5
Disposition d‘essieux 2‘C1‘ h2
Longueur hors tampons 23 905 mm
Vitesse maximale 130 km/h
Poids en ordre de marche 100,3 t
Puissance nominale 1455 kW (1980 CV)
Construction à partir de 1930
Asindeling 2‘C1‘ h2
Lengte o. buffers 23 905 mm
Maximumsnelheid 130 km/h
Dienstmassa 100,3 t
Nominaal vermogen 1455 kW (1980 pk)
Bouwjaar vanaf 1930
Informations concernant le modèle réel
La locomotive pour trains rapides BR 03 dérivée de la BR 01
a été conçue pour rouler sur les lignes principales acceptant
une charge maximale par essieu de 18 tonnes. Par rapport à
la BR 01, la chaudière, les cylindres et le châssis en barres de
la BR 03 étaient soit plus petits, soit plus légers. Au cours des
années 1930 à 1938, 298 locomotives furent construites en tout
par les firmes Borsig, Krupp, Henschel et Schwartzkopff pour
le compte de la Deutsche Reichsbahn.
A partir de la locomotive 03 136, l‘emploi de freins à mâchoires
plus puissants et de roues plus grandes a permis de relever
la vitesse maximale de 120 à 130 km/h. Quelques locomoti-
ves furent autorisées à rouler à 140 km/h afin d‘assurer des
services spéciaux, par exemple la traction de voitures de
voyageurs en remplacement de rames automotrices SVT. La
plus grande partie des machines a été reprise par la Deutsche
Bundesbahn après la Seconde Guerre mondiale. Au début des
années 60, les 03 furent reléguées à la remorque des trains
directs et omnibus à cause de leur puissance inférieure par
rapport à celle des BR 01.
Les dernières locomotives logées au dépôt d‘Ulm et entre-
temps immatriculées dans la série 003 assurèrent encore du
service à la Deutsche Bundesbahn jusqu‘en 1973.
Informatie over het voorbeeld
De van de BR 01 afgeleide sneltreinlocomotief BR 03 werd
voor hoofdlijnen met max. toegelaten asdruk van 18 ton ont-
wikkeld. In vergelijking met de BR 01 waren ketel, cilinders en
stavenframe kleine resp. lichter uitgevoerd. In de jaren 1930
tot 1938 werden door Borsig, Krupp, Henschel en Schwartz-
kopff in totaal 298 locomotieven aan de Deutsche Reichsbahn
afgeleverd.
Door de inbouw van een schaarblokrem en grotere loopwie-
len vanaf loc 03 163, kon de toegelaten maximumsnelheid van
120 naar 130 km/h verhoogd worden. Enkele locs werden voor
speciale doeleinden, bijv. als locreserve voor de SVT‘s, voor
140 km/h toegelaten. Het grootste deel van de machines kwam
na de Tweede Wereldoorlog naar de DB. Reeds begin jaren
‘60 verhuisden de 03-en naar de personen- en sneltreindienst,
omdat ze qua vermogen niet met de wezenlijk sterkere 01-en
vergeleken konden worden.
Bij de Deutsche Bundesbahn waren de laatste locomotieven
nog bij het depot Ulm tot 1973 als BR 003 in dienst.
