
350-41750 / 350-41751 / 350-41760 / 350-41761 / 350-41780 / 350-41781
3NL
2.1. De plaats van de melder bepalen
2.1.1. Algemene plaatsing
De melder reageert op beweging en warmte in zijn omgeving. Plaats de melder niet in de buurt van warmtebronnen zoals fornuizen,radiatoren,ventilatiesystemen
of bewegende objecten. Dit kan de melder ongewenst activeren (zie fig. 2). Zorg dat er zich geen hindernissen (leidingen, steunbalken …) bevinden tussen de
detector en de personen die gedetecteerd moeten worden.
2.1.2. Montagehoogte
De aanbevolen montagehoogte voor de masters 350-41750, 350-41751, 350-41780 en 350-41781 is 2 tot 3,4 m. Het bereik is afhankelijk van de
installatiehoogte (zie fig. 6).
De aanbevolen montagehoogte voor de masters 350-41760 en 350-41761 is 4 tot 8 m. Voor het bereik van deze melder verwijzen we naar fig. 7.
2.1.3. Bereik
Je kan het detectiegebied uitbreiden door slaves van het type 350-41752, 350-41753, 350-41762 of 350-41763 toe te voegen aan de installatie. Je kan
maximaal tien slaves aan één master koppelen. Let er steeds op dat het maximale stroomverbruik op de DALI-bus niet overschreden wordt. Hierdoor zal je in
sommige gevallen met een kleiner aantal slaves moeten werken (zie § 7). Om een maximale detectie te garanderen, hanteer je in een installatie met meerdere
melders best een overlapping van 30 % (zie fig. 7).
2.2. De melder aansluiten
2.2.1. Algemeen
Sluit de melder aan volgens het aansluitschema (zie fig. 1). Gebruik de bijgeleverde inbouwdoos om de inbouwvarianten 350-41750, 350-41760 en 350-41780
in te bouwen in een verlaagd plafond (zie fig. 5).
Zet de melder pas onder spanning nadat alle kabels aangesloten zijn. Van zodra de melder op de netspanning aangesloten is, zal hij na een opwarmtijd van
ongeveer 40 sec. klaar zijn voor gebruik en zullen alle aangesloten armaturen gaan branden.
De melder werkt nu voor alle aangesloten armaturen als een aan-uit melder (broadcastfunctie). De uitschakelvertraging is standaard ingesteld op 15 min. Je kan
alle armaturen handmatig aan- en uitschakelen met de aangesloten 230V-drukknoppen of met de IR-afstandsbediening (350-41934). Alle 230V-drukknoppen
oefenen dezelfde functie uit. Alle leds (rood, blauw, geel, groen) knipperen elk op hun beurt om aan te geven dat de melder nog niet geconfigureerd werd met
de DALI-setup.
Na adressering en indeling van de armaturen in zones (zie § 2.3) zal de detector werken volgens de fabrieksinstellingen:
Werkingsmodus modus 2 (daglichtregeling en relaisuitgang voor licht aan en uit)
Functie automatisch aan/uit via bewegingsmelder (aanwezigheidsmelder)
Totaal aantal zones 2 daglichtzones en 2 secundaire zones
Luxniveau daglichtzones 300 lux
Tijd 1 (uitschakelvertraging) 15 min.
Tijd 2 (HVAC) 30 min.
Tijd 3 (uitschakelen) 60 min.
Tijd 4 (oriëntatieverlichting) 10 min.
Min/off minimumstand bij voldoende lichtinval
Gevoeligheid hoge gevoeligheid voor alle zones
2.2.2. Een 230V-drukknop aansluiten
Je kan maximaal drie externe 230V-drukknoppen rechtstreeks aansluiten op de melder. Daarnaast kan je ook nog drukknopen met DALI-drukknopinterface
aansluiten (zie § 2.2.3) voor bediening via de DALI-bus.
Als de melder ingesteld staat als afwezigheidsmelder (manueel aan/automatisch uit zie § 2.5), ben je verplicht om een drukknop aan te sluiten om de verlichting
te kunnen aanschakelen. Als de melder ingesteld is als aanwezigheidsmelder (automatisch aan/automatisch uit), is de aansluiting van een drukknop optioneel
aangezien de verlichting automatisch aangeschakeld wordt bij detectie van beweging.
Met een korte druk op de drukknop (0,1 tot 2 s) kan de verlichting op elk moment manueel aangeschakeld worden. De modus (ON of OFF) wordt bij elke detectie
van beweging verlengd en blijft na de laatste detectie van beweging actief tot de uitschakelvertraging verlopen is.
Met een lange druk op de drukknop (> 2 s) dim je het licht op of neer. De geselecteerde dimstand blijft behouden zolang er beweging gedetecteerd wordt, maar
wordt niet opgeslagen (de automatische bijregeling van de lichtintensiteit is niet actief). Van zodra de verlichting opnieuw aangestoken wordt, zal de ingestelde
luxwaarde gehanteerd worden en wordt de automatische bijregeling van de lichtintensiteit opnieuw actief.
Met een zeer lange druk op de drukknop T1 + T2 (> 10 s) kan je de verlichting in de daglichtzone aan- of uitzetten gedurende 2 u, vermeerderd met de
uitschakelvertraging. Na de lange druk op de knop zal de verlichting in de daglichtzone respectievelijk naar het minimum- of het maximumniveau gaan,vervolgens
tweemaal knipperen en nadien 2 u aan of uit blijven. De rode indicatieled blijft continu branden om aan te geven dat de 2 u aan/uit modus geactiveerd is. Druk
opnieuw op de drukknop om deze modus te verlaten.