
8 Batterijen plaatsen/wisselen
Voor het gebruik is een 9 V blokbatterij (Bijv. type IEC 6F22) nodig.
Ga voor het plaatsen/vervangen als volgt te werk:
1. Verwijder de schroeven aan de achterzijde van het batterijcompartiment (8) en verwijder 
het deksel.
2. Verbind de nieuwe batterij met de juiste polariteit met de batterijclip en sluit het batterijcom-
partiment in omgekeerde volgorde.
De batterij dient vervangen te worden, wanneer de display slecht leesbaar is of wanneer het 
instrument niet meer kan worden aangezet.
Verwijder de batterijen als u het instrument gedurende langere tijd niet ge-
bruikt om te voorkomen dat het door lekkende batterijen wordt beschadigd. 
Om dezelfde reden is het aan te raden, lege batterijen direct te verwijderen.
Laat batterijen niet achteloos rondslingeren. Deze kunnen worden ingeslikt 
door kinderen of huisdieren. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk een arts!
Batterijen mogen niet worden opgeladen, kortgesloten of in vuur worden ge-
worpen. Er bestaat explosiegevaar.
Lekkende of beschadigde batterijen kunnen bij huidcontact bijtende wonden 
veroorzaken. Gebruik daarom in dergelijke gevallen daarvoor bestemde be-
schermende handschoenen.
Een passende alkaline batterij kunt u bestellen onder het volgende bestelnummer: Bestelnr. 
65 25 09 (1x bestellen a.u.b.).
Gebruik zo mogelijk alleen alkaline batterijen, daar deze een grote capaciteit hebben en 
lang meegaan.
Als alternatief kan het meetapparaat ook over de zijwaartse DC-bussen (3) met een 
optionele netvoeding gevoed worden. De DC-stekker van de voeding moet aan de 
volgende eigenschappen voldoen:
Afmetingen (binnen-/buiten-Ø): 2,1 x 5,5 mm 
Polariteit: Binnen pluspool, buiten minpool. 
Uitgangspanning: 9 V/DC, gestabiliseerd
9 Gebruik
Door het drukken op de MEAS knop (1) wordt de toerentalmeter ingeschakeld en wordt de 
laser geactiveerd. De meting begint en het apparaat meet net zolang, totdat de knop weer 
wordt losgelaten.
Houd het meetapparaat steeds met de laseruittreedopening (5) van het lichaam weg en kijk 
tijdens de meting niet in de opening.
9.1 Voorbereiding voor de meting
1. Snijd van de meegeleverde, zelfklevende reectiefolie een stuk van ong. 12 mm lengte af. 
De ondergrond moet drool, stof- en vetvrij zijn.
2. Bevestig dit stuk aan de te meten golf bijv.
Bewegende delen moeten absoluut tot stilstand worden gebracht, voordat de reec-
tietekens bevestigd worden, machines tegen aanschakelen beveiligen.
3. Let u op het goede licht-donker-contrast, indien nodig eventueel de te meten objecten 
zwart kleuren (binnen de draaihoek van  het  reectieteken).  Het  niet-reecterende  deel 
moet steeds groter als het reectieteken zijn.
9.2 Meten van toerentallen (RPM-stand)
1. Druk eenmaal kort op de meetknop (1) om de display in te schakelen. Op het scherm 
moet het woord: “RPM” weergegeven worden. Is dat niet het geval, dan gebruik voor het 
omschakelen naar de meetfunctie de MODE-knop (6).
2. Druk op de meetknop (1) en houd deze ingedrukt. Op het scherm moet het woord “RPM” 
weergegeven worden en de laser is actief.
3. Richt de laserstraal rechtstreeks, maar maximaal in een 
hoek  van  +/-  45°  op  het  reectieteken.  De  afstand  van 
toerentalmeter tot markering kan 5 tot 50 cm bedragen. 
Bij  juiste  reectie  verschijnt  rechtsboven  in  het  display 
een eindsymbool , dat in detectiestand van de reec-
tietekens knippert, bijv. bij hogere toerentallen voortdurend 
verschijnt.
4. In de afbeelding (4) wordt het toerental in “RPM” = omwen-
telingen per minuut weergegeven. Verschijnt “OL” in het scherm, dan wordt het meerbereik 
overschreden.
5. Bij zeer langzaam roterende oppervlakken kan het tot meetfouten komen; dit kan men 
natuurlijk eenvoudig door aanbrengen van meerdere reectietekens, die gelijkmatijg op het 
roterende oppervlak geplakt worden, verhinderen. Het meetresultaat moet dan alleen door 
het aantal kleeftekens gedeeld worden.
6. Na het meten laat u de meetknop MEAS (1) weer los. Het meetapparaat schakelt na onge-
veer 10 seconden automatisch uit.
Een nieuwe meting begint altijd bij 0,0.
9.3 c) Meten met telfunctie (REV-stand)
De telfunctie kan bijv. ingezet worden voor stuktellingen aan een lopende banden etc. Hierbij 
wordt elke opsporing als een gebeurtenis doorlopend geteld.
Indien geen object gevonden wordt, moet de laser bij de telfunctie op een zwart of nietrefelecte-
rend vlak wijzen, om doorlopende gebeurtenissen betrouwbaar vast te kunnen leggen. Storend 
licht van andere lichtbronnen moet daarbij worden vermeden.
1. Druk eenmaal kort op de meetknop (1) om de display in te 
schakelen. Op het scherm moet het woord “REV” weerge-
geven worden. Is dat niet het geval, dan gebruik voor het 
omschakelen naar de meetfunctie de MODE-knop (6).
2. Druk op de meetknop (1) en houd deze ingedrukt. Op het 
scherm wordt het woord “REV” weergegeven en de laser 
is actief.
3. Richt de laserstraal rechtstreeks, maar maximaal in een 
hoek van +/- 45° op het te meten object. De afstand van toerentalmeter tot het object kan 
5 tot 50 cm bedragen. Bij juiste reectie verschijnt rechtsboven in het display een eindsym-
bool , dat in detectiestand van de objecten knippert, bijv. bij hogere doorloopfrequentie 
voortdurend verschijnt.
4. In de display (4) wordt het aantal vastgelegde gebeurtenissen weergegeven. Verschijnt 
“OL” in het scherm, dan wordt het meerbereik overschreden.
5. Na het meten laat u de meetknop MEAS (1) weer los. Het meetapparaat schakelt na onge-
veer 10 seconden automatisch uit.
Een nieuwe meting begint altijd bij 0.
9.4 Uitlezen van het meetwaardegeheugen
De toerentalmeter bezit een meetwaardegeheugen, waarin de kleinste meetwaarde (min), de 
laatst gemeten meetwaarde (last) en de grootste meetwaarde (max) opgeslagen wordt. Ga 
voor het uitlezen als volgt te werk:
1. Druk kort op de MEM-knop (2). Het display schakelt zich in.
2. Iedere volgende druk schakelt naar het volgende meetwaardegeheugen.
3. Volgende weergaven zijn mogelijk:
RPM-stand: Max als maximaalwaardeweergave, Min als mininaalwaardeweergave en Last 
geeft de laate gemeten waarde weer. 
REV-stand: De laatst getoonde waarde wordt weergegeven.
4. De meetwaarden blijven tot de volgende meting in het geheugen bewaard.
10 Verwijdering
10.1 Product
Elektronische apparaten zijn recyclebaar afval en horen niet bij het huisvuil. Als het 
product niet meer werkt moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor 
afvalverwerking afvoeren.
10.2 Batterij/accu’s
Haal eventueel geplaatste batterijen/accu’s uit het apparaat en gooi ze afzonderlijk van het 
product weg. U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle 
lege batterijen en accu’s in te leveren. Verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Verontreinigde batterijen/accu’s zijn met dit symbooltje gemarkeerd om aan te ge-
ven dat afdanken als huishoudelijk afval verboden is. De aanduidingen voor de 
zware metalen die het betreft zijn: Cd = Cadmium, Hg = Kwik, Pb = Lood (naam op 
(oplaadbare) batterijen, bijv. onder het afval-icoontje aan de linkerzijde).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze lialen 
of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven. Op deze wijze voldoet u aan uw 
wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
Alvorens af te danken, moeten de blootliggende contacten van batterijen/accu’s volledig wor-
den afgedekt met een stuk plakband om kortsluiting te voorkomen. Zelfs als de batterijen uitge-
put zijn, kan de resterende energie gevaarlijk zijn in het geval van kortsluiting (barsten, intense 
verhitting, brand, ontplofng).
11 Technische gegevens
11.1 Stroomvoorziening
Ingangsspanning .......................... 9 V/DC blokbatterij of 9 V/DC gestabiliseerd over externe 
DC-bus
Stroomingang ............................... ong. 45 mA
Display.......................................... 5voudig LCD
Indicatoren-actualisering .............. 1 s
Meetbereik.................................... RPM: 2 -99.999 toeren/min 
REV: 1 - 99 999
Weergavebereik toeren/min ......... 0,1 (2 - 999,9 toeren/min)/1 (>1000 toeren/min)
Nauwkeurigheid............................ ± (0,05% + 1 Digit)
Meettijd......................................... 0,5 s >120 toeren/min
Meetafstand.................................. 5 - 50 cm
Automatische uitschakeling.......... na 10 seconden zonder activiteit.
11.2 Omgeving
Bedrijfs-/opslagomstandigheden ..  0 tot +50 ºC, 10 – 90 % RV (niet condenserend)
11.3 Overig
Afmetingen ................................... 160 x 58 x 39 mm (L x B x H)
Gewicht......................................... 151 g
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, 
vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook,  bijvoorbeeld fotokopie, microverlming of 
de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. 
Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand ten tijde van het drukken.
Copyright 2021 by Conrad Electronic SE. *122624_V1_1221_02_mxs_m_nl