Tulip POLYMAT 400 CH User manual

POLYMAT 400 CH
POLYLINER F1
HANDLEIDING
OPERATOR'S MANUAL
LIVRET DE MISE EN ROUTE
BETRIEBSANLEITUNG
H-HV.010.1100

HANDLEIDING
POLYMAT 400 CH
POLYLINER F1
Hhn010-a.chp
CULTITERRA®, ROTERRA®, POLYLINER®, POLYMAT®en POLYTRONIC®zijn geregistreerde merk-
namen waarvan het uitsluitend gebruiksrecht toekomt aan ondernemingen van de PEETERS Industries.
©2000. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van PEETERS LANDBOUWMACHINES BV.


INHOUDSOPGAVE ...................................................................................................... pagina
VOORWOORD .................................................................................................................. 5
GARANTIEBEPALINGEN ................................................................................................ 5
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE.......................................................... 5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN................................................................................... 6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGSSTICKERS OP DE MACHINE............. 7
1 INLEIDING .................................................................................................................... 8
2 AANKOPPELEN........................................................................................................... 9
2.1 Aankoppelen van de POLYMAT zaaimachine ............................................... 9
2.2 Aankoppelen van de POLYLINER fronttank ................................................. 10
2.2.1 Aankoppelen koppelingsas................................................................. 10
2.2.2 Aankoppelen hydrauliek...................................................................... 11
2.2.3 Aansluiting op trekker.......................................................................... 11
2.3 Aansluiten POLYTRONIC regelsysteem ....................................................... 12
2.4 Overige handelingen........................................................................................ 12
3 TRANSPORT............................................................................................................... 13
4 AFSTELLEN VAN DE COMBINATIE ........................................................................ 14
4.1 Afstellen van de markeurs .............................................................................. 14
4.1.1 Afstellen van de markeurlengte ......................................................... 14
4.1.2 Afstellen van de markeurschijven...................................................... 14
4.2 Instellen van de doseerinrichting ................................................................... 15
4.3 Instellen van de zaadhoeveelheid.................................................................. 15
4.4 Instellen van de zaaidiepte ............................................................................. 16
5 AFDRAAIPROEF ........................................................................................................ 17
6 WERKEN MET DE COMBINATIE............................................................................. 18
6.1 Ventilatortoerental ............................................................................................ 18
6.2 Bediening van de markeurs ............................................................................ 18
6.3 Rijsnelheid......................................................................................................... 19
6.4 Gebruik van de POLYTRONIC regelsysteem ............................................... 19
6.5 Aanvang van het werk ..................................................................................... 20
6.6 Stoppen in een werkgang................................................................................ 20
6.7 Keren op de kopakker...................................................................................... 21
7 AFKOPPELEN............................................................................................................. 22
7.1 Afkoppelen van de POLYMAT®van de ROTERRA®/CULTITERRA®....... 22
7.2 Afkoppelen van de combinatie ....................................................................... 22
7.3 Afkoppelen van de POLYLINER fronttank .................................................... 23
8 ONDERHOUD ............................................................................................................. 24
8.1 Onderhoud na gebruik ..................................................................................... 24
8.2 Smering.............................................................................................................. 24
8.3 Periodiek onderhoud........................................................................................ 25
Bijlagen
A STORINGEN ..................................................................................................... 27
B TECHNISCHE GEGEVENS ............................................................................ 28
C.1 SCHEMA HYDRAULISCHE AANSLUITINGEN POLYMAT®....................... 29
C.2 SCHEMA HYDRAULISCHE AANDRIJVING POLYLINER FRONTTANK .. 29
D.1 ACCESSOIRES POLYMAT ZAAIMACHINE.................................................. 30
D.2 ACCESSOIRES POLYLINER FRONTTANK ................................................. 31
E INSTELTABEL................................................................................................... 32
3


VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de
machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met werk-
zaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen
in het geding is worden aangegeven met een gevaren-
driehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg deze
instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg kun-
nen hebben als deze niet, of niet goed worden opgevolgd,
worden aangegeven met een uitroepteken in de kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan
onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting
behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn.
Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de stan-
daard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast
aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan
continue ontwikkeling en innovatie.
De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in
deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik bin-
nen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een
defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik-
king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde
instrukties niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd.
De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming- werk-
zaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje van de POLYMAT zaai-
machine bevindt zich op de steun van de kouterbalkcilinder;
van de POLYLINER fronttank op het hoofdframe.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder-
delen het type- en serienummer van uw machine.
Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
5
!
POLYMAT POLYLINER
Typenummer
Serienummer

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Neem de navolgende veligheidsvoorschriften in acht
alvorens de machine in gebruik te nemen;
• Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
• Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met in-
begrip van de in de handleiding vermelde en op de
machine voorkomende instructies.
• Bedien de machine op veilige wijze.
• De machine mag alleen worden bediend door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
• Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
• Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en bescher-
mingsvoorzieningen altijd op de bestemde plaats zijn
aangebracht.
• Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
• Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende
delen stilstaan alvorens te beginnen met afstelling,
reiniging of smering van de machine.
• Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine
niemand in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat
iedereen ver uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien
langs een weg of nabij of op sportvelden, etc. gewerkt
wordt.
• Gebruik een trekker met een cabine.
• Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
• Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
• Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens, in-
dien vereist.
• Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
• Gebruik uitsluitend originele onderdelen.
• Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau-
lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
• Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
• Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon,
zodat ze altijd goed leesbaar zijn.
6

VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS-
STICKERS OP DE MACHINE
• Lees eerst de handleiding voordat u met de machine gaat
werken. Neem alle instructies en veiligheidsvoorschriften
in acht.
• Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas.
Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
7

1 INLEIDING
De TULIP POLYMAT 400 CH zaaimachine is pneumatisch
en kan worden gebruikt in combinatie met een opklapbare
ROTERRA / CULTITERRA eg, welke een werkbreedte
hebben van 4 meter. De combinatie vormt een compact
geheel, met het zwaartepunt dicht achter de trekker.
Met de POLYMAT zaaimachine kunnen de meeste zaden met
een afmeting tussen de 1 en 10 mm worden gezaaid.
Vanuit de doseerinrichting van de fronttank wordt het zaad
naar de verdeler van de POLYMAT zaaimachine geblazen.
De TULIP POLYLINER F1 fronttank heeft een ventilator en
enkele doseerinrichting (fig. 2). Het cellenrad van de doseer-
inrichting wordt aangedreven door een elektrische motor. De
draaisnelheid wordt bepaald door de impulsen van de sensor
op het door de grond aangedreven stappenwiel. Hierdoor is
de dosering afhankelijk van de rijsnelheid.
De ventilator zorgt voor de luchtstroom die de zaden naar de
verdelers van de POLYMAT zaaimachine voert.
Door de wervelingen in de luchtstroom, die onstaan in het
geribbelde gedeelte van de stijgbuis onder de verdeler,
worden de zaden gelijkmatig over de slangaansluitingen
verdeeld. Hierdoor wordt een goede zaadverdeling over de
gehele werkbreedte verkregen, ook bij het inzaaien van een
hellend perceel.
De POLYLINER F1-POLYMAT 400 CH combinatie is uitge-
rust met een TULIP POLYTRONIC EV- of EVS regel-
systeem.
8
1
2

2 AANKOPPELEN
2.1 Aankoppelen van de POLYMAT
zaaimachine
Koppel de ROTERRA rotorkopeg of CULTITERRA eg
achter de trekker (zie machine handleiding).
Koppel de POLYMAT zaaimachine als volgt aan de
ROTERRA / CULTITERRA eg:
• Bevestig de gaffels (4x) van de koutervelden aan de
steunbalk van de pakkerrol (fig. 3).
• Bevestig de hydraulische cilinders (2x) aan de bevesti-
gingssteunen van de POLYMAT zaaimachine, met behulp
van de bevestigingspennen (fig. 4).
• Sluit de hydraulische slangen van de cilinder, voor het
heffen van het kouterveld, aan op een dubbelwerkend
ventiel met zweefstand. Voor meer informatie zie bijlage
C1 “Schema hydraulische aansluitingen Polymat zaai-
machine”.
• Sluit de sensorkabel aan van de rechter hydraulische
cilinder. Stel de sensorhoogte in volgens de aanwijzing op
de sensorhuis zelf (luchtspleet max. 10 mm).
• Bevestig het paddestoel frame aan de eg met behulp van de
drie bevestigingspennen en borging (fig. 5).
Sluit de luchtslang aan op de doorvoerbuizen op de trekker.
• Zet de steunpoten van de POLYMAT koutervelden om-
hoog (positie fig. 23).
9
3
4
5

2.2 Aankoppelen van de POLYLINER
fronttank
Monteer een ISO-snelkoppelbok in de fronthefinrichting
(fig. 6). Let daarbij op het volgende:
• De topstang en hefarmen moeten een starre verbinding
tussen de trekker en de snelkoppelbok vormen.
Geen topverbinding gebruiken die een vrije beweging
(door bijvoorbeeld een sleufgat) toelaat.
• Zet de hefarmen vast, zodat geen vrije pendelbewegingen
mogelijk zijn. Eventuele vrije ruimte in vanghaken op-
vullen.
De snelkoppelbok moet bij het heffen recht omhoog gaan,
zonder naar achteren te kantelen. Dit wordt bereikt als de
topstang op een zodanige positie aan de trekker wordt
bevestigd, dat deze evenwijdig aan de hefarmen staat.
• Rij voorzichtig achter de POLYLINER fronttank en koppel
deze aan.
• Borg de vergrendeling van de snelkoppeling met de
daarvoor bestemde borgpen (zie inzet).
De ventilator wordt afhankelijk van de uitvoering met een
koppelingsas (zie “2.2.1 Aankoppelen koppelingsas”) of een
hydromotor (zie “2.2.2 Aankoppelen hydrauliek”) aange-
dreven.
2.2.1 Aankoppelen koppelingsas
Alvorens aan te koppelen:
• Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
• Monteer de koppelingsas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere trekker de minimale en maximale overlapping van
de ashelften (Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie).
Bevestig de veiligheidskettingen van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker en POLYLINER fronttank.
10
6
!
!

2.2.2 Aankoppelen hydrauliek
De hydraulische aandrijving van de ventilator is geschikt
voor verschillende hydraulische systemen voor trekkers nl.
een;
• Open systeem met een tandwielpomp met vaste olie-
opbrengst
• Gesloten systeem met een plunjerpomp met variabele
olieopbrengst.
Door het open of dicht draaien van de kraan A (fig.7) op het
regelblok onder de hydromotor van de ventilator, is de
aandrijving in te stellen voor een open of gesloten hydrau-
lisch systeem.
• Open systeem (tandwielpomp): draai de kraan A open
(uiterst linksom).
• Gesloten systeem (plunjerpomp): draai de kraan A dicht
(uiterst rechtsom).
• Wanneer getwijfeld wordt aan het type hydraulisch sys-
teem van de trekker, neem dan contact op met de dealer
van de trekker.
• Een verkeerde instelling van de aandrijving kan voor
grote schade in het hydraulisch systeem zorgen.
2.2.3 Aansluiting op de trekker
De hydraulische aandrijving dient als volgt op de trekker te
worden aangesloten:
• De persleiding moet op een gewoon ventiel van de trekker
worden aangesloten.
De retourleiding moet op een drukloze retour [(minder
dan 500kPa (5 bar)] van de trekker worden aangesloten.
Wanneer de retourleiding op een trekkerventiel en/of een
leiding met een te kleine diameter wordt aangesloten, kan
schade aan de hydromotor optreden.
• Regel de oliestroom met de draaiknop B (fig. 7) zodanig af,
dat de ventilator met een toerental van minimaal
3000 omw/min en maximaal 3500 omw/min draait.
Het motortoerental dient op werktoerental te worden
gebracht. Met draaiknop B moet dan het ventilator-
toerental zodanig worden aangepast, dat het toerental net in
het werkgebied valt, en door het POLYTRONIC regel-
systeem geen alarm voor te laag of te hoog toerental
gegeven wordt.
11
7
B
A
!
!

2.3Aansluiten POLYTRONIC
regelsysteem
Sluit de POLYTRONIC regelsysteem aan.
Voor meer informatie zie de handleiding
“POLYTRONIC EV of POLYTRONIC
EVS”.
2.4Overige handelingen
• Sluit de luchtslangen aan op de doorvoerbuizen.
• Hef de POLYLINER fronttank van de grond en zet de
steunpoten in de horizontale stand (fig. 9).
12
8
ABC
ED
9

3 TRANSPORT
De combinatie POLYMAT zaaimachine/ROTERRA- of
CULTITERRA eg met een POLYLINER fronttank kan met
de trekker worden getransporteerd.
Voer de navolgende handelingen uit;
• Hef de kouterbalk en de markeurs op met de hydraulische
bediening.
• Volg de aanwijzingen in de handleiding van de
ROTERRA-/CULTITERRA eg in dit hoofdstuk op, voor
het in de transportstand brengen. De POLYMAT zaai-
machine klapt daarbij gelijktijdig met de eg op.
• Hef de POLYLINER fronttank met de fronthefinrichting.
• Controleer of de steunpoten van de POLYLINER fronttank
opgeklapt zijn (fig. 10).
Deze fungeren in deze stand als beschermbeugel.
Houd bij transport over de openbare weg rekening met de
wettelijk toegestane maximale transportbreedte.
• Breng alle wettelijk voorgeschreven verlichting en waar-
schuwingstekens aan.
• Zorg er bij transport over de openbare weg voor dat de druk
op de vooras voldoende is, en dat de maximaal toegestane
druk op de achteras niet wordt overschreden.
13
10

4 AFSTELLEN VAN DE COMBINATIE
4.1Afstellen van de markeurs
4.1.1 Afstellen van de markeurlengte
De markeurs maken een spoor in het midden van de volgende
werkgang (fig. 11).
Bereken de markeurlengte met onderstaande formule:
M=12(W+R)
M = afstand tussen de sporen van de buitenste kouter en de
markeurschijf
W = werkbreedte
R = kouterafstand
Voorbeeld:
POLYMAT 400 CH zaaimachine (32 zaaikouters):
R= 12,5 cm (400/32)
M = ½ (400 + 12,5) = 206,25 cm
Stel de markeurlengte zodanig af dat (het midden van) het
spoor van de markeurschijf op de afstand M vanaf de
buitenste kouter ligt.
Wanneer kouters door middel van een verdeeldeksel om en
om zijn afgesloten, moet de afstand M worden berekend met
onderstaande formule:
M1 = ½ (W+R) + R, = afstand tussen de sporen van de open
buitenste kouter en de markeurschijf
M0 = ½ (W+R) - R, = afstand tussen de sporen van de
afgesloten buitenste kouter en de markeurschijf
4.1.2 Afstellen van de markeurschijven
De mate van spoorvorming door de markeurschijf is afhan-
kelijk of deze meer of minder scheppend staat (fig. 12).
Op lichte grond geeft een sterk scheppende stand A in het
algemeen een goed zichtbaar spoor.
Op een harde ondergrond kan met een scherpere afstelling B
worden volstaan.
Draai de borgbout los en verdraai de gebogen as van de
markeurschijf om de schijf meer of minder scheppend in te
stellen.
14
11
12
AB

4.2Instellen van de doseerinrichting
Met de POLYMAT zaaimachine kunnen zaden met een
afmeting tussen de 1 en 10 mm worden gezaaid. Voor fijn
zaad heeft de doseerinrichting een fijn zaad instelling.
In de tabel (zie bijlage E “Insteltabel”) worden van een aantal
zaadsoorten de opbrengsten in kg/ha gegeven, afhankelijk
van de instelling van de doseerinrichting.
Tevens is deze insteltabel als sticker op de POLYLINER
fronttank te vinden.
4.3Instellen van de zaadhoeveelheid
De zaadhoeveelheid die per hectare moet worden uitgebracht
is in te stellen met de spindel A (fig. 13). Hiermee wordt de
celbreedte in de doseerinrichting vergroot of verkleind.
Een waarde “S” uit de insteltabel komt overeen met de stand
van de wijzer “B” op de schaalverdeling.
Als er zich zaad in de voorraadbak en/of het cellenrad
bevindt, mag de wijzer alleen bij een draaiend cellenrad
naar een kleinere waarde worden versteld. Zaden in het
cellenrad worden anders samengeperst en er kan schade
aan de doseerinrichting ontstaan.
• Trek in dat geval de luchtslang weg en hang een emmer
onder de doseerinrichting om het zaad op te vangen.
• Draai de doseerinrichting nu met de spindel weer dicht tot
de wijzer de gewenste waarde volgens de in bijlage E
“Insteltabel” op de schaalverdeling bereikt heeft.
Voor het zaaien van fijne zaden (koolzaad, etc.) moet de
doseerinrichting van stand Normaal (N) naar stand Fijn (F)
worden omgesteld. De diepte van de cellen wordt hierdoor
verkleind.
Ga als volgt te werk:
• Maak de voorraadbak leeg.
Laat het cellenrad ronddraaien totdat alle zaden uit de
cellen zijn afgevoerd.
15
13
A
B
!
!

• Zet de wijzer op nul (0).
• Klap de grendel A (fig. 14) om van stand N naar stand F. De
grendel moet nu in de groef van de zeskante as vallen.
De doseerinrichting mag bij de F instelling niet hoger dan
stand 25 op de schaalverdeling worden ingesteld.
Voor de gewenste hoeveelheid zaad moet bij de lagere
draaisnelheid, het cellenrad verder worden geopend. Bij
kleine hoeveelheden en fijne zaden wordt daardoor een meer
regelmatige vulling van de cellen verkregen.
4.4Instellen van de zaaidiepte
Met de spindelverstelling (fig. 15) kan per veld centraal van
alle kouters, de kouterdruk in gelijke mate worden gewijzigd.
Draai de spindels van de kouterbalken rechtsom om de zaai-
diepte te vergroten en linksom voor een kleinere zaaidiepte.
De kouterdruk kan van elke kouter afzonderlijk (individueel)
worden ingesteld met de ketting aan de trekveer (fig. 16).
Bevestig de ketting met een andere schalm aan de kouter. Een
kleinere kettinglengte geeft een grotere zaaidiepte.
Bij losse grond, kleine rijenafstand en hoge rijsnelheid is het
aan te bevelen de kouterdruk van de voorste kouterrij minder
zwaar in te stellen omdat de zaadrijen door de daarop
volgende kouterrijen met grond worden bedekt.
Vergroot in dat geval de kettinglengte van alle kouters op de
voorste rij met één schalm.
16
14
N
A
F
15
16
!

5 AFDRAAIPROEF
Omdat de uitgebrachte hoeveelheid zaad kan veranderen als
het soortelijk gewicht en/of de grootte van de zaden ver-
andert, is het aan te raden bij de verwerking van elke nieuwe
partij zaad een afdraaiproef uit te voeren.
Voer de proef als volgt uit:
• Schuif de luchtslang onder de doseerinrichting naar voren
(fig. 17).
• Hang een emmer onder de uitstroomopening van de doseer-
inrichting.
• Draai de wijzer van de doseerinrichting naar de waarde die
de insteltabel aangeeft voor de gewenste hoeveelheid of
een waarde die met een eventueel eerder uitgevoerde proef
is bepaald.
Als er zaad in de doseerinrichting zit en u naar een
kleinere waarde moet verstellen, moet u een afdraaiproef
starten en de wijzer op dezelfde manier als beschreven in
“4.3 Instellen van de zaadhoeveelheid” naar de gewenste
waarde draaien terwijl het cellenrad rond- draait.
• Vul de voorraadbak.
• Controleer of de emmer leeg is.
POLYTRONIC regelsysteem:
• Volg de aanwijzingen in de handleiding van het
POLYTRONIC regelsysteem, en voer de optie “Bak legen”
in de programmeermode uit.
• Schuif de luchtslang weer onder de doseerinrichting en
borg deze met de borgpen (fig. 18).
17
17
18
!

6 WERKEN MET DE COMBINATIE
Het is niet toegestaan iemand op de machine mee te laten
rijden.
Wanneer de machine buiten in de regen heeft gestaan kan het
voorkomen dat zich water heeft verzameld in de luchtslang
onder de doseerinrichting.
Schuif de slang naar voren (fig. 19) en verwijder eventueel
aanwezig water.
6.1Ventilatortoerental
De ventilator moet met een aftakastoerental van tenminste
1000 omw/min worden aangedreven.
Wanneer de ventilator met een hydraulische motor wordt
aangedreven, dient met de regelknop (A, fig. 20) het venti-
latortoerental op minimaal 3000 omw/min te zijn afge-
regeld.
• Breng aan het begin van de werkgang het ventilator-
toerental op de vereiste waarde voordat u de kouters laat
zakken.
• Verminder het toerental aan het einde van de werkgang pas
nadat de kouters van de grond zijn gelicht.
• Voorkom dat het ventilatortoerental (tijdelijk) daalt tijdens
het zaaien.
Bij een te laag toerental kan de nauwkeurigheid van de
zaadverdeling nadelig worden beïnvloed en kunnen slangen
gemakkelijk verstoppen, vooral bij grote zaadhoeveelheden
en/of grote zaden.
6.2Bediening markeurs
Bij de bediening van het ventiel voor de markeurs, wordt
afwisselend de linker en rechter markeur uitgezwenkt.
Handel als volgt als niet de gewenste markeur wordt uitge-
zwenkt.
• Zwenk de (verkeerde) markeur voor ongeveer de helft uit.
• Zwenk deze weer in.
• Bedien het ventiel nogmaals. Nu zal de gewenste markeur
uitzwenken.
18
19
20
A

6.3Rijsnelheid
De aan te houden rijsnelheid is afhankelijk van de grond-
soort en de voorbewerking van de grond, met een maximum
van ca. 12 km/u.
Bij ca. 12 km/u draait de elektromotor voor de doseer-
inrichting op maximale snelheid. Wordt de rijsnelheid verder
verhoogd, kan doseringsafhankelijk een alarm worden gege-
ven.
Bij hoge rijsnelheid kunnen de zaden van de voorste kouterrij
gemakkelijk door de achterliggende kouters met veel grond
worden bedekt.
Verminder in dat geval de rijsnelheid of verlaag de kouter-
druk van de voorste kouterrij. Voor meer informatie zie “4.4
Instellen van de zaaidiepte”.
6.4POLYTRONIC regelsysteem
Volg voor het gebruik van het POLYTRONIC regelsysteem
de hiervoor bestemde handleiding. Richt hierbij de aandacht
op de volgende punten;
• De kabel van de jobcomputer op de POLYMAT zaai-
machine dient op het aansluitblok in de trekker te worden
aangesloten (fig. 21).
De kabel van de jobcomputer op de POLYLINER fronttank
moet ook op de trekker worden aangesloten, evenals het
E-LINK bedieningspaneel (EV) of Dronningborg bedie-
ningspaneel (EVS) .
• Bij het aanzetten van het contact wordt tevens het
POLYTRONIC regelsysteem geactiveerd.
• De snelheidssensor is bij de POLYMAT zaaimachine niet
op de doseerinrichting gemonteerd, maar op het stappen-
wiel (fig. 22).
Wanneer de aansluiting van de sensor niet goed is (sensor
niet aangesloten / breuk in kabel / sensor defect), kan geen
afdraaiproef worden uitgevoerd omdat de electromotor van
de doseerinrichting dan niet kan draaien.
• Wanneer de kouterbalk wordt opgetrokken, stopt de elec-
tromotor van de doseerinrichting zodra de werkgangen-
sensor wordt geactiveerd, ook al draait het stappenwiel nog
rond.
• De ventilatorsensor en zaadreservemelder zijn op de job-
computer van de POLYLINER fronttank aangesloten.
19
21
22
This manual suits for next models
1
Table of contents
Languages:
Other Tulip Farm Equipment manuals
Popular Farm Equipment manuals by other brands

Sumo
Sumo Subsoiler Operator's manual and parts list

GREAT PLAINS
GREAT PLAINS Terra Max HT1100-20 System manual

REIST INDUSTRIES
REIST INDUSTRIES RR72 Operator and parts manual

Morris
Morris PROAG 16K PLUS Operator's manual

FIELDKING
FIELDKING Disc Ridger Operator's manual

Civemasa
Civemasa GIC-TL Operator's manual