of andere
beschadigingen aan de glazen plaat bestaat
gevaar voor elektrische schokken. Het
toestel onmiddellijk buiten gebruik nemen.
Onmiddellijk de zekering in de woning
uitschakelen en contact opnemen met de
klantenservice.
• Als de kookplaat door een defect in de
sensorregeling niet meer kan worden
uitgeschakeld, onmiddellijk de zekering in de
woning uitschakelen en contact opnemen met
de klantenservice.
• Voorzichtig bij het werken met huishoudelijke
apparatuur! Netsnoeren mogen niet met de
hete kookzones in contact komen.
• Brandgevaar: nooit voorwerpen op de
kookplaat laten liggen.
• De glazen plaat mag niet worden gebruikt om
er voorwerpen op neer te leggen!
• Geen aluminiumfolie of kunststof op de
kookzones leggen. Alles wat kan smelten uit
de buurt van de hete kookzone houden, bijv.
kunststof, folie, in het bijzonder suiker en
gerechten met een hoog suikergehalte. Suiker
onmiddellijk met een speciale glasschraper
volledig van de keramische glazen plaat
verwijderen zolang deze nog warm is, om
beschadigingen te vermijden.
• Metalen voorwerpen (zoals keukengerei,
bestek ...) mogen niet op de inductiekookplaat
worden gelegd, omdat ze heet kunnen worden.
Gevaar voor verbranding!
• Geen brandgevaarlijke, licht ontvlambare
of vervormbare voorwerpen direct onder de
kookplaat leggen.
• Metalen voorwerpen die op het lichaam
worden gedragen, kunnen in de onmiddellijke
nabijheid van de inductiekookplaat heet
worden. Opgelet, gevaar van verbranding.
Voor niet-magnetiseerbare voorwerpen (bijv.
gouden of zilveren ringen) geldt dit niet.
• Nooit gesloten conservenblikken en
compoundverpakkingen op kookzones
verwarmen. Door de energietoevoer kunnen
deze uiteenspatten!
• De sensoren schoonhouden omdat
verontreinigingen door het apparaat als
vingercontact kunnen worden herkend. Nooit
voorwerpen (pannen, vaatdoeken, enz.) op de
sensoren plaatsen!

Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen
4
NL
• Als pannen tot over de sensoren overkoken, is
het aanbevolen op de UIT-toets te drukken.
• Hete pannen niet in de buurt van de
sensortoetsen schuiven en deze niet afdekken.
In dat geval wordt het toestel automatisch
uitgeschakeld.
• Plaats de pan zoveel mogelijk in het midden
van de kookzone!
• Grote pannen zoveel mogelijk op de achterste
kookzones gebruiken, om te vermijden dat de
sensortoetsen te warm worden (oververhitting
van de touch-control; foutmelding E2).
• Als er zich in de woning huisdieren bevinden
die aan de kookplaat kunnen, moet de
kinderbeveiliging worden geactiveerd.
• Als bij inbouwfornuizen de pyrolysefunctie
wordt gebruikt, mag de inductiekookplaat niet
worden gebruikt.
• De glazen plaat mag in geen geval met een
stoomreinigingsapparaat of dergelijke worden
schoongemaakt!
• Zorg ervoor dat er geen voorwerpen (bijv.
schoonmaakdoekje) in de directe nabijheid van
de kookplaatafzuiging liggen. Deze kunnen
door de luchtstroom naar binnen gezogen
worden. In beginsel moeten vloeistoffen en
kleine onderdelen uit de buurt van het toestel
worden gehouden.
• Gebruik het toestel nooit zonder vetfilter.
• Verzadigde vetfilters leveren brandgevaar op!
• Frituren is alleen onder voortdurend toezicht
toegestaan, flamberen is niet toegestaan!
• Bij het gebruik van haardgekoppeld hout-,
kool-, gas- of olievuur moet voor voldoende
aanvoerlucht worden gezorgd. De maximaal
toelaatbare onderdruk die door de afzuigkap
in de ruimte van het haardgekoppeld vuur
wordt veroorzaakt, mag de 4 Pa (0,04
mbar) niet overschrijden, anders bestaat er
vergiftigingsgevaar.
• Tijdens het koken wordt door de damp extra
vocht aan de kamerlucht afgegeven.
• In circulatiebedrijf wordt het vocht uit de damp
maar voor een klein deel verwijderd. Er moet
daarom altijd voor voldoende toevoer van
verse lucht, worden gezorgd, bijvoorbeeld door
een geopend raam of door het gebruik van
huisventilatie.
• Zorg altijd voor een normaal en behaaglijk
ruimteklimaat (45 - 60 % luchtvochtigheid).
• Schakel na elk gebruik in circulatiebedrijf de
kookplaatafzuiging ca. 20 minuten lang op
een lage stand of activeer de automatische
naloop. Dit is een standaardfunctie van de
inductiekookplaat. Zie hoofdstuk Naloop .
2.3 Voor personen
• Deze toestellen kunnen door kinderen vanaf
8 jaar alsook door personen met verminderd
lichamelijk, zintuiglijk of geestelijk vermogen of
met gebrek aan ervaring en/of kennis worden
gebruikt als erop toezicht wordt gehouden of
als ze over het veilige gebruik van het toestel
zijn geïnstrueerd en ze de bijbehorende
gevaren hebben begrepen. Kinderen mogen
niet met het toestel spelen. De reiniging en het
onderhoud door de gebruiker mogen niet door
kinderen worden uitgevoerd, tenzij het onder
toezicht gebeurt.
• De oppervlakken van verwarmings- en
kookzones worden heet tijdens de werking.
Daarom moeten kleine kinderen principieel uit
de buurt worden gehouden.
• Er mogen alleen fornuisrekken
of kookplaatafdekkingen van de
kookplaatfabrikant of door de fabrikant in de
gebruiksaanwijzing van het toestel vrijgegeven
fornuisrekken of kookplaatafdekkingen worden
gebruikt. Het gebruik van niet geschikte
fornuisrekken of kookplaatafdekkingen kan tot
ongevallen leiden.
• Personen met pacemakers of geïmplanteerde
insulinepompen moeten zich ervan
verzekeren dat hun implantaten niet door
de inductiekookplaat worden beïnvloed (het
frequentiebereik van de inductiekookplaat
bedraagt 20-50 kHz). Raadpleeg in dit geval
altijd uw arts/cardioloog. Ze zullen je vertellen
of je de inductiekookplaat mag gebruiken of
niet!

Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen
5
NL
2.4 Symbool- en instructieverklaring
Het apparaat werd volgens de huidige stand van de
techniek geproduceerd. Desondanks kunnen machines
risico's opleveren, die constructief niet te vermijden zijn.
Om voldoende veiligheid voor de bediener te
waarborgen, worden extra veiligheidsinstructies
gegeven in de vorm van de hiervolgend beschreven
tekstmarkeringen.
Alleen als deze in acht worden genomen, is er voldoende
veiligheid tijdens de werking gewaarborgd.
De gemarkeerde tekstpassages hebben verschillende
betekenissen:
GEVAAR
Opmerking die op een direct dreigend gevaar wijst,
waarvan de mogelijke gevolgen overlijden of zeer
ernstig letsel zijn.
OPGELET
Opmerking die op een mogelijk gevaarlijke situatie
wijst, waarvan de mogelijke gevolgen overlijden of zeer
ernstig letsel zijn.
LET OP
Opmerking die op een gevaarlijke situatie wijst,
waarvan de mogelijke gevolgen lichte verwondingen of
beschadiging van het apparaat zijn.
OPMERKING
Het in acht nemen van opmerkingen vergemakkelijkt de
omgang met het apparaat.
Bovendien worden op sommige plekken de volgende
gevaarsymbolen gebruikt:
WAARSCHUWING VOOR ELEKTRISCHE
ENERGIE!
ER BESTAAT LEVENSGEVAAR!
In de buurt van dit symbool zijn onder spanning
staande onderdelen aangebracht. Afdekkingen die
hiermee gemarkeerd zijn, mogen uitsluitend door een
erkende elektromonteur worden verwijderd.
OPGELET! HETE OPPERVLAKKEN!
Dit symbool is aangebracht op oppervlakken die heet
worden. Er bestaat gevaar voor ernstig brandletsel of
verbrandingen.
De oppervlakken kunnen ook na het uitschakelen van
het apparaat heet zijn.
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN VOOR DE
OMGANG MET ELEKTROSTATISCH GEVOELIGE
COMPONENTEN EN MODULES (ESD) IN ACHT
NEMEN!.
Achter afdekkingen die met het hiernaast staande
symbool gekenmerkt zijn, bevinden zich elektrostatisch
gevoelige componenten en modules. Aanraken van
stekkeraansluitingen, geleiders en componentenpins
moet absoluut worden vermeden. Alleen vakpersoneel
met elektronicakennis en -ervaring is bevoegd om
hierin wijzigingen aan te brengen!

Beschrijving van het toestel
6
NL
5
9816
1514
13
1211
10
17
6
7
16
3 Beschrijving van het toestel
Het decor kan van de afbeeldingen afwijken.
1. Inductiekookzone voor (200mm/ 3,0kW)
2. Inductiekookzone achter (145mm/ 1,85kW)
3. Keramische glasplaat
4. Touch-control-bedieningsveld
5. Afzuiging
6. Inductiekookzone achter (160mm/ 2,1kW)
7. Inductiekookzone voor (200mm/ 3,0kW)
8. Aan/Uit-toets (kookplaat)
9. Sensorveld
10.STOP-toets (pauzefunctie)
11.Vergrendeltoets
12.Warmhoudtoets
13.Min-/plus-toets timer
14.Timer-weergave
15.Aanwijzing voor kookzonetimer
16.Kookstandweergave
17.Weergave Afzuiging
OPMERKING
De meeste van de hier weergegeven
toetsen zijn pas zichtbaar na het
inschakelen van de kookplaat.

Beschrijving van het toestel
7
NL
3.2 Wat u moet weten over de slider
(sensorveld)
De slider functioneert in principe zoals de sensortoetsen,
met het verschil dat u de vinger op het keramische
oppervlak plaatst en dan kunt verschuiven. Het
sensorveld herkent deze beweging en verhoogt of
verlaagt de aangetoonde waarde (kookstand) volgens de
beweging.
Het begrip „slider” [Engels „slide”: schuiven, laten glijden]
is in deze handleiding identiek met de term sensorveld.
Waarop moet u bij de bediening letten?
De vinger mag niet te vlak op de keramische plaat
worden gezet om te verhinderen dat naburige toetsen/
sensorvelden per ongeluk reageren.
Sensorveld aantikken of de vinger verschuiven
Het sensorveld kan met de vinger worden aangetikt;
dan verandert de aangetoonde waarde (kookstand)
stapsgewijs.
Als de vinger op het sensorveld wordt geplaatst en dan
naar links of naar rechts wordt verschoven, verandert de
aangetoonde waarde continu.
Hoe sneller de beweging , hoe sneller de aanwijzing
verandert .
Sensorveld
fout goed
schuiven
aantikken
3.1 Bediening met sensortoetsen
De bediening van de keramische kookplaat gebeurt
met touch-control-sensortoetsen. De sensortoetsen
functioneren als volgt: met de vingertop kort een symbool
op het keramische oppervlak aanraken. Elke correcte
bediening wordt door een signaaltoon bevestigd.
In de rest van de tekst wordt voor de touch-control-
sensortoets het woord 'toets' gebruikt.
Permanente panherkenning
Als de kookplaat over een permanente panherkenning
beschikt, kan een kookstand pas via het sensorveld direct
worden ingeschakeld, nadat een pan op de kookplaat is
herkend en de kookstandindicatie 0 weergeeft.
Aan/uit-toets (8) kookzones links of rechts
Met deze toets wordt de volledige kookplaat en ventilator
in- en uitgeschakeld.
Powerstand in het sensorveld
De powerstand stelt extra vermogen voor de
inductiekookzones ter beschikking.
STOP-toets (10)
Het koken kan met de STOP-toets even worden
onderbroken.
Recall-functie (Herstelfunctie) (10)
Na het per ongeluk uitschakelen van de kookplaat kan de
laatste instelling weer worden hernomen.
Vergrendeltoets (11)
Met de vergrendeltoets kunnen de toetsen worden
geblokkeerd.
Warmhoudtoets (12)
Om warm te houden
Min-toets / Plus-toets (13)
Met deze toetsen worden de timer en de automatische
uitschakeling van de kookzones en de automatische
naloop van de ventilator ingesteld.
Symbolen
.................. Timerfunctie, automatische uitschakeling
Kookstandweergave (16)
De kookstandweergave toont de gekozen kookstand, of:
..................Restwarmte
..................Powerstand
..................Panherkenning
..................Automatisch aankoken
.................. Stop-functie
................... Kinderbeveiliging
................... Warm houden
Weergave ventilator (17)
De ventilatorweergave toont de gekozen kookstand, of:
..............Automatisch bedrijf
..............Koolfiltervervanging

Bediening
8
NL
4 Bediening
4.1 Het inductiekookveld
De kookplaat is met een inductiekookveld uitgerust.
Een inductiespoel onder de glazen plaat wekt een
elektromagnetisch wisselveld op, dat de vitrokeramiek
doordringt en in de bodem van de pan een
warmtevormende stroom induceert.
Bij een inductiekookzone wordt de warmte niet meer
door een verwarmingselement via de pan op de te koken
gerechten overgedragen; de nodige warmte wordt m.b.v.
inductiestromen direct in de pan gevormd.
Voordelen van het inductiekookveld
• Energiebesparend koken door rechtstreekse
energieoverdracht op de pan (aangepaste pannen
van magnetiseerbaar materiaal zijn noodzakelijk),
• meer veiligheid omdat de energie alleen wordt
doorgegeven als er een pan op de kookzone staat,
• energieoverdracht tussen inductiekookzone en
panbodem met een hoog rendement,
• hoge opwarmsnelheid,
• weinig risico op verbrandingen omdat de kookplaat
alleen door de panbodem wordt verwarmd,
overkokende gerechten branden niet vast,
• snelle, nauwkeurige regeling van de energietoevoer.
4.2 Panherkenning
Als er geen of een te kleine pan op de kookzone staat
als de kookzone is ingeschakeld, dan wordt deze
niet van energie voorzien. Een knipperende in de
kookstandweergave maakt daarop attent.
Als er een geschikte pan op de kookzone wordt
geplaatst, wordt de ingestelde stand ingeschakeld en
de kookstandweergave brandt. De energietoevoer
wordt onderbroken als de pan wordt verwijderd, in de
kookstandweergave verschijnt een knipperende .
Indien kleinere pannen worden opgezet, waarbij de
panherkenning toch in werking treedt, wordt slechts
zoveel energie toegevoerd als nodig is.
Panherkenningsgrenzen
Kookzonediameter
(mm)
Aanbevolen minimum-
diameterpanbodem (mm)
200
160
145
110
90
90
De bodem van de pan mag niet kleiner dan een bepaalde
minimumdiameter zijn, omdat de inductie anders niet
wordt ingeschakeld. Plaats de pan altijd in het midden
van de kookzone om een optimaal rendement te
verkrijgen.
OPMERKING
naargelang van de kwaliteit van de pan kan de
vereiste minimumdiameter voor het reageren van de
panherkenning afwijken!
4.3 Gebruiksduurbeperking
De inductiekookplaat bezit een automatische
gebruiksduurbeperking.
De ononderbroken gebruiksduur voor elke kookzone is
afhankelijk van de gekozen kookstand (zie tabel).
De voorwaarde is dat tijdens de gebruiksduur de
instellingen van de kookzone niet worden veranderd.
Als de gebruiksduurbeperking heeft gereageerd, wordt de
kookzone uitgeschakeld; er is een kort signaal te horen
en in de aanwijzing verschijnt een H.
De automatische uitschakeling heeft voorrang op
de bedrijfsduurbeperking, d.w.z. de kookzone wordt
pas uitgeschakeld als de tijd van de automatische
uitschakeling is afgelopen (bijv. automatische
uitschakeling met 99 minuten en kookstand 9 is
mogelijk).
Gebruiksduurbeperking
Ingestelde
kookstand
Gebruiksduurbeperking
in minuten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
P
120
520
402
318
260
212
170
139
113
90
10
4.4 Andere functies
Als één of meer sensortoetsen langer of tegelijk worden
ingedrukt (bijv. door een per ongeluk op de sensortoetsen
geplaatste pan), wordt er niet geschakeld.
Het symbool ER03 knippert en er is gedurende een
zekere tijd een signaal te horen. Na een paar seconden
wordt er uitgeschakeld. A.u.b. het voorwerp van de
sensortoetsen halen.
Om het symbool ER03 te wissen, op dezelfde toets
drukken of de kookplaat uit- en inschakelen.
4.5 Oververhittingsbeveiliging (inductie)
Als de kookplaat langdurig op vol vermogen wordt
gebruikt, kan bij een hoge kamertemperatuur de
elektronica niet meer voldoende worden gekoeld.
Om te vermijden dat te hoge temperaturen in de
elektronica optreden, wordt evt. het vermogen van de
kookzone automatisch gereduceerd. Als bij normaal
gebruik van de kookplaat en normale kamertemperatuur
regelmatig E2 verschijnt, is de koeling waarschijnlijk
onvoldoende.
Ontbrekende koelopeningen in het meubel kunnen
de oorzaak zijn. Eventueel moet de inbouw worden
gecontroleerd (zie hoofdstuk 'Ventilatie').

Bediening
9
NL
4.6 Kookgerei voor inductiekookplaat
De pannen die voor de inductiekookplaat worden
gebruikt, moeten van metaal zijn, magnetische
eigenschappen bezitten en een voldoende grote bodem
hebben.
Gebruik uitsluitend pannen met een bodem die voor
inductie geschikt is.
Geschikte
pannen
Ongeschikte
pannen
Geëmailleerde stalen
pannen met dikke bodem
Pannen van koper,
roestvrij staal, aluminium,
vuurvast glas, hout,
keramiek of terracotta
Gietijzeren pannen met
geëmailleerde bodem
Pannen van roestvrij
gelaagd staal, roestvrij
ferrietstaal of aluminium
met speciale bodem
Zo kunt u vaststellen of uw pan geschikt is:
Voer de hierna beschreven magneettest uit of kijk of
de pan het symbool voor het koken met inductiestroom
draagt.
Magneettest:
Ga met een magneet over de bodem
van uw pan. Wordt de magneet
aangetrokken, dan kunt u de pan op de
inductiekookplaat gebruiken.
OPMERKING
Bij het gebruik van sommige pannen die geschikt zijn
voor inductie, kunnen geluiden optreden, die te wijten zijn
aan de bouwwijze van deze pannen.
Fout: de panbodem is gewelfd. De temperatuur kan door
de elektronica niet correct worden bepaald.
4.7 Tips om energie te besparen
Hier vindt u enkele belangrijke aanwijzingen om zuinig
en efficiënt met uw nieuwe inductiekookplaat en uw
kookgerei om te gaan.
• De panbodemdiameter moet even groot zijn als de
kookzonediameter.
• Bij de aankoop van pannen dient u er rekening mee
te houden dat vaak de bovenste pandiameter wordt
vermeld. Die is meestal groter dan de panbodem.
• Snelkookpannen zijn door de gesloten kookruimte en
de overdruk bijzonder tijdbesparend en zuinig. Door
de korte bereidingsduur blijven vitamines bewaard.
• Zorg er altijd voor, dat er voldoende vloeistof in de
snelkookpan zit, want bij een leeggekookte pan
kunnen de kookzone en de pan door oververhitting
beschadigd raken.
• Kookpannen indien mogelijk altijd met een passend
deksel sluiten.
• Voor elke te bereiden hoeveelheid de passende
pan gebruiken. Een grote, nauwelijks gevulde pan
verbruikt veel energie.
4.8 Kookstanden
Het verwarmingsvermogen van de kookzones kan in
meerdere standen worden ingesteld. In de tabel vindt u
toepassingsvoorbeelden voor de verschillende standen.
Kookstand Toepassing
0
1-2
3
4-5
6
7-8
9
P
UIT-stand, benutting van de restwarmte
Warm houden
Verder koken van kleine hoeveelheden
Doorkoken
Gaar koken van grote hoeveelheden,
gaar braden van grote stukken
Braden, bechamelsaus maken
Braden
Aan de kook brengen, aanbraden,
braden
Powerstand (hoogste vermogen)
Bij kookpannen zonder deksel moet evt. een hogere
kookstand worden gekozen.
4.9 Restwarmteweergave
De keramische kookplaat is met een
restwarmteweergave H uitgerust. Zolang de H na het
uitschakelen brandt, kan de restwarmte worden gebruikt
om te smelten en om gerechten warm te houden.
OPGELET
Na het uitdoven van de letter H kan de kookzone nog
heet zijn. Er bestaat gevaar voor verbranding!
Bij een inductiekookzone wordt de keramiek niet direct,
maar alleen door de terugstralende warmte van de pan
verwarmd.

Bediening
10
NL
4.10 Permanente panherkenning
Als de kookplaat over een permanente panherkenning
beschikt, kan een kookstand pas via het sensorveld worden
ingeschakeld, nadat een pan op de kookplaat is herkend en de
kookstandindicatie 0 weergeeft.
4.11 Bediening van de toetsen
De hier beschreven besturing verwacht na het bedienen van
een (keuze-) toets daarna de bediening van een volgende toets.
De volgende toets moet principieel binnen 10 seconden worden
bediend, anders wordt de keuze geannuleerd.
4.12 Kookplaat en kookzone inschakelen
1. Zolang op de Aan/Uit-toets drukken (ca. 1 sec.) tot de
kookstandweergaven 0 aantonen en een kort signaal te horen
is. De besturing is klaar voor gebruik.
De permanente panherkenning herkent op welke kookzone
een pan is gezet en toont een 0 in de betreffende
kookstandindicatie.
2. Om een kookzone te selecteren, de kookstandweergave
(als toets) aanraken. De gereedheidsstip van de gekozen
kookzone brandt.
3. Meteen daarna het sensorveld aanraken. Er wordt
een kookstand ingeschakeld.
.......links kookstand 0
.......centrum kookstand 5
.......rechts kookstand P*
Zie hoofdstuk Wat u moet weten over de slider (sensorveld)
Om de kookstand te veranderen of om een andere kookzone
in te schakelen moet u het bijbehorende sensorveld
aanraken.
Belangrijk: de bijbehorende gereedheidsstip moet branden!
4. Meteen daarna voor inductie geschikt kookgerei op
de kookzone plaatsen. De panherkenning schakelt de
inductiespoel in. De pan wordt verwarmd.
Zolang geen pan op de kookzone wordt geplaatst, wisselt de
aanwijzing tussen de ingestelde kookstand en het symbool
. Zonder pan wordt de kookzone om veiligheidsredenen
na 10 minuten uitgeschakeld. Meer hierover in het hoofdstuk
„panherkenning”.
4.13 Kookzone uitschakelen
Om een kookzone te selecteren, de kookstandweergave (als
toets) aanraken. De gereedheidsstip van de gekozen kookzone
moet branden.
5. a) Het sensorveld uiterst links aanraken of
b) de op het sensorveld geplaatste vinger naar
links verschuiven om de kookstand op 0 te verlagen.
4.14 Kookplaat uitschakelen
6. Op de Aan/Uit-toets drukken. De kookplaat wordt
onafhankelijk van de instelling volledig uitgeschakeld.
Opmerking:
Als alle kookzones handmatig worden uitgeschakeld (kookstand
0) en vervolgens op geen enkele toets of sensorveld meer
wordt gedrukt, wordt de kookplaat na 10 seconden automatisch
uitgeschakeld.
* De powerstand wordt meteen geactiveerd. Zie alinea
„Powerstand”.
geschikt voor inductie
Gereedheidsstip

Bediening
11
NL
4.15 STOP-functie
Het koken kan tijdelijk met de STOP-toets worden
onderbroken, bijv. als er aan de deur wordt gebeld. Om
het koken met dezelfde kookstanden voort te zetten,
moet de STOP-functie worden beëindigd. Een evt.
ingestelde timer wordt gestopt en loopt daarna verder.
Om veiligheidsredenen is deze functie slechts 10
minuten beschikbaar. Daarna wordt de kookplaat
uitgeschakeld.
1. Het kookgerei staat op de kookzones en de gewenste
kookstanden zijn ingesteld.
2. Op de STOP-toets drukken. In plaats van de
gekozen kookstanden gaat het pauzesymbool aan.
3. De onderbreking wordt beëindigd door eerst op de
STOP-toets het pauzesymbool knippert) en
daarna op een willekeurige andere toets (behalve de
Aan/Uit-toets) te drukken.
De tweede toets moet binnen 10 seconden worden
bediend, anders wordt de kookplaat uitgeschakeld.
4.16 Recall-functie
(Herstelfunctie)
Na het per ongeluk uitschakelen van de kookplaat kan de
laatste instelling weer worden hernomen.
De recall-functie functioneert alleen als er ten minste één
kookzone is ingeschakeld.
1. De kookplaat werd per ongeluk met de Aan/Uit-toets
uitgeschakeld.
Binnen 6 seconden na het uitschakelen opnieuw op
de Aan/Uit-toets drukken.
De stop-toets knippert.
2. Druk onmiddellijk daarna op de STOP-toets zolang
het pauzesymbool knippert.
De oorspronkelijke kookstanden zijn weer ingesteld.
Het kookproces wordt voortgezet.
Hersteld worden:
• De kookstanden van alle kookzones
• Minuten en seconden van voor welbepaalde
kookzones geprogrammeerde timers
• Aankookautomaat
• Powerstand
Niet hersteld worden:
• De tellers van de gebruiksduurbeperking (er wordt
weer vanaf 0 geteld)

Bediening
12
NL
4.17 Kinderbeveiliging
De kinderbeveiliging moet verhinderen dat kinderen de
inductiekookplaat per ongeluk of opzettelijk inschakelen.
Hiervoor wordt de bediening geblokkeerd.
Kinderbeveiliging inschakelen
1. Zolang op de Aan/Uit-toets drukken tot de
kookstandweergaven 0 aantonen.
2. Direct daarna een kookstandweergave activeren en
ingedrukt houden (ca. 3 sec.) tot het sliderveld van 0-P
oplicht.
3. Aansluitend over het hele sensorveld 0-P strijken (sliden)
om de kinderbeveiliging te activeren.
In de kookstandweergaven verschijnt een L voor Child-
Lock; de bediening is geblokkeerd en de kookplaat wordt
uitgeschakeld.
Kinderbeveiliging uitschakelen
4. Op de Aan/Uit-toets drukken.
5. Direct daarna een kookstandweergave activeren en
ingedrukt houden (ca. 3 sec.) tot het sliderveld van P-0
oplicht.
6. Aansluitend over het hele sensorveld P-0 strijken (sliden)
om de kinderbeveiliging uit dte schakelen.
De L verdwijnt.
Opmerkingen
• Bij een stroomstoring wordt de ingeschakelde
kinderbeveiliging niet beëindigd.

Bediening
13
NL
4.18 Automatische uitschakeling (timer)
Door de automatische uitschakeling wordt elke
ingeschakelde kookzone na een instelbare tijd automatisch
uitgeschakeld. Er kunnen kooktijden van 0.01 tot 9.59
minuten worden ingesteld.
1. De kookplaat inschakelen.
2. Een of meer kookzones inschakelen en gewenste
kookstanden kiezen.
3. Om een kookzone te selecteren, de kookstandweergave
(als toets) aanraken. De gereedheidsstip van de gekozen
kookzone brandt.
Vervolgens kan met de plus- of min-toets Timer de
gewenste tijd wo ingesteld.
Linkerpositie: uren
Middelste positie: decimale minuten
Rechterpositie: enkele minuten
Na enkele seconden wordt de waarde overgenomen en
de tijd begint te lopen.
Het timersymbool van de kookplaat brandt.
4. Na afloop van de tijd wordt de kookzone uitgeschakeld.
Er is een tijd lang een signaal te horen, dat kan worden
uitgeschakeld door op een willekeurige toets (behalve de
Aan/Uit-toets van de kookplaat ) te drukken.
Opmerkingen
• Om de automatische uitschakeling voor een andere
kookzone te programmeren, de stappen 2 tot 4 herhalen.
• Om de afgelopen tijd (automatische uitschakeling) te
controleren, de kookstandweergave (als toets) aanraken.
De aangetoonde waarde kan afgelezen en veranderd
worden.
• Automatische uitschakeling vervroegd wissen: De
gewenste kookzone selecteren en de tijd door aanraken
van de min-toets Timer wissen (‘0’).
• Als meerdere kookzones met automatische uitschakeling
geprogrammeerd zijn, wordt in de timer-weergave steeds
de kookzone met de kortste tijd aangetoond.
4.19 Kookwekker (eierwekker)
1. De kookplaat inschakelen.
2. Geen kookzone selecteren.
Vervolgens kan met de plus- of min-toets Timer de
gewenste tijd wo ingesteld.
3. Na afloop van de tijd is er een tijd lang een signaal
te horen, dat kan worden uitgeschakeld door op een
willekeurige toets (behalve de Aan/Uit-toets van de
kookplaat ) te drukken.
Opmerking:
• De kookwekker blijft ook dan in werking als de
keramische kookplaat uitgeschakeld is. Om de tijd te
veranderen de kookplaat inschakelen.

Bediening
14
NL
4.20 Aankookautomaat
Bij de aankookautomaat gebeurt het aan de kook
brengen met kookstand 9. Na een bepaalde tijd wordt
automatisch naar een lagere doorkookstand (1 tot 8)
teruggeschakeld.
Bij het gebruik van het automatisch aankoken moet
alleen de doorkookstand worden gekozen waarmee
de bereiding verder moet worden gekookt, omdat de
elektronica automatisch terugschakelt.
Het automatisch aankoken is geschikt voor gerechten
die koud worden opgezet, op hoog vermogen worden
verwarmd en op de doorkookstand niet permanent in
het oog moeten worden gehouden (bijv. het koken van
soepvlees).
1. De kookplaat inschakelen.
2. Lang (ca. 3 sec.) op het sensorveld
drukken om de functie te activeren en meteen een
bepaalde doorkookstand te kiezen:
......... links............kookstand 1
......... centrum......kookstand 5
......... rechts .........kookstand 8
en de gekozen doorkookstand knipperen
afwisselend.
3. Het automatisch aankoken verloopt volgens de
programmering. Na een bepaalde tijd (zie tabel) wordt
het kookproces op de doorkookstand voortgezet. Het
symbool dooft uit.
Opmerking
• Tijdens het automatisch aankoken kan de
doorkookstand verhoogd worden. Door de
doorkookstand te verlagen wordt het automatisch
aankoken uitgeschakeld.
4.21 Warmhoudstand
Met de warmhoudfunctie kunnen gerechten die klaar zijn
op een kookzone warm gehouden worden. De kookzone
wordt met laag vermogen gebruikt.
1. Kookgerei staat op een kookzone en een kookstand
(bijv. 3) is gekozen.
2. Door meermaals drukken op de warmhoudtoets
wordt de gewenste warmhoudstand ingeschakeld.
3. Om uit te schakelen het sensorveld links
aanraken of op de warmhoudtoets drukken.
De warmhoudfunctie staat 120 minuten ter beschikking,
daarna wordt de kookzone uitgeschakeld.
lang drukken (ca. 3 sec.)
Ingestelde
Kookstand
Aankookautomaat
Tijd (min:sec)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
00:48
02:24
03:50
05:12
06:48
02:00
02:48
03:36
-

Bediening
15
NL
4.22 Vergrendeling
Door de vergrendeling kunnen de bediening van de
toetsen en de instelling van een kookstand worden
geblokkeerd. Alleen de Aan/Uit-toets kan nog altijd
worden bediend om de kookplaat uit te schakelen.
Vergrendeling inschakelen
1. Op de vergrendeltoets drukken. De vergrendeltoets
licht sterk op.
De vergrendeling is ingeschakeld.
Vergrendeling uitschakelen
2. Op de vergrendeltoets drukken. De vergrendeltoets
brandt gedimd.
De vergrendeling is uitgeschakeld.
Opmerkingen
De geactiveerde vergrendeling blijft ook behouden als de
kookplaat uitgeschakeld is! Vooraleer weer kan worden
gekookt, moet ze daarom eerst gedeactiveerd worden!
Bij stroomuitval en uitschakelen met de Aan/Uit-toets van
de kookplaat wordt de ingeschakelde vergrendeling
opgeheven, d.w.z. gedeactiveerd.
4.23 Powerstand
De powerstand stelt extra vermogen voor de
inductiekookzones ter beschikking. Een grote
hoeveelheid water kan snel aan de kook worden
gebracht.
1. De kookplaat inschakelen. Om een kookzone te
selecteren, de kookstandweergave (als toets)
aanraken. De gereedheidsstip van de gekozen
kookzone brandt.
2. Op het meest rechtse sensorveld drukken.
De powerstand is ingeschakeld.
3. Na 10 minuten wordt de powerstand automatisch
uitgeschakeld. De verdwijnt en er wordt naar
kookstand 9 teruggeschakeld.
Opmerking
Om de powerstand vervroegd uit te schakelen, op het
overeenkomstige sensorveld drukken.
4.24 Powermanagement
Telkens twee kookzones zijn – om technische redenen
– tot een module gecombineerd en beschikken over een
maximaal vermogen.
Als deze vermogensgrens bij het inschakelen van een
hoge kookstand of de powerfunctie wordt overschreden,
reduceert het powermanagement de kookstand van de
bijbehorende module-kookzone.
De aanwijzing van deze kookzone knippert eerst, daarna
wordt de maximaal mogelijke kookstand constant
getoond.
10 min.
Modules (powermanagement)

Bediening
16
NL
4.25 Ventilator gebruiken
In het midden van de kookplaat bevindt zich de ventilator
met afzuiging naar onderen.
LET OP
Gevaar voor verbranding!
Leg het deksel niet op de inductiekookplaat!
4.25.1 Ventilator in- en uitschakelen
1. Zolang op de Aan/Uit-toets drukken (ca. 1 sec.) tot de
ventilatorweergaven 0 aantonen en een kort signaal te
horen is. De besturing is klaar voor gebruik.
2. Om een ventilator te selecteren, de ventilatorweergave
(als toets) aanraken. De gereedheidsstip brandt.
3. Meteen daarna het sensorveld aanraken. Er
wordt een ventilatorstand ingeschakeld.
........ Links.......ventilatorstand 1
........ centrum..ventilatorstand 5
........ rechts .....ventilatorstand P
Om de ventilatorstand te wijzigen, selecteert u de
ventilatorweergave en drukt u vervolgens op de sensorknop.
Belangrijk: de bijbehorende gereedheidsstip moet branden!
Automatisch bedrijf
1. Om automatisch bedrijf te selecteren, drukt u op de
ventilatorweergave (als toets) totdat er een A voor
automatisch bedrijf op het display wordt weergegeven.
De gereedheidsstip brandt.
2. Selecteer vervolgens een of meer kookplaten en stel een
kookstand in.
3. De ventilatorstand wordt nu automatisch geregeld op
basis van de ingestelde kookstanden.
Automatisch bedrijf regelt een beetje vertraagd en
stapsgewijs volgens de ingestelde kookstanden.
U kunt op elk moment teruggaan naar de handmatige modus
door de ventilatorweergave langer ingedrukt te houden of
de ventilatorweergave te selecteren en op het sensorveld te
drukken.
OPMERKING
Om te zorgen dat de afzuiging ook bij hoge pannen
(bijv. aspergepan) goed werkt, kunt u aan de
ventilatorzijde een kooklepel onder het pandeksel
leggen.
Weergave ventilator
lang indrukken
afdekking

Bediening
17
NL
4.25.2 Ventilatornaloop
De ventilatornaloop wordt na het koken gebruikt om
kookgeurtjes weg te zuigen. Bovendien worden hierdoor de
lters in de ventilator gedroogd.
Ventilatornaloop instellen
1. Weergave ventilator selecteren
2. Vervolgens kan de gewenste tijd voor de gewenste
ventilatornaloop worden ingesteld met de plus- of min-
toets Timer.
Linkerpositie: uren
Middelste positie: decimale minuten
Rechterpositie: minuten
3. Na enkele seconden wordt de waarde overgenomen en
de tijd begint te lopen.
Het timersymbool ventilator brandt.
4. Na aoop van de tijd wordt de ventilator uitgeschakeld.
Als een kookzone is ingeschakeld, loopt de timer pas af na
het uitschakelen van de kookzone. Als de kookplaat tijdens
de ventilatornaloop met de aan/uit-knop wordt uitgeschakeld,
loopt de timer af in combinatie met een lage ventilatorstand.
4.25.3 Nalooptijd
Telkens na het koken zou een nalooptijd van de
ventilatormotor van 10 - 20 minuten moeten worden
ingesteld.
Als de ventilator in bedrijf is en er geen naaloop van de
ventilator is ingesteld, vindt er na het uitschakelen een
automatische naloop van ca. 5 minuten op een lage stand
plaats 1.
Zo wordt een optimale werking en verwijdering van
resterende kookdampen gewaarborgd.
Bij werking met recirculatielter is het raadzaam om na het
koken altijd een nalooptijd van 10 - 60 minuten in te stellen,
om een optimale geurverwijdering te bereiken.
Bij het opnieuw inschakelen van de ventilator kan het
in zeldzame gevallen voorkomen, dat de in het lter
achtergebleven geurmoleculen zich hechten aan waterdamp
en weer even geroken kunnen worden. Deze restgeurtjes
verdwijnen tijdens de verdere werking weer snel.
OPMERKING
Bij circulatiebedrijf dient voortdurend voldoende
geventileerd te worden om de luchtvochtigheid af te
voeren.
Filtervervanging
Als een eventueel aanwezig koolstoffilter moet worden
gereinigd of vervangen, wordt dit in de ventilatorweergave
aangegeven met een (na 150 bedrijfsuren).
Door het inschakelen van de ventilator wordt de weergave
voor een kookproces gewist.
Om de weergave te resetten, moeten de
ventilatorweergave gedurende ca. 3 seconden worden
ingedrukt.
Als er geen koolstoffilter wordt gebruikt, moet de weergave
ook worden gereset.

Reiniging en onderhoud
18
NL
5 Reiniging en onderhoud
• Vóór het reinigen de kookplaat uitschakelen en laten
afkoelen.
• De glazen plaat mag in geen geval met een
stoomreinigingsapparaat of dergelijke worden
schoongemaakt!
• Bij het reinigen erop letten dat slechts kort over de
Aan/Uit-toets wordt geveegd. Op die manier wordt
vermeden dat de kookplaat per ongeluk wordt
ingeschakeld!
5.1 Glazen plaat
OPMERKING
Verwijder het afdekpaneel voor de reiniging.
BELANGRIJK
Gebruik nooit agressieve reinigingsmiddelen zoals grove
schuurmiddelen, krassende pannenreinigers, roest- en
vlekkenverwijderaar enz.
Reiniging na gebruik
1. Maak de hele inductiekookplaat altijd schoon als ze
vuil is – het beste telkens na gebruik. Gebruik hiervoor
een vochtige doek en wat afwasmiddel. Daarna wrijft
u de glazen plaat met een schone doek droog, zodat
er geen resten van afwasmiddel op het oppervlak
achterblijven.
Wekelijks onderhoud
2. Reinig en onderhoud de Inductiekookplaat een keer in
de week grondig met gebruikelijke reinigingsproducten
voor vitrokeramiek. Houdt u zich in elk geval aan de
instructies van de fabrikant. De reinigingsproducten
vormen bij het aanbrengen een beschermend laagje
dat water en vuil tegenhoudt. Alle verontreinigingen
blijven op deze laag zitten en kunnen daarna veel
gemakkelijker worden verwijderd. Vervolgens met een
schone doek droogwrijven. Er mogen geen resten van
reinigingsmiddelen op het oppervlak achterblijven,
omdat ze bij het opwarmen agressief reageren en het
oppervlak veranderen.
Sterk verontreinigingen en vlekken (kalkvlekken,
parelmoerachtig glanzende vlekken)
kunt u het best verwijderen als de
kookplaat nog lauwwarm is. Gebruik
hiervoor gebruikelijke
reinigingsmiddelen. Ga daarbij te
werk zoals onder punt 2 beschreven.
Overgekookte spijzen eerst
met een natte doek inweken en
vervolgens de vuilresten met een speciale glasschraper
voor keramische kookplaten verwijderen. Daarna de
kookplaat reinigen zoals onder punt 2 beschreven.
Ingebrande suiker en gesmolten kunststof verwijdert
u meteen – zolang ze nog heet zijn – met een
glasschraper. Daarna de glazen plaat reinigen zoals
onder punt 2 beschreven.
Zandkorrels die mogelijk tijdens het aardappelen
schillen of sla schoonmaken op de kookplaten vallen,
kunnen bij het verschuiven van pannen krassen
veroorzaken. Let er dus op dat er geen zandkorrels op
het oppervlak blijven liggen.
Kleurveranderingen van de kookplaat hebben
geen invloed op de werking en de stevigheid van de
vitrokeramiek. Het gaat hierbij niet om een beschadiging
van de kookplaat, maar om niet verwijderde en daarom
ingebrande resten.
Glanzende plekken ontstaan door slijtage van de
panbodem, in het bijzonder bij het gebruik van kookgerei
met een aluminium bodem of door ongeschikte
reinigingsmiddelen. Ze kunnen slechts moeizaam met
gebruikelijke reinigingsmiddelen worden verwijderd.
Eventueel de reiniging meermaals herhalen. Door het
gebruik van agressieve reinigingsmiddelen en door
schurende panbodems wordt het decor in de loop van de
tijd afgeschuurd en ontstaan er donkere vlekken.

Reiniging en onderhoud
19
NL
5.2 Afzuigen
Reiniging van de vetfilters
Reinig de vetfilter minimaal één keer per maand of
vaker bij te vette toestand en intensief gebruik in de
vaatwasmachine of in een mild sopje.
Voordat u het filter verwijdert, moet u de kap van de
aanzuigunit optillen. Dit maakt het gemakkelijk om het
filter te verwijderen voor de reiniging.
OPMERKING
Plaats de glasplaat niet te strak. Risico op glasbreuk.
Glazen afdekplaat
Filters kunt u in de vaatwasmachine reinigen. Draai de
filters ondersteboven in de vaatwasser. Gebruik alleen
RVS-compatibele spoelglansmiddelen om schade en
verkleuring van de filters te voorkomen.
Niet vlak naast glazen of licht porselein laten afwassen.
Gebruik de afzuiging niet zonder vetfilter!
Na het reinigen van het filter moet het filter weer droog
in de aanzuigunit worden geplaatst. Belangrijk: de
greepopening moet na het inzetten zichtbaar zijn. Neem
liefst bij ieder filtervervanging de goed toegankelijke
binnenzijde van de afzuiging af met een met afwasmiddel
bevochtigd doekje en let hierbij vooral op uitstekende
delen binnenin de afzuigbehuizing.
Reiniging en onderhoud van de afzuigbehuizing
Het is het beste om de behuizing ten minste elke keer dat
het filter wordt gereinigd, te reinigen.
Na langdurige koken van water met geopend deksel kan
zich condenswater onder het filter verzamelen. Dat is
volkomen normaal. Het water zal dan verwijderd dienen
te worden. Vervolgens is het advies om dan ook de
binnenkant van de afzuiging te reinigen.
Als het vetfilter en de behuizing niet tijdig worden
gereinigd, kan dit leiden tot onaangename geuren als
het apparaat niet wordt gebruikt en als de verwijdering
begint. Het is daarom raadzaam om deze reiniging
minstens één keer per maand uit te voeren.
De afzuigbehuizing kunt u het beste met een vochtig,
zacht doekje en wat mild afwasmiddel reinigen.
Service
Het recirculatiefilter moet toegankelijk blijven. In het
geval van een actief koolstoffilter, reinig of vervang de
koolstoffiltermatten zoals aangegeven .
Uitneembare bodem
De bodem kan voor reiniging worden uitgenomen.
Schakel hiervoor de kookplaat en de afzuiging uit en
verwijder het glasdeksel en het filter.
Houd de bodem stevig vast met een hand van onderen
en open de 4 sloten met de andere hand. Houd na
het openen de bodem horizontaal en verwijder deze
voorzichtig naar beneden.
Giet alle vloeistoffen af en verwijder alle onzuiverheden
grondig. Reinig de toegankelijke binnenzijden van de
behuizing. Optioneel kan de bodem in de vaatwasser
worden gereinigd.
Na de reiniging de bodem weer terugplaatsen en met de
4 sluitingen bevestigd worden.

Wat te doen bij problemen?
20
NL
6 Wat te doen bij problemen?
Ongekwalificeerde ingrepen en reparaties aan
het apparaat zijn gevaarlijk omdat er gevaar voor
stroomstoten en kortsluiting bestaat. Om lichamelijk
letsel en schade aan het toestel te voorkomen, moeten
deze worden vermeden. Daarom mogen dergelijke
werkzaamheden alleen door een elektrotechnicus, bijv.
van de technische klantenservice, worden uitgevoerd.
Denk eraan
Als er aan uw apparaat storingen optreden, controleer
dan eerst aan de hand van deze gebruiksaanwijzing of u
de oorzaken niet zelf kunt verhelpen.
Hierna vindt u tips voor het verhelpen van storingen.
De zekeringen vallen meermaals uit?
Neem contact op met de klantenservice of een
elektromonteur!
De inductiekookplaat kan niet worden ingeschakeld?
• Heeft de zekering van de huisinstallatie
(zekeringenkast) gereageerd?
• Is het netsnoer aangesloten?
• Is de kinderbeveiliging ingeschakeld, d.w.z. wordt er
een L aangetoond?
• Zijn de sensoren gedeeltelijk door een vochtige doek,
vloeistof of een metalen voorwerp bedekt? A.u.b.
verwijderen.
• Wordt verkeerd kookgerei gebruikt? Zie hoofdstuk
„Servies voor inductiekookplaat”.
Het symbool ER03 knippert en er is gedurende een
bepaalde tijd een signaal te horen.
Er is een permanente activering van de touch-control-
sensortoetsen door overgekookte levensmiddelen,
kookgerei of andere voorwerpen.
Oplossing: het oppervlak schoonmaken of het voorwerp
verwijderen. Om het symbool ER03 te wissen,
op dezelfde toets drukken of de kookplaat uit- en
inschakelen.
De foutcode E2 wordt getoond?
De elektronica is te heet. De inbouwsituatie van de
kookplaat controleren, in het bijzonder op voldoende
ventilatie letten.
Zie hoofdstuk Oververhittingsbeveiliging. Zie hoofdstuk
Ventilatie.
De foutcode E8 wordt getoond?
Fout aan de inductie ventilator rechts of links. De
aanzuigopening is geblokkeerd of de inductie ventilator is
defect.
De montage van de kookplaat controleren, in het
bijzonder op voldoende ventilatie letten.
Zie hoofdstuk Oververhittingsbeveiliging. Zie hoofdstuk
Ventilatie.
De foutcode U400 wordt getoond?
De kookplaat is verkeerd aangesloten. De besturing
wordt na 1s uitgeschakeld en er is een continu signaal te
horen. De correcte netspanning aansluiten.
Er wordt een foutcode (ERxx of Ex) getoond?
Er is een technisch defect. A.u.b. contact opnemen met
de service.
Het pansymbool verschijnt?
Er werd een kookzone ingeschakeld en de kookplaat
verwacht dat er een geschikte pan wordt opgezet
(panherkenning). Pas dan wordt er energie afgegeven.
Het pansymbool blijft verschijnen, hoewel er een
pan werd opgezet?
De pan is niet geschikt voor inductie of heeft een te
kleine diameter.
De gebruikte kookpannen maken geluid?
Dat heeft een technische oorzaak; er bestaat geen
gevaar voor de inductiekookplaat of de pan.
De koelventilator blijft na het uitschakelen nog
lopen?
Dat is normaal omdat de elektronica wordt afgekoeld.
De kookplaat maakt geluiden (klikgeluiden)?
Dat heeft een technische oorzaak en is niet te vermijden.
De kookplaat heeft barsten of breuken?
Bij breuken, barsten, scheuren of andere beschadigingen
aan de keramische kookplaat bestaat gevaar voor
elektrische schokken. Het toestel onmiddellijk buiten
gebruik nemen. Onmiddellijk de zekering in de woning
uitschakelen en contact opnemen met de klantenservice.
This manual suits for next models
1
Table of contents
Languages:
Other Atag Hob manuals

Atag
Atag BIH064 EV Series User manual

Atag
Atag HEK4 Series Technical manual

Atag
Atag KI6111P User manual

Atag
Atag HI6271SV User manual

Atag
Atag HG40 P Series User manual

Atag
Atag HL8271S User manual

Atag
Atag HG311MX/T User manual

Atag
Atag HL60 G Series User manual

Atag
Atag HIDD8471E Parts list manual

Atag
Atag GM3011A User manual

Atag
Atag HG1472MDA User manual

Atag
Atag HI6171T User manual

Atag
Atag HL2B Series User manual

Atag
Atag HE6011B User manual

Atag
Atag IGT9472MBA User manual

Atag
Atag HI9572SV User manual

Atag
Atag Teppan YakiTY3011M User manual

Atag
Atag IG9571MBA User manual

Atag
Atag HIDD8471LV Parts list manual

Atag
Atag HG6471MBA User manual