5
Disposition d‘essieux B‘B‘
Longueur hors tampons 12 100 mm
Vitesse maximale 100 km/h
Poids en ordre de marche 62 t
Puissance nominale 993 kW (1350 CV)
Année de construction 1958
Asopstelling B‘B‘
Lengte o. buffers 12 100 mm
Maximumsnelheid 100 km/h
Dienstmassa 62 t
Nominaal vermogen 993 kW (1350 pk)
Bouwjaar vanaf 1958
Informations concernant la locomotive réelle
En 1958, la Deutsche Bundesbahn commença à mettre en
service les locomotives dieselshydrauliques polyvalentes de
la série V 100. Celles-ci étaient destinées notamment à rem-
placer les locomotives à vapeur sur les lignes secondaires
et rendre rentables les trains de voyageurs sur ces lignes.
Elles pouvaient également remorquer de lourds trains de
marchandises à une vitesse maximale de 60 km/h.
Les locomotives étaient équipées de moteurs provenant
des firmes Maybach, MAN et Daimler-Benz. Compte tenu
de l‘utilisation permanente de la transmission Voith, les
moteurs pouvaient être mutuellement échangés. A partir de
1962, les machines furent équipées de moteurs plus puis-
sants et par conséquent numérotées dans la série V 100.20.
Lors de l‘informatisation unifiée de la numérotation des
véhicules ferroviaires, ces locomotives furent désignées
BR 211 (V 100.10) et BR 212 (V 100.20). Quelques-unes dotées
du singulier freinage hydrodynamique furent numérotées
dans la série 213.
Informatie van het voorbeeld
In het jaar 1958 begon de Deutsche Bundesbahn met de
indienststelling van de dieselhydraulische multifunctionele
locomotieven van de serie V 100. Die moest o.a. de stoom-
locs voor de zijlijnen aflossen en het reizigerstreinbedrijf
op zijlijnen rendabel maken. Ook zware goederentreinen
konden met maximaal 60 km/h gereden worden.
De locomotieven worden met motoren van Maybach,
MAN of Daimler-Benz uitgevoerd. Omdat echter steeds de
overbrenging van Voith gebruikt werd, konden de motoren
onderling uitgewisseld worden. Vanaf 1962 werden de
locomotieven met sterkere motoren geleverd en tegelijk als
V 100.20 aangeduid. Bij de omschakeling op computernum-
mers werden de machines vervolgens als BR 211 (V 100.10)
en BR 212 (V 100.20) opgenomen. Enkele met een bijzondere
hydrodynamische rem voor steile trajecten uitgeruste
machines werden als BR 213 ingedeeld.
