
INSTALLATIE VAN HET APPARAAT
1. Koppeling van de lengteregelaar van het
touw op een zijhaaksluiting van de gordel
werkplekpositionering volgens EN 358
aansluiten. Het touw rond het element van
de vaste constructie plaatsen en de
koppeling op de andere zijhaaksluiting van
de gordel sluiten – afb. 1. Het element van
de vaste constructie moet op de hoogte zijn
van de riem van de gebruiker of hoger zijn.
De vorm en de constructie van het element
van de vaste constructie moet een vaste
koppeling van het apparaat verzekeren en
mag niet tot toevallig ontbinden leiden. De
minimale statische sterkte van dit element
moet 12 kN zijn. Het touw van het apparaat
moet worden beschermd tegen
beschadiging tijdens contact met een ruw
oppervlak of scherpe randen van het
element waar het touw omheen is geplaats –
afb. 1a.
2. Het apparaat kan ook aan de haaksluiting
van de heupgordels in overeenstemming
met EN 813 of een afzonderlijke haaksluiting
van heupgordel worden gekoppeld – afb. 2
weergegeven. De koppeling van de regelaar
voor de touwlengte moet aan de haaksluiting
van het harnas en de touwkoppeling aan de
verankeringspunt op de taille-hoogte van de
gebruiker of hoger worden aangesloten. De
vorm en de constructie van het element van
de vaste constructie moet een vaste
koppeling van het apparaat verzekeren en
mag niet tot toevallig ontbinden leiden.
Minimaal statisch uithoudingsvermogen van
het verankeringspunt bedraagt 12 kN.
3. Gebruik de regelaar om de touwlengte af te
stellen om een stabiele werkpositie te
krijgen. Bij werk met het apparaat moet het
touw worden gespannen.
a) Verlenging van het touw van het apparaat
Stel de regelknop naar beneden in
de richting van de gebruiker – afb. 3. Door af te
wijken van de vaste constructie de spanning
van het touw e zijn verlenging veroorzaken.
Het vrijlaten van e regelknop veroorzaakt de
vergrendeling van het touw en stopt zijn
verlenging.
b) Verkoren van het touw van het apparaat
Trek het vrije uiteinde in de richting van de vaste
structuur en buig in dezelfde richting
– afb. 4
LET OP: Vooraleer met werk wordt begonnen
en tijdens werk dient men zeker te zijn dat
de verbindingen tussen de afzonderlijke
haakelementen stabiel zijn. De
karabijnhaken moeten gesloten zijn en tegen
toevallig openen beveiligt.
!een persoonlijk beveiligingssysteem mag uitsluitend worden toegepast door personen die zijn geschoold in het gebruik ervan.
!een persoonlijk beveiligingssysteem mag niet worden toegepast door personen waarvan de gezondheidstoestand van invloed kan zijn op de veiligheid
bij dagelijks gebruik of in reddingssituaties.
!er dient een reddingsplan opgesteld te worden dat indien noodzakelijk toegepast kan worden.
!het is verboden om veranderingen aan te brengen in de uitrusting zonder schriftelijke toestemming van de producent.
!eventuele reparaties van de uitrusting mogen uitsluitend worden uitgevoerd door de producent van de uitrusting of een door hem geautoriseerde
vertegenwoordiger.
!het persoonlijke beveiligingssysteem mag niet worden gebruikt voor doeleinden die niet overeenkomen met zijn bestemming.
!het persoonlijke beveiligingssysteem is persoonlijk en dient slechts door één persoon te worden gebruikt.
!zorg ervoor dat alle elementen van het valbeveiligingssysteem op de juiste manier met elkaar samenwerken voordat u het gaat gebruiken. Controleer
regelmatig de koppelingen en de pasvorm van de onderdelen van de uitrusting om te voorkomen dat ze per ongeluk verslappen of losschieten.
!het is verboden om beveiligingssystemen te gebruiken, waarvan de werking van een willekeurig onderdeel wordt gehinderd door de werking van een
ander onderdeel.
!kijk het persoonlijke beveiligingssysteem voor ieder gebruik goed na en controleer of het nog in goede staat verkeert en goed werkt.
!controleer tijdens de inspectie alle elementen van de uitrusting en let vooral op allerlei soorten beschadigingen, overmatig verbruik, corrosie,
slijtageplekken, sneetjes en verkeerde werking. Let bij de volgende onderdelen van de uitrusting met name op:
- bij harnasgordels en riemen voor werkpositionering: gespen, regelelementen, bevestigingspunten (gespen), banden, naden, lussen;
- bij valdempers: bevestigingslussen, band, naden, behuizing, koppelingen;
- bij touwen en geleiders van textiel: touw, lussen, kabelkousen, koppelingen, regelelementen, vlechtwerk;
- bij touwen en geleiders van staal: touw, draad, klemmen, lussen, kabelkousen, koppelingen, regelelementen;
- bij valstopapparaten: het touw of de band, juiste werking van het oprolsysteem en blokkeringsmechanisme, behuizing, valdemper, koppelingen;
- bij lijnklemmen: het lichaam van het apparaat, het goed glijden langs de geleider, werking van het blokkeringsmechanisme, rollertjes, schroeven en
klinknagels, koppelingen, valdemper;
- bij de koppelingen (karabijnhaken): draaglichaam, klinknagelwerk, hoofdsluiting, werking van het blokkeringsmechanisme.
!minimaal eenmaal per jaar, na 12 maanden gebruik, moet het persoonlijke beveiligingssysteem uit gebruik worden genomen om een periodieke
servicebeurt uit te voeren. De periodieke servicebeurt mag worden uitgevoerd door de persoon die bij het bedrijf verantwoordelijk is voor de
veiligheidsuitrusting en die op dit gebied is geschoold. De periodieke servicebeurt kan ook worden uitgevoerd door de producent van de uitrusting of
door personen of bedrijven die zijn geautoriseerd door de producent. Controleer alle elementen van de uitrusting grondig en let vooral op allerlei
soorten beschadigingen, overmatig verbruik, corrosie, slijtageplekken, sneetjes en verkeerde werking (zie het voorgaande punt). In sommige
gevallen, met name wanneer de veiligheidsuitrusting een gecompliceerde constructie heeft zoals valstopapparaten, moeten de periodieke
servicebeurten worden uitgevoerd door de producent van de uitrusting of zijn geautoriseerde vertegenwoordiger. Na uitvoering van de periodieke
servicebeurt wordt de termijn van de volgende servicebeurt vastgesteld.
!regelmatig uitgevoerde periodieke servicebeurten zijn van fundamenteel belang voor de toestand van de uitrusting en de veiligheid van de gebruiker die
afhankelijk is van volledige functionaliteit en duurzaamheid van de uitrusting.
!controleer tijdens de periodieke servicebeurt de leesbaarheid van alle markeringen op de veiligheidsuitrusting (kenmerk van het gegeven apparaat),
!alle informatie over de veiligheidsuitrusting (naam, serienummer, aankoopdatum en datum van ingebruikname, gebruikersnaam, informatie over
reparaties en servicebeurten en uitgebruikname) moet worden vermeld op de gebruikskaart van het gegeven apparaat. Het bedrijf waar de gegeven
uitrusting in gebruik is, is verantwoordelijk voor de notities op de gebruikskaart. De persoon die bij het bedrijf verantwoordelijk is voor de
veiligheidsuitrusting vult de kaart in. Gebruik van een persoonlijk beveiligingssysteem zonder ingevulde gebruikskaart is niet toegestaan,
!bij verkoop van de uitrusting buiten het grondgebied van het land van herkomst is de leverancier van de uitrusting verplicht om de uitrusting te voorzien
van een gebruiksaanwijzing, een onderhoudshandleiding en informatie over periodieke servicebeurten en reparaties in de officiële taal van het land
waarin de uitrusting zal worden gebruikt.
!het persoonlijke beveiligingssysteem moet onmiddellijk uit gebruik worden genomen wanneer er ook maar enige twijfel bestaat over de juiste staat of
goede werking ervan. De uitrusting kan opnieuw in gebruik worden genomen nadat de producent de uitrusting een grondige servicebeurt heeft gegeven
en schriftelijk toestemming verleent tot verder gebruik.
!wanneer het persoonlijke beveiligingssysteem is gebruikt om een val te dempen, moet hij onmiddellijk uit gebruik worden genomen en afgeschreven
(fysiek vernietigen).
!alleen een harnasgordel (conform norm EN 361) is toegelaten als uitrusting voor het vasthouden van het lichaam in een persoonlijk
valbeveiligingssysteem.
!het valbeveiligingssysteem mag uitsluitend vastgemaakt worden aan de bevestigingspunten (gespen, lussen) van de harnasgordel die zijn aangeduid
met een hoofdletter "A". Een markering van het type "A/2" of een halve letter "A" betekent dat het noodzakelijk is dat er twee op eendere wijze
gemarkeerde bevestigingspunten aan vastgemaakt moeten worden. Het is verboden om een beveiligingssysteem vast te maken aan een enkel
bevestigingspunt (gesp, lus) dat is gemarkeerd met "A/2" of een halve letter "A".
!het verankeringspunt (apparaat) voor het valbeveiligingssysteem moet een stabiele constructie hebben en dusdanig gesitueerd zijn dat de kans op een
val wordt beperkt en de vrije valafstand geminimaliseerd. Het verankeringspunt van de uitrusting dient zich boven de werkplek van de gebruiker te
bevinden. De vorm en constructie van het verankeringspunt moeten een permanente verbinding met de uitrusting waarborgen en voorkomen dat hij per
ongeluk losschiet. Wij bevelen het gebruik aan van gecertificeerde en gemarkeerde verankeringspunten voor de uitrusting, conform de norm EN 795.
!u bent verplicht om de vrije ruimte te controleren onder de werkplek waar het persoonlijke valbeveiligingssysteem gebruikt zal gaan worden, om tijdens
het breken van de val botsingen met voorwerpen of een lager gelegen vlak te voorkomen. De vereiste vrije valruimte onder de werkplek kunt u vinden in
de gebruiksaanwijzing van de beveiligingsuitrusting die u van plan bent toe te passen.
!let tijdens het gebruik van de uitrusting goed op gevaarlijke verschijnselen die de werking van de uitrusting en de veiligheid van de gebruiker kunnen
beïnvloeden. U dient met name te letten op:
!in de knoop raken en schuren van de touwen langs scherpe randen, - alle mogelijke beschadigingen zoals sneetjes, slijtplekken, corrosie,
!negatieve werking van klimaatfactoren, - slingerend vallen, - inwerking van extreme temperaturen, - inwerking van chemicaliën, - stroomgeleiding,
!het persoonlijke beveiligingssysteem moet worden vervoerd in verpakkingen die beschermen tegen beschadiging en vocht, bijvoorbeeld in tassen van
geïmpregneerde stof of koffers of kisten van staal of plastic.
ALGEMENE REGELS VOOR HET GEBRUIK VAN EEN PERSOONLIJK VALBEVEILIGINGSSYSTEEM
1
1a
2
4 3