
8
6. HET GEBRUIK VAN DE MACHINE
Het gebruik van de opbouwblower bestaat uit de volgende stappen die gedetailleerd
beschreven worden in de onderdelen hierna.
6.1Aansluiten van de machine
Controleer de machine op beschadigingen en bevestig de opbouwblower achter de
tractor zoals beschreven in de veiligheidsinstructie (4.2 en 4.3). Het is raadzaam om
een test met schoon water uit te voeren om te kijken of alle onderdelen goed werken.
Deze test moet uitgevoerd worden als de machine enige tijd niet is gebruikt.
6.2Tank vullen en het mengen van het gewasbeschermingsmiddel
Om het waterleidingnetwerk te beschermen mag de tank enkel gevuld worden met vrij
uitstromend water en de vulslangen mogen niet in contact komen met chemicaliën.
Gebruik handschoenen en was regelmatig uw handen. Vullen vanuit een
waterreservoir of sloot m.b.v. onderdruk van de pomp en een aanzuigslang, kan bij
de meeste spuitmachines als optie. Waterhoeveelheden dienen zorgvuldig te worden
afgemeten en de tank mag slechts gevuld worden tot de nominale capaciteit (zie 2.2)
Vul de tank eerst met 50% van de te gebruiken hoeveelheid water. Hierna de correcte
hoeveelheid desinfectiemiddel toevoegen en de tank afvullen met de overgebleven
50% water. Na het sluiten van de tankdeksel wordt de vloeistof geroerd door de
afsluiters (5 & 6) van de drukverstuivers (2), de afsluiter menginjecteur (8) te openen,
de omloopafsluiter (9) te sluiten en de PTO-as te laten draaien, zie vloeistofcircuit Fig #
blz. 11. Zo wordt de pomp in werking gezet en stroomt het water gedeeltelijk door de
roerkop en gedeeltelijk door de retourleiding terug in de tank. Laat het geheel 3 tot 5
minuten roeren. Na deze 3 tot 5 minuten de afsluiter menginjecteur (8) sluiten en
omloopafsluiter (9) geheel openen.
6.3Aanvang van de bespuiting
Wanneer u aankomt op het punt waar de bespuiting moet beginnen:
Machine is uitgerust met een uitschakelbare tandwielkast voor de aandrijving van
de ventilator, zet de hendel in de stand waardoor de ventilator wordt
aangedreven
Schakel hierna de aftakas in tot max. 540 omw.min
Stel de drukregelaar in op de exacte druk die nodig is voor de berekende afgifte
per minuut voor de spuitdoppen die u hebt gekozen.
Open de sproeikleppen met de afstandsbediening en start u gelijktijdig het
spuiten door het accelereren naar die rijsnelheid, zoals gebruikt in uw berekening.
Controleer regelmatig de manometer voor de correcte druk en of het sproeipatroon
regelmatig blijft. Indien dit niet zo is stop met spuiten, controleer en maak de spuitdop
die niet goed spuit schoon. Gebruik handschoenen en was uw handen.