EMRI 3TX20 User manual

3TX203TX20
- Gebruiksaanwijzing- Gebruiksaanwijzing
- Betriebsanleitung- Betriebsanleitung
- Manual- Manual
MEI97MEI97
3TX20-2
3TX20
Spanningsregelaar
VOORWAARDEN VOOR INBEDRIJFSTELLING
Inbouw en inbedrijfname van dit produkt mag slechts geschieden door ge-
kwalificeerde personen met elektrotechnische kennis!
Dit produkt is bedoeld om ingebouwd te worden in een afgesloten machine of
schakelkast, waardoor elke vorm van aanrakingsgevaar voor personen is
uitgesloten
Raak de print tijdens bedrijf nooit aan. De print voert hoge spanning !!
Gebruik tijdens het meten van spanningen of stromen niet geaarde meetin-
strumenten.
EMRI bv wijst erop dat dit component bestemd is als onderdeel te worden in-
gebouwd of samengebouwd in een installatie of systeem waarop volgende
richtlijnen van toepassing zijn : 89/336 EEG (EMC richtlijn)
72/23 EEG (laagspanningsrichtlijn)
Specificaties:
Ingangsspanningen
Sensing U,V,W : 3x220 Volt of 3 x 380 Volt 50Hz, max.
500 Volt (sinusvormig)
Supply LH1,LH2 : 1x110 Volt, 1 x 220 Volt, 1 x 380 Volt
of 1x 440 Volt 50/60 Hz
110 :40-120 Volt, 220 : 70-240 Volt, 380
:120-410 Volt, 440 :140-480 Volt, of
andere frequenties op aanvraag
Uitgangsspanning :Ingang-voedingsspanning
Uitgangsstroom :continu 20 Amp. max. 25 A
Instelbereiken :
3 x 380 Volt :printpotmeter (S en T kortgesloten)
290-480 Volt, Sen T niet aangesloten
230-320 Volt

3TX20-3
Voedingsspanning >100 Hz
S&Tkortgesloten
Zelfopwekking
Faseuitvalb ewaking
option
connector
3x280Vmeting
3x220 Vmeting
N ietg ebruikt
Frequentiebewaking uitgeschakeld
5
8
6
7
FREQUENTIEBEWAKING
440V
380V
220V
110 V
-
LH2
+
LH1
V
spannin g fij n
F
frequentie
bewakin g
I
stabiliteit
D
dro o p
P
stabiliteit
V
spannin g
3TX20_1.cfl
4
3
2
X1
X2
S
T
TYPE:3TX20
N
W
U
V
on
1
3 x 280 Volt :printpotmeter (S en T kortgesloten)
220-350 Volt, S en T niet aangesloten
180-240 Volt
3 x 220 Volt :printpotmeter (S en T kortgesloten)
175-300 Volt, S en T niet aangesloten
150-210 Volt
Instelbereik potmeter
FIJN :ca. 4%
Nauwkeurigheid :< 1%
Opwekcircuit :In en uitschakelbaar, komt vanzelf op
spanning vanaf 4Volt bij 110 V, 10
Volt bij 220 V, 17 Volt bij 380 Ven 20
Volt bij 440 Volt voedingsspanning
(remanente generatorspanning)
Steekconnektoren :niet onderling verwisselbaar
Optiekonnektor :voor bijzondere regelingen
Droopingang :0.5 Ampère > 1 VA, bereik 4 %
Afmetingen :LxBxH 160 x 145 x 110
Gewicht :1850 gram
Beveiligingen:
3TX20-4
Ondertoerenbewaking : instelbaar tussen 40 en 60 Hz
Fasenuitval beveiliging : terugregeling van de span-
ning
Zekering : 20 AT500V 10.3 x 38.1 mm
Montage en aansluiting
De regelaar dient bij voorkeur gemonteerd te worden op trillings-
dempers. Bij montage in een gesloten kast moet er voor voldoende
ventilatie gezorgd worden. De regelaar mag eventueel direct in een
generator worden gemonteerd. De aansluiting geschiedt volgens
het het schema voor de te gebruiken applicatie. De ingangen LH1
en LH2 zijn de voedingsspanning ingangen. Deze zijn galvanisch
verbonden met de + en de -. De meting U, V, W en N is galvanisch
gescheiden van de andere klemmen. Het is niet noodzakelijk de
klem Nmet de nulleider van de generator te verbinden. Hierdoor is
het ook mogelijk de ingangen LH1 en LH2 uit een andere bron te
voeden. Het is dan wel noodzakelijk deze voeding uit te schakelen
als de generator gestopt wordt. Een dergelijke situatie kan gewenst
zijn bij bijvoorbeeld roterende frequentie-omvormers. De klemmen
Sen Tzijn voor een externe potmeter t.b.v. de spanningsinstelling.
Indien deze niet aangesloten wordt, moeten deze klemmen worden
doorverbonden met de betreffende dipschakelaar S&T op de print.
De klemmen X1 en X2 zijn voor gebruik van een drooptransformator
(statiek) bij parallelbedrijf.
Afregeling
De potmeter Vdient voor het grof afstellen van de generatorspan-
ning. Standaard is deze bij doorverbonden klemmen S en T dips-
witch S&T aan) afgeregeld op 380 V. Als deze spanning veel lager
moet zijn, dan dient de potmeter Vvoor het in gebruik nemen ge-
heel linksom te worden gedraaid. De potmeter Vfijn kan gebruikt
worden om de generatorspanning nauwkeurig in te stellen.
Als de te regelen generatorspanning anders moet zijn,kunnen de
dip-switches 220 of 280 Vgebruikt worden. Voor andere spanningen
kan ook de dipschakelaar 280 V gebruikt worden.
De potmeters Pen Idienen voor het afstellen van de stabiliteit van
de generatorspanning. Voor het in gebruik nemen stelt men deze in
de middenstand. Na het afregelen van potmeter V, moeten P en I in-
gesteld worden. Instabiliteit herkent men aan het pendelen van de
generatorspanning. In het algemeen moet Pzover mogelijk rechts-
omgedraaid worden. Als de generatorspanning instabiel wordtmoet

3TX20-5
Pweer zover linksom worden gedraaid, dat de instabiliteit verd-
wijnt. Te ver linksomdraaien van Pgeeft een slecht,week regelge-
drag. Potmeter Idient voornamelijk om het regelgedrag bij in- en
uitschakelen van de belasting te verbeteren. Hij heeft invloed op de
regelsnelheid. De stand is meestal niet kritisch. In een enkel geval
moet met beide potmeters gewerkt worden om een goede stabiliteit
te verkrijgen.
Frequentiebewaking
De regelaar is voorzien van frequentiebewaking. Deze bewaking
regelt de generatorspanning terug naar een lage waarde (ongeveer
de helft van de voedingsspanning) als de frequentie beneden de
ingestelde waarde komt. Standaard is dit afgesteld op 45 Hz. Afstel-
len gebeurt bij de nominale frequentie door de potmeter eerst links-
om te draaien totdat de spanning terugvalt en de rode LED gaat
branden. Daarna de potmeter langzaam rechtsom totdat de rode
LED weer dooft en de spanning weer terugkomt (het terugkomen uit
de frequentie bewaking gaat middels een hersteltijd om pendelen
te voorkomen). Hierna de potmeter nog een tikje verder rechtsom
draaien. De instelling is niet erg kritisch.
N.B.: De frequentie van de generator wordt bepaald door het toe-
rental en kan alleen worden afgesteld bij de aandrijfmotor.
De regelprint kan hier niets aan veranderen.
Fasenbewaking
De regelaar is voorzien van fase-uitvalbewaking. Als een van de
drie fasen op de aansluitklemmen ontbreekt, regelt de generator-
spanning terug naar een lagere waarde (ongeveer 50 %) en gaat de
rode LED branden.
Parallelbedrijf
Voor regeling van parallelbedrijf met andere generatoren is als
extra een statiektrafo leverbaar. Deze trafo moet op de klemmen
X1 en X2 worden aangesloten volgens de schema's. De potmeter D
(droop) is voor het instellen van de droop bij parallelbedrijf. Paral-
lelbedrijf kan in principe met elke andere generator welke ook een
regeling met statiektrafo heeft. Het heeft de voorkeur om identieke
regelingen te gebruiken.
Bijzonderheden
3TX20-6
De regelaar is voorzien van een optie connector voor het aansluiten
van opties, zoals een meetfilter of een cos phi regelaar. Normaal
bevat deze connector een dummy connector. Deze dummy connec-
tor moet in de connector zitten als er geen opties zijn aangesloten.
De regelaar is tevens voorzien van acht dipswitches S1. Deze swit-
ches hebben de volgende functies:
1 = on : Zelfopwekking ingeschakeld
2 = on : 3 x 220 Volt sensing
3 = on : 3 x 280 Volt sensing
4 = on : Fasenuitvalbewaking uitgeschakeld
5 = on : S & T kortgesloten
6 = on : Voedingsspanningfrequentie > 100 Hz (speciaal)
7 = on : Niet gebruikt
8 = on : Frequentiebewaking uitgeschakeld
Spanningsopbouw circuit
De 3TX20 spanningsregelaar beschikt over een speciaal circuit die
de generator al vanaf een remanente spanning vanaf 4Volt (afhank-
elijk van de gekozen voedingsspanning) op spanning kan brengen.
Aansluitschema waarbij de voedingsspanning voor de regelaar uit
de generatorfase gehaald wordt. Als er geen parallelbedrijf hoeft te
zijn kan de statiektransformator vervallen.

3TX20-7
AFREGELPROCEDURE PARALLELBEDRIJF
Stap 1
Zet de drooppotentiometer in de middenstand. Regel regelaars van
de generatoren in eilandbedrijf goed af bij diverse belastingen.
Stap 2
Regel de generatorspanning van beide generatoren af op exact
dezelfde waarde. Dit dient te geschieden in eilandbedrijf en in
onbelaste toestand. De spanning moet bij voorkeur op beide machi-
nes met dezelfde meter gemeten worden.
Stap 3
Schakel de generatoren parallel en regel met de aandrijfmotor de
geleverde kW's gelijk. Hierna moeten de geleverde generatorstro-
men ongeveer gelijk zijn bij wisselende belasting. Is dit niet het
geval dan kan dit afgeregeld worden met de drooppotentiometer. In
geen geval mag dit worden afgeregeld met de potentiometer voor
de spanningsinstelling.
N.B.: De statiektrafo met statiekpotmeter zorgt ervoor dat de gene-
ratorspanning afhankelijk van de stroom en de cosphi va-
rieert. Dit moet zodanig zijn, dat bij toenemende ohmse of
inductieve belasting de generatorspanning iets daalt. Als dit
andersom werkt, dan moeten de secundaire aansluitingen
van de statiektrafo onderling worden gewisseld.
Installatie van droopkit
De droopkit bestaat uit een statiektransformator, hetgeen in principe
een speciaal gedimensioneerde stroomtrafo is. De statiektrafo moet
in de hoofdstroom van de generator worden opgenomen. Hiervoor
moet de betreffende kabel door de statiektrafo gestoken worden. De
maximum generatorstroom mag de maximum stroom van de sta-
tiektrafo (zie typeplaatje op de trafo) niet overschrijden. Als de ge-
neratorstroom veel lager is dan de stroom van de statiektrafo dan
moet de generatorkabel meerdere malen door de trafo worden
gestoken. Het aantal malen doorsteken vermenigvuldigd met de
generatorstroom mag de trafostroom niet overschrijden.
Hulp bij problemen met parallelbedrijf
3TX20-8
-Parallelbedrijf werkt niet goed
Kontroleer
-aansluitingen van de regelaar en de droop-, statiektrafo)
met het juiste schema
-richting van de droop-, statiektrafo
-richting van het draaiveld van de generator
-of de droop-, statiektrafo in één uitloper van een fase zit.
De stroom door de droop-, statiektrafo moet zoveel moge-
lijk gelijk zijn aan de komplete fasestroom. Probeer even-
tueel een andere uitloper.
-spanningen van de generatoren in onbelaste toestand.
Deze moeten gelijk zijn.
-de stabiliteit van de aandrijfmotoren en de vermogensde-
ling hiervan
In alle gevallen waarbij de genoemde mogelijkheden niet de oor-
zaak van het probleem zijn, is het aan te bevelen een deskundige
in te schakelen of de generator bij een reperatiebedrijf te laten
kontroleren.
Hulp bij problemen met inbedrijfnemen
-Generator geeft helemaal geen spanning:
Kontroleer
-aansluiting van de regelaar
-toerental van de generator
-windingen van de generator op aardsluitingen velden, an-
ker en stator
-windingen van de generator op onderlinge sluitingen
-windingen van de generator op sluiting velden, anker en
stator
-losse verbindingen in windingen van de generator velden,
anker en stator
-eventueel aanwezige gelijkrichters op het anker of van
een kompoundsysteem
-ingeschakelde belasting die op spanning komen bemoei-
lijkt
-help de generator op spanning met behulp van een akku
volgens het field flash schema

3TX20-9
-Generatorspanning blijft laag en laat zich niet regelen
Kontroleer
-aansluiting van de regelaar
-toerental van de generator
-instelling van de frequentiebewaking van de regelaar
-eventueel aanwezige gelijkrichters op het anker
-doorverbinding of potmeter op de klemmen S en T
-Generatorspanning blijft instabiel en laat zich niet regelen
Kontroleer
-instellingen van de stabiliteitspotmeters van de regelaar
-aansluiting van de regelaar
-toerental van de generator (instabiel)
-windingen van de generator op aardsluitingen velden, an-
ker en stator
-Generatorspanning is te hoog en laat zich niet regelen
Kontroleer
-aansluitingen van de regelaar (alle drie de fasen aanwe-
zig)
-setting van de spanningspotmeter en de externe potmeter
op S en T
-eventueel aanwezig kompoundsysteem met spoelen of
trafo’s
-eventueel aanwezige hulpschakeling voor het op spanning
brengen van de generator
-Zekering van de regelaar raakt defekt
Kontroleer
-juiste keuze van de regelaar
-windingen van de generator op aardsluitingen velden, an-
ker en stator
-windingen van de generator op onderlinge sluitingen
-windingen van de generator op sluiting velden, anker en
stator
-losse verbindingen in windingen van de generator velden,
anker en stator
-aansluiting van de regelaar
-toerental van de generator
-eventueel aanwezige gelijkrichters op het anker of van
3TX20-10
een kompoundsysteem
In alle gevallen waarbij de genoemde mogelijkheden niet de oor-
zaak van het probleem zijn, is het aan te bevelen een deskundige
in te schakelen of de generator bij een reperatiebedrijf te laten
kontroleren.
Aansluitschema met voeding tussen fase en nul

3TX20-11
voedings-
spanning
Vx
Verbinding
volgensVx
op
tio
n
co
nn
ec
tor
Voedingsspanning>100 Hz
S&Tkortgesloten
Faseuitvalbewaking
3x280 Vmeting
3x220 Vmeting
Zelfopwekking
Nietgebruikt
Frequentiebewakinguitgeschakeld
5
8
6
7
FREQUENTIEBEWAKING
440V
380V
220V
110V
-
LH2
+
LH1
Vspanning fijn
Ffrequentie
bewaking
Istabiliteit
Ddroop
Pstabiliteit
Vspanning
4
3
2
X1
X2
S
T
TYP E: 3TX20
N
W
U
V
o
n
1
S1
S2
Hoofdstroom
Draaiveldrechtsom
veld
hoofd
stator
Aansluitschemavoorvoeding
uitde generatorfase
P2
P1
Dro op-
trafo
3TX20_4.cfl
WV
U
10Ko h m
ofdoorverbindin g
op
tio
n
co
nn
ec
tor
Supplyvoltage>100Hz
S&Tconnected
Phaseloss protection
3x280 Vsensing
3x220 Vsensing
Selfexcitation
Free
Frequencytripdisabled
5
8
6
7
FREQUENCYTRIP
440V
380V
220V
110V
-
LH2
+
LH1
Vvoltagefine
Ffrequency trip
Iactionstability
Ddroop
Paction stability
Vvoltage
4
3
2
X1
X2
S
T
TYP E: 3TX20
N
W
U
V
o
n
1
S1
S2
Generatoroutput
Rotation clockwise
exciter
main
stator
Connection diagramusing supply
fromthe generatorphase
P2
P1
Dro op-
trafo
3TX20_3.cfl
WVU
10Ko h m
orbridged
Aansluitschema voor voeding tussen twee fasen
Aansluitschema voor een externe voeding
3TX20-12
FABRIKANTENVERKLARING
Wij,
Elektrotechnisch Wikkelbedrijf EMRI b.v. te Ede
Morsestraat 10, 6716 AH te Ede
verklaren hiermee dat het produkt :
3TX20
-Geen intrinsieke funktie heeft, maar ertoe bestemd is als
onderdeel te worden ingebouwd in een generator waarop
volgende richtlijnen van toepassing zijn :
89/336 EEG (EMC richtlijn)
72/23 EEG (laagspanningsrichtlijn)
89/392 EEG (machinerichtlijn)
en daarom niet vanaf de fabrikant vergezeld kan gaan van een EG-
verklaring van overeenstemming voor bovengenoemde richtlijnen.
-EMRI verklaart dat de door haar geproduceerde spannings-
regelaar binnen de voor dit produkt geldende specificaties,
zal voldoen aan de voor deze produkten geldende richtlij-
nen, te weten de emc richtlijn en de laagspannings richtlijn.
Specifiek zijn dan de volgende geharmoniseerde normen op
de door EMRI geproduceerde produkten van toepassing :
-NEN EN 50081-2, Elektromagnetische compatibiliteit,
emissie,Industriële omgeving
-NEN EN 50082-2, Elektromagnetische compatibiliteit,
immuniteit, Industriële omgeving
Nederland, Ede, 1 januari 1997
Elektrotechnisch Wikkelbedrijf EMRI b.v.
H. Duismann
Direkteur

3TX20-13
EMC aanwijzingen
Als gevolg van verschillende kwaliteiten generatoren en de daard-
oor voortvloeiende verschillen in optredende en opgewekte sto-
ringenen zijn hieronder een aantal tips gegeven welke tot een goed
EMC resultaat kunnen leiden:
-Plaats de regelaar in de generator of in een plaatstalenkast
welke afscherming geven tegen storingen van buitenaf en
naar buiten.
-Houd de aansluitdraden die stroomvoerend zijn zo kort mo-
gelijk, en leg draden waarvan de som van de stromen nul is
naast elkaar (+ en -, LH1, LH2 en LH3).
-Het is aan te bevelen om de bekrachtigingsstroom in verhou-
ding tot de generatorfasestroom zo laag mogelijk te houden.
-Als bij een specifieke applicatie de werking wordt gestoord of
de regelaar storingen introduceert kunnen wij uonze service
aanbieden om hiervoor een oplossing te vinden.
3TX20-14
3TX20
Voltage regulator
CONDITIONS FOR INSTALLATION AND
COMMISSIONING
Mounting and commissioning of this product may only be done by qualified
people with knowledge of electrical machine
This product is meant to be build in, in a closed cabinet or machine, so that
any contact with persons is excludeds !
Do not touch the printed cardboard during operation. High Voltage!
Only use isolated measuring instruments.
EMRI bv points out that this product is meant to be assembled as a
component in asystem or installation on which the following standards take
effect : 89/336 EEG (EMC guidelines)
72/23 EEG (Low voltage guidelines)
Specifications
Voltages
Sensing U,V,W :3x220 Volt or 3 x 380 Volt, 50 Hz,
max. 500 Volt (sinusoidal voltage)
Supply LH1,LH2 :1x 110 Volt, 1 x 220 Volt, 1 x 380 Volt
or 1 x 440 Volt 50/60 Hz
110 : 40-120 Volt, 220 : 70-240 Volt, 380
:120-410 Volt, 440 :140-480 Volt, or
other frequency on request
Output voltage :powersupply terminals
Output current :continu 20 Amp. max. 25 A
Adjusting range :
3 x 380 Volt :printed cardboard potentiometer (S
and Tshort circuited) 290-480 Volt, S
and T not connected 250-320 Volt

3TX20-15
>100 HzSupplyvoltage
S&Tconnected
Selfexcitation
Phaseloss protection
option
connector
3x280Vsensing
3x220 Vsensing
Free
Frequency tripdisabled
5
8
6
7
FREQUENC YTRIP
440V
380V
220V
110 V
-
LH2
+
LH1
V
voltage fin e
F
frequenc y trip
I
actio n stability
D
dro o p
P
actio n stability
V
voltage
3TX20_1.cfl
4
3
2
X1
X2
S
T
TYPE:3TX20
N
W
U
V
on
1
3 x 280 Volt :printed cardboard potentiometer (S and T
short circuited) 220-350 Volt, Sand Tnot
connected 180-240 Volt
3 x 220 Volt :print cardboard potentiometer (S and T
short circuited) 175-300 Volt, Sand Tnot
connected 150-210 Volt
:app. 4 %
Accuracy :< 1 %
Self excitation :self exciting from 3 Volt remanent
voltage
Removable connectors: not mutually exchangeable
Optionconnector :for optional regulations
Droopinput :0.5 Ampere > 1 VA, reach 4 %
Sizes :LxBxH 160 x 145 x 110
Weight :1850 gram
Protections
Underspeed :adjustable between 40 and 60 Hz
Phaseloss detection :generator voltage reducing
Fuse :20 AT 500 V 10.3 x 38.1 mm
Installation
3TX20-16
It is preferred to place the regulator on vibration isolating
separators. If placed in a closed cabinet, there must be sufficient
ventilation, because of the produced heat. The regulator may be
placed directly in the generator. The connection is according to the
diagram for the appropriate application. The connections LH1 and
LH2 are the powersupply terminals. They are electrically connected
with the +and -. The measurement U, V and W are electrically
isolated from the other therminals. Therefore it is possible to
connect LH1, LH2 and LH3 to a separate powersupply. This supply
must be switched of when the generator is stopped, eg. when used
in rotating convertors. The terminals S and T are for an external
potmeter for voltage adjustment. If not connected, these terminals
must be shortened with the dipswitch S and T on the printed
cardboard.
The terminals X1 and X2 are for connecting the optional droopkit for
parallel operation.
Adjustment
The potmeter Vis for rough adjustment of the generatorvoltage.
This potmeter is factory set to 380 V with S and T connected
(dipswitch Sand Ton). If the desired generatorvoltage must be
much less, the potmeter V must be turned completely
counterclockwise before starting up. The potmeter V fine can also
be used for establissing exactly the generatorvoltage.
If the arranged generatorvoltage is 220 V, you have to set the
dipswitch 220 Vin on position. For other voltages you can also use
the dipswitch 280 V.
The potmeters Pand Iare for adjusting the voltage stability. Before
starting up these potmeters are in centre position. Instability is
recognized by acontinuous varying of the generatorvoltage. In
general the Pmust be turned as far clockwise as possible, without
starting the voltage to vary. If instability occurs on the generator-
voltage the P must be turned just so far counterclockwise, that the
instability disappears. Turning too far counterclockwise will result in
apoor, weak regulating behaviour. The potmeter Iis to optimize the
regulating behaviour during load changes. It changes the regulating
speed. Mostly it doesn’t require very precise adjustment. Sometimes
alternating adjustment of both potmeters is necessary.
Frequency trip
The regulator has afrequency-trip function. This function drops the
generatorvoltage to approximately 50 % of the nominal value, when

3TX20-17
the genator frequency comes below the adjusted value. The factory
adjustment is 45 Hz. Adjustment is made at norminal frequency by
turning the potmeter counterclockwise until the voltage decreases
and the red LED goes on. Next slowly turn the potmeter to the right
until the red LED goes of and the voltage switches goes back to
normal (recovering from afrequency-trip situation occurs after a
delay to prevent oscillation). It is recommended to turn it a little
further to achieve a safety margin.
Note: The frequency of the generator is determined by its rotating
speed. The voltage regulator can not adjust the actual
frequency.
Missing phase detection
The regulator has abuild-in protection against missing phases. If
one of the three phases is missing, the generator voltage will
decrease to approximately 50 %of its nominal value. In this case the
red LED will burn.
Parallel operation
Parallel operation is possible, when using our droop-kit. This kit has
to be connected on X1 and X2 according to the diagrams. The
potmeter D (droop) is for adjusting the droop in parallel operation.
The generator may operate in parallel with other generators, which
use the same method. It is recommendable to use identical voltage
regulators.
Special settings
The regulator is equipped with an option connector for connecting
of optional facilities, such as a measuring filter of powerfactorregu-
lating. Normally there is dummy plug in it. This dummy should not
be removed if the connector is not used. The regulator is also
equipped with eight dipswitches S1-S8.
3TX20-18
The switches have the following functions:
1 = on :self excitation switched on
2 = on :3 x 220 Volt sensing
3 = on :3 x 280 Volt sensing
4 = on :missing phase detection switched off
5 = on :S & T connected
6 = on :feeding frequency > 100 Hz (special)
7 = on :not used
8 = on :frequency trip disabled
Self excitation circuit
The 3TX20 voltageregulator has a special circuit which can excitate
the generator from 3Volt remanent voltage of the generator to its
nominal voltage (depends on the selected feeding-voltage).
Connection diagram using supply voltage from a generator phase.
When parallel operation is not necessary, the drooptransformer may
be leaved out.

3TX20-19
ADJUSTINGPROCEDURE FOR PARALLELOPERATION WITH VOLTA-
GEDROOP
Step 1
Adjust the drooppotmeters Dto middle position. Adjust the regula-
tors of all generators in single operation. Take care for good regu-
lation behaviour at all possible load conditions.
Step 2
Adjust the generatorvoltage of all generators to exactly the same
value at no-load. This must be done in single operation. The voltage
should preferably be measured with the same instrument at all
generators.
Step 3
Switch generators parallel and adjust the load (in kW) with the
driving engine to the same value for all generators. If the generators
are not equal sized, the load must be divided corresponding to
ratio. After this the generatorcurrent must be equal (or divided to
ratio) at all load conditions. When this is not the case it may be
adjusted with the drooppotmeter. In no case it may be adjusted with
the potmeters for voltage adjustment.
Note: The droopkit makes the generatorvoltage dependend of the
loadcurrent and the powerfactor. The generatorvoltage
should decrease at increasing load with an inductive
powerfactor less or equal then one. If it is the other way
around, the secondary connections of the drooptransformer
should be changed.
Installation of droopkit
The droopkit consists of adrooptransformer, which is basically a
special designed currenttransformer. The drooptransformer must be
placed in the generators main current according to the connecting
diagrams of ourregulators. The maximum current of the drooptrans-
former (see tag plate) must be equal or more then the generator
maximum current. If the generator main current is much less then
the drooptransformers current, the generator cable must be led
through the drooptransformer twice or more. Be sure that the
amount of windings multiplied with the generatorcurrent does not
exceed the maximum current of the drooptransformer must be
3TX20-20
installed separately according to the diagrams.
Troubleshooting during commisioning paralleloperation
-Paralleloperation does no work properly
Check
-connections of the voltage regulator and the drooptrans-
former according the correct diagram
-direction of the drooptransformer
-clockwise rotation of the generators main voltage
-the current through the drooptransformer. The current
must as much as possible of the phasecurrent.
-voltages of the generators in no load conditions. These
voltages must be equal.
-the stability of the engines and the load sharing of the
engines
In all cases where you are not able to solve the problem with this
help, we advise you to contact an expert or let the generator check
in an electrical repair workshop.
Troubleshooting during commisioning
-Generator does not give voltage at all
Check
-connections of the avr
-rotating speed of the generator
-windings of the generator for shortcircuits to earth on
fields, exciters, rotor and stator
-windings of the generator for shortcircuits between phases
-windings of the generator for shortcircuits on fields,
exciters, rotor and stator
-lose connections of fields, exciters, rotor and stator
-rectifiers on the rotor or from compound systems
-load which is already switched on
-excitate the generator according the field flash diagram
-Generatorvoltage remains low and is not adjustable
Check
-connections of the avr
-rotating speed of the generator

3TX20-21
-setting of the frequencytrip of the avr
-rectifiers on the rotor
-potentiometer or jumper between the terminals S and T
-Generatorvoltage remains instable and is not adjustable
Check
-settings of the stability potentiometers from the avr
-connections of the avr
-rotating speed of the generator
-windings of the generator for shortcircuits to earth on
fields, exciters, rotor and stator
-Generatorvoltage to high and is not adjustable
Check
-connections of the avr (three phases)
-setting of the voltage potentiometer on the printed
cardboard or the potentiometer between S and T
-presence of kompound systems
-presence of self excitation systems or build up units
-Fuse of the avr is blown
Check
-rating of the avr for the machinedata
-windings of the generator for shortcircuits to earth on
fields, exciters, rotor and stator
-windings of the generator for shortcircuits between phases
-windings of thegenerator for shortcircuits on fields,
exciters, rotor and stator
-lose connections of fields, exciters, rotor and stator
-connections of the avr
-rotating speed of the generator
-rectifiers on the rotor or from compound systems
In all cases where you are not able to solve the problem with this
help, we advise you to contact an expert or let the generator check
in an electrical repair workshop.
3TX20-22
op
tio
n
co
nn
ec
tor
Supplyvoltage>100Hz
S&Tconnected
Phaseloss protection
3x280 Vsensing
3x220 Vsensing
Selfexcitation
Free
Frequencytripdisabled
5
8
6
7
FREQUENCYTRIP
440V
380V
220V
110V
-
LH2
+
LH1
Vvoltagefine
Ffrequency trip
Iactionstability
Ddroop
Paction stability
Vvoltage
4
3
2
X1
X2
S
T
TYP E: 3TX20
N
W
U
V
o
n
1
S1
S2
Generatoroutput
Rotation clockwise
exciter
main
stator
Connection diagramusing supply
fromthe generatorphase
P2
P1
Dro op-
trafo
3TX20_3.cfl
WV
U
10Ko h m
orbridged
Connection diagram, supply phase to neutral
Connection diagram, supply phase to phase

3TX20-23 3TX20-24
DECLARATION OF INCORPORATION
We, manufacturer
Elektrotechnisch Wikkelbedrijf EMRI b.v. te Ede
Morsestraat 10, 6716 AH, Ede, The Netherlands
declare that the product :
3TX20
-Donot has an intrinsic function but is meant for incorporation
in generators, which have to be certified to be in compliance
with the provisions of the following guidelines:
89/336 EEG (EMC guidelines)
72/23 EEG (Low voltage guidelines)
89/392 EEG (Machine guidelines)
and therefore cannot be certified by the manufacturer.
-EMRI declares that the voltage regulator used within the
specifications of this product will meet the provisions of the
described guidelines. Specific the following guidelines are
applied:
-NEN EN 50081-2, Elektromagnetic compatibility, emission,
Industrial environment
-NEN EN 50082-2, Elektromagnetic compatibility, immunity,
Industrial environment
The Netherlands, Ede, 1 januari 1997
Elektrotechnisch Wikkelbedrijf EMRI b.v.
H. Duismann
Director

3TX20-25
3TX20
Spannungsregler
KONDITIONEN FÜR INBETRIEBNAHME
Einbau und Inbetriebnahme dieses Produktes darf nur von Elektrotechnisch
qualifizierten Personen stattfinden!
Dieses Produkt ist für den Einbau in einen Schaltschrank oder einer Maschi-
ne, damit jeder Berührunggefahr für M enschen vermieden wird.
Berühren Sie die Platine nie während des Betriebes. Die Platine führt Hohe
Spannung !!
Verwende nur potentialfreie Meßgeräte.
EMRI bv weist hin auf das Folgende: Dieses Produkt ist für den Einbau als Teil,
oder Zusammenbau in einer Anlage auf welche die folgende Vorschriften
Beziehung haben:
89/336 EEG (EMC)
72/23 EEG (Vorschrift für Niederspannungsanlage)
Spezifikationen
Spannungen
Meßspannung U,V,W :3 x 220 Volt oder 3 x 380 Volt, 50 Hz.,
max. 500 Volt (sinuskurvig)
Versorgung LH1,LH2 :1x110 Volt, 1 x 220 Volt, 1 x 380 Volt
oder 1 x 440 Volt, 50/60 Hz
110 :40-120 Volt, 220 :70-240 Volt, 380
: 120-410 Volt, 440 : 140-480 Volt
oder andere Frequenz auf Antrag
Ausgangsspannung :Eingang Versorgungsspannung
Ausgangsstrom :Kontinu 20 Amp., max. 25 A
Einstellbereich :
3 x 380 Volt :Potiometer (S und T kurzgeschlossen)
290-480 Volt, S und T nicht
angeschlos-sen 230-320 Volt
3 x 280 Volt :Potiometer (S und T kurzgeschlossen)
220-350 Volt, S und T nicht an-
geschlossen 180-240 Volt
3TX20-26
option
connector
Versorgungssp.>100Hz
S&Tgebruckt
Fasenausfalluberwachung
3x280 Vmessung
3X220 Vmessung
Selbtserregung
nichtbenutzt
Freq.uberw.gesperrt
5
8
6
7
FREQ. UBERWACHUNG
440V
380V
220V
110V
-
LH2
+
LH1
V
spannung fein
F
req.uberw.
I
stabilitat
D
statik
P
stabilitat
V
spannung
3TX20_1.cfl
4
3
2
X1
X2
S
T
TYPE:3TX20
N
W
U
V
on
1
3 x 220 Volt :Potiometer (S und T kurzgeschlossen)
175-300 Volt, S und T nicht an-
geschlossen 150-210 Volt
Einstell bereich Potio-
meter fein :zirka 4 %
Genauigkeit :< 1 %
Selbst erregung :Nach wahl in oder ausen Betrieb.
Der Selbsterregung funkioniert ab 4
Volt remanenz Spannung.
Stechbare konnektoren :nicht gegenseitig verwechselbar
Optionskonnector :für optionen wie Volt per Herz, lei-
stungs faktor, usw.
Statikeingang :0.5 Ampere > 1 VA, bereich 4 %
Maßen :LxBxH 160 x 145 x 110
Gewicht :1.850 gram
Schutzen
Unterdrehzahl :Einstelbar zwischen 40 und 60 Hz
Phasenausfall detektion :Spannungsermäßigung
Sicherung :20 AT 500 V 10.3 x 38.1 mm
Einbau und Anschlu$$
Der Regler kan auf Puffer angebracht werden. Beim Einbau in ei-
nem kleinen geschlossenen Kasten müssen Sie für Ventilation sor-

3TX20-27
gen. Der Regler darf ggf. direkt in einen Generator eingebaut wer-
den. Beiliegend finden Sie den Anschlu$plan für einen
Dreiphasengenerator von 380V. Die Eingängen LH1 und LH2 sind
auf gleichem potential wie die Klemmen + und -. Die Meßungen U,
V, Wund Nsind auf gleichem potential wie die andere Klemmen.
Die meßeingang ist potentialfrei. Hierdurch ist es auch möglich der
Regler aus einen anderen Brunnen zu speisen. In diesem Fall ist es
notwendig diese Speisung aus zu schalten wenn der Generator
gestopt wird. Solch eine Situation könnte wünschenswert sein bei
beispielsweise rotierende Frequenzumformer.
Die Klemmen Sund T sind für ein externes Potentiometer (zur
Spannungseinstellung) bestimmt. Falls kein Potentiometer ange-
schlossen wird, müssen diese Klemmen überbrückt werden mittels
Dipschalter S&T.
Einstellung
Das Potentiometer Vdient zum Einstellen der Generatorspannung.
Standardmäßig (wenn die Klemmen S und T überbrückt sind) ist
diese Spannung auf 380 V eingestellt. Wenn diese Spannung viel
niedriger ist, muß das Potentiometer V vor Betriebnahme völlig
nach links gedreht werden. Fur andere Spannungen künnen Sie
auch Dipschalter 220, oder 280 Volt gebrauchen.
Die Potentiometer Pund Idienen zur Einstellung der Stabilität der
Generatorspannung. Vor in Betriebnahme müssen diese in der
mittleren Stellung stehen. Nach Einstellung des Potentiometers V
müssen Pund Ieingestellt werden. Instabilität läßt sich am schwan-
ken der Generatorspannung erkennen. Im allgemeinen muß P so
weit wie möglich nach rechts gedreht werden. Wenn die Generator-
spannung instabil wird, muß Pgerade so weit nach links gedreht
werden, daß die Instabilität augehoben wird. Wenn Sie P zu weit
nach links drehen, resultiert dies in einem schlechten, weichen
Regelverhalten. Potentiometer I dient hauptsächlich zur Verbes-
serung des Regelverhaltens bei Ein- bzw. Ausschalten der Bela-
stung. Dieses Potentiometer beeinflußt die Regelgeschwindig-keit.
Die Position ist meistens nicht kritisch. In Einzelfällen müssen beide
Potentiometer benutzt werden, um eine gute Stabiliteit zu errei-
chen.
Frequenzüberwachung
Der Regler ist mit einer Frequenzüberwachung ausgestattet. Diese
3TX20-28
Überwachung regelt die Generatorspannung auf einen niedrigen
Wert herab (etwa die Hälfte der Generatorspannung) wenn die
Frequenz einen vorgegebenen Mindestwert unterschreitet. Dieser
Wert ist standardmäßig auf 45 Hz. eingestellt. Dieser Schaltpunkt
läßt sich einstellen, indem man das Potentiometer zunächst nach
links dreht, bis die Spannung abfällt, und anschließend langsam
solange nach rechts, bis die LED erlischt.
Zurückkehren aus unterdrehzahlüberwachung erflogt erst nach
einen Verzögerung.
Hinweis :Die Frequenz des Generators wird von der Drehzahl
bestimmt und kann nur beim Antriebsmotor eingestellt
werden. Die Steuerplatte hat keinen Einfluß auf die Fre-
quenz. Die Frequenzüberwachung des Reglers kann
durch Ausschalten des DIP-Schalters beendet werden.
Phasenausfallüberwachung
Der Regler verfügt über eine Phasenausfallüberwachung. Falls eine
der drei Phasen auf den Anschlußklemmenfehlt, wird die Genera-
torspannung auf einen niedrigeren Wert (circa 50 %) herunter ge-
regelt, und die LED leuchtet.
Parallelbetrieb
Zur Regelung des Parallelbetriebs mit anderen Generatoren ist ein
Statikwandler als Sonderzubehör erhältlich. Dieser Wandler muß
mit die Klemmen X1 und X2 angeschlossen werden. Der Potentio-
meter Dist für einstellen von der Droop im Parallelbetrieb. Der
Parallelbetrieb ist prinzipiell mit jedem anderen Generator, der
ebenfalls über eine Regelung mit Statikwandler verfügt, möglich.
Vorzugsweise sollten identische Regelungen verwendet werden.
Besonderheiten
Der Regler ist mit einem speziellen Steckverbinder für den An-
schluß von Zusatzeinrichtungen wie z.B. einem Meßfilter oder ei-
nem CosPhi-Regler ausgestattet. Normalerweise enthält dieser
Steckverbinder einen Blindsteckverbinder. Der Blindsteckverbinder
muß sich in dem Steckverbinder befinden, wenn keine Zusatzein-
richtungen angeschlossen sind. Der Regler verfügt außerdem über
acht DIP-Schalter.
Diese DIP-Schalter haben folgende Funktionen:
1 = on :Selbsterregung eingeschaltet

3TX20-29
2 = on :3 x 220 Volt meßspannung
3 = on :3 x 280 Volt meßspannung
4 = on :Phasenausfallüberwachung ausgeschaltet
5 = on :S und T kurzgeschlossen
6 = on :Versorgungsspannungfrequenz > 100 Hz
7 = on :Nicht gebraucht
8 = on :Frequenzbewachung ausgeschaltet
Selbsterregungschaltung
Der 3TX20 Regeler verfügt über ein Selbsterregungsschaltung, wel-
che ein- und ausgeschaltet werden kann. Der Selbsterregungsschal-
tung funktioniert ab 4 Volt remanenz spannung
EiNSTELLUNGEN BEI PARALLELBETRIEB
Stufe 1
Drehen Sie den Statikpotentiometer Din mittelstellung, und justie-
ren Sie erst die Stabilität der Generatoren.
Stufe 2
Gleichen Sie die Spannung an der Generatoren in unbelasteten
Betriebszustand ab
Stufe 3
Schalten Sie die Generatoren parallel und gleichen SIe mit den
Antriebsmaschinen die Leistung der Generatoren ab. Die Ströme
der Generatoren müssen jetzt gleich sein. Wenn dies nicht der Fall
ist, kann das abgeglichen werden mit dem Statikpotentiometer. Es
darf dabei nicht mehr an der Spannungseinstellung des Reglers
justiert werden.
Achtung
Der Statikwandler und Statikpotentiometer regeln die Spannung
des Generators abhängig vom Generatorstrom und deren Leistungs-
faktor zurück. Wenn dies nicht der Fall ist, ist entweder der Statik-
wandler oder die Verdrahtung nicht richtig montiert.
Montage des Statiksatzes
Der Statiksatz besteht aus einer Statikwandler, welches einer spe-
ziall dimensionierter Wandler ist. Der Statikwandler muß in den
3TX20-30
Phasenstrom des Generators eingebaut werden. Der Primärstrom
muß mindestens dem Nennstrom des Generators entsprechen.
Wenn der Generatorstrom viel weniger ist als der Primärstrom des
Statikwandlers, kann der Strom der Wandler mehrere malen durch-
geführt worden.
Tips zur lösung von Problemen mit Parallelbetrieb
-Falls das Parallelbetrieb nicht gut funktioniert
Kontrolier
-Verdrahtung des Reglers und Statikwandlers
-Richtung des Statikwandlers
-Drehrichtung des Generators
-Ist der Strom durch den Wandler dem Genera-torstrom
ähnlich, oder ist der Wandler nur in einen Draht des
Generatorphasenstrommontiert. Am besten ist der Sta-
tikwandler von dem ganzen Generatorstrom zu durch-
fließen.
-Die Generatorspannungen in unbelasteten Zustand
-Stabilität der Antriebsmaschinen
In allen fällen, wenn das Problem nicht gelöst werden kann ist es
Ratsam einen E-Techniker einzuschalten, oder den Generator in
eine Fachwerkstatt zu bringen.

3TX20-31
ABHILFE BEI STöRUNGEN BEIM INBETRIENEHMEN
-Generator erregt sich nicht
Kontrolier
-Verdrahtung des Reglers
-Antriebsdrehzahl
-Erdschluß in der Generator-, Erreger-, oder Feld-
wicklung
-Kurzschluß in der Generatorwicklung zwischen den
Phasen
-Kurzschluß in der Generator-, Erreger-, oder Feldwick-
lung
-Unterbrechungen in der Generator-, Erreger-, oder Feld-
wicklung
-Den rotierenden Gleichrichter
-Die zugeschaltete Belastung
-Errege den Generator mit hilfe des Fremder-regunsplan
-Generatorspannung zu niedrig
Kontrolier
-Verdrahtung des Reglers
-Antriebsdrehzahl
-Reglereinstellung
-Den rotierenden Gleichrichter
-Potentiometer oder Brücke zwischen die Klemmen S
und T
-Generatorspannung bleibt instabil
Kontrolier
-Stabilitätseinstellungen des Reglers
-Verdrahtung des Reglers
-Antriebsdrehzahl
-Brücke zwischen die Klemmen X und X
-Erdschluß in der Generator-, Erreger-, oder Feldwick-
lungen
-Generatorspannung zu hoch
Kontrolier
-Anschlusse des Reglers
-Spannungseinstellung des Reglers
-Anwesenheit eines Kompoundsystems
3TX20-32
optionconnector
Versorgungssp.>100HzS&TgebrucktFasenausfalluberwachung3x280Vmessung3X220VmessungSelbtserregungnichtbenutztFreq.uberw.gesperrt
5
8
6
7
FREQ.UBERWACHUNG440V380V220V110V-LH2+LH1VspannungfeinFreq.uberw.IstabilitatDstatikPstabilitatVspannung
4
3
2
X1X2STTYPE:3TX20NWUV
o n
1
S1S2GeneratorklemmenDrehrichtungrechtsfeldgeneratorwicklungAnschlussplanmitVersorgungs-spannungsausderGeneratorphaseP2P1Statik-wandler3TX20_2.cflWVU10Kohmoderbrucke
-Anwesenheit eines Selbsterregerschaltung
-Reglersicherung ist defekt
Kontrolier
-Maschine und Reglerdaten
-Erdschluß in der Generator-, Erreger-, oder Feldwick-
lungen
-Kurzschluß in der Generatorwicklungen zwischen den
Phasen
-Kurzschluß in der Generator-, Erreger-, oder Feldwick-
lungen
-Unterbrechungen in der Generator-, Erreger-, oder Feld-
wicklungen
-Den rotierenden Gleichrichter
In allen fällen das Problem nicht gelöst werden kann ist es Ratsam
einen E-Techniker einzuschalten, oder den Generator in eine Fach-
werkstatt zu bringen.

3TX20-33
HERSTELLERERKLäRUNG
Wir, Hersteller
Elektrotechnisch Wikkelbedrijf EMRI b.v. te Ede
Morsestraat 10, 6716 AH , Ede, Niederlande
Erklären das das Produkt :3TX20
-keinen intrinsieke Funktion hat und bestimmt ist in einen
Generator eingebaut zu worden, auf welche die folgende
Vorschriften Beziehung haben:
89/336 EEG (EMC Richtlinie )
72/23 EEG (Vorschrift für Niederspannungsanlage )
89/392 EEG (Maschinen Richtlinie)
und deshalb von der Hersteller nicht zertifiziert worden kann.
-EMRI erklärt das der Spannungsregler wenn gebraucht in-
nerhalb der Spezifikationen dieses Reglers die nachstehen-
den Richtlinien entsprecht:
-NEN EN 50081-2, Elektromagnetische kompatibilität, emis-
sion, Industriëler umgebung
-NEN EN 50082-2, Elektromagnetische kompatibilität,
immunität, Industrieller umgebung
Die Niederlande, Ede, 1 januari 1997
Elektrotechnisch Wikkelbedrijf EMRI b.v.
H. Duismann
Direktor
3TX20-34
B.V. Elektrotechnisch wikkelbedrijf E.M.R.I.
Morsestraat 10
6716 AH, Ede, Netherlands
Tel: (+31) 0318-620427
Fax: (+31) 0318-634615
email: [email protected]
www.emri.nl
Other manuals for 3TX20
1
Table of contents
Languages:
Other EMRI Controllers manuals
Popular Controllers manuals by other brands

Ingersoll-Rand
Ingersoll-Rand ST150 Series Maintenance information

Sound Acoustics
Sound Acoustics SA-VC10 owner's manual

Extron electronics
Extron electronics RAC 104 user manual

Licht
Licht MFC-200/P Technical manual

Eclipse
Eclipse EC1020M user guide

Interpump Group
Interpump Group Pratissoli RA2 operating instructions